| |
| |
| |
Aanteekeningen op de wereldgebeurtenissen
Door Mr. J.C. van Oven.
XLIII.
De Franschen aan de Roer.
Het is nu anderhalve maand geleden, dat de Fransche troepen het Roergebied binnenrukten en in dien tijd is gaandeweg de ‘zending der technische commissie van ingenieurs met bijbehoorende beschermende troepen’ overgegaan in een waschechte bezetting. Het ideaal dat menig Fransch staatsman voor oogen gestaan heeft sinds 't duidelijk werd, dat Duitschland de schadeloosstelling waartoe het bij het vredesverdrag werd veroordeeld, niet zou betalen, is daarmee verwezenlijkt: de panden zijn genomen om den nalatigen debiteur tot nakoming te prikkelen. Of de Fransche diplomatie ooit in trouwe gemeend heeft, dat Duitschland de schadeloosstelling wèl zou betalen? En of ze 't gehoopt heeft, dan wel alleen maar gewacht op een aanleiding om het rijke Roergebied te voegen bij het reeds bezette terrein op den rechter Rijn-oever? Wie zal 't zeggen! Maar buiten Frankrijk heeft men nooit begrepen hoe 't mogelijk was te meenen dat de Duitschers de kolossale sommen die gevraagd werden zouden opbrengen, als tegelijkertijd de overwinnaars, steunend op 't verdrag van Versailles, hun de handen
| |
| |
bonden en hen beroofden van een belangrijk deel hunner welvaartsbronnen en middelen om zich te herstellen van de krachtsoverspanning tijdens den oorlog. De wanbetaling schijnt aldus een noodzakelijk gevolg van de houding des schuldeischers zelf, al worden dan zekerlijk door den debiteur niet alle krachten ingespannen om de vordering te voldoen. En zoo moest het ten slotte wel tot de panden-politiek komen: Engeland, dank zij Lloyd George's handigheid, heeft het lang weten tegen te houden, maar toen in dezen zomer zelfs hij de finale mislukking van een conferentie niet meer wist te beletten, Frankrijk zijn ‘vrijheid van handelen hernam’ en kort daarop de man die totdusver althans den schijn van een voortbestaan der Entente had weten te bewaren, moest aftreden, toen hing de bezetting van het Roer-gebied als het Damocles-zwaard boven Duitschland's hoofd en de conferentie in Parijs in 't begin van dit jaar maakte haar onvermijdelijk. Aldus trokken dan 15 Januari de Fransche troepen het Duitsche industriegebied binnen en begon de bezetting, aanvankelijk schuchter en zacht in den vorm, toen, nadat de Duitsche regeering met haar krachtig verzet en het Duitsche volk met de opleving van zijn nationale gevoelens er voldoende aanleiding toe gegeven hadden, krachtig en zonder verder gebruik van fluweelen handschoenen.
Aldus is thans de toestand deze, dat het Roergebied militair bezet en economisch van Duitschland is afgesloten, m.a.w. dat Frankrijk in het bezit is, militair en politiek, van den ganschen linker-Rijnoever met bruggehoofden op den rechterover benevens Duitschland's rijkste steenkolen- en industriegebied. Het oefent deze bezetting uit, geholpen door zijn bondgenoot België, terwijl de Engelsche troepen voorloopig nog een deel van Rijnland bezet houden en daar tot op zekere hoogte de rol van dwarskijkers op zich hebben genomen. Evenwel, het staat zeer te bezien of de Engelschen lang daar zullen blijven en, zijn zij eenmaal vertrokken, dan is datgene wat de Fransche strategen bij den vrede hadden verlangd,
| |
| |
maar dat afstuitte op Amerika's en Engeland's tegenstand, werkelijkheid geworden: de Rijn Frankrijk's militaire grens.
Dit zijn feiten, welke ook de meest eenzijdige vriend van Frankrijk niet zal ontkennen; meeningsverschil kan slechts bestaan over hunne waardeering en bestaat inderdaad, niet alleen tusschen de onmiddellijk daarbij betrokken volken, maar ook in Engeland, in Amerika, ook onder ons volk. Er zijn er die meenen, dat Frankrijk doet waar het recht toe heeft, ja waartoe het met 't oog op zijn veiligheid verplicht is, omdat het maatregelen moet nemen tegen een militair herstel van Duitschland en tegen het toekomst-schrikbeeld van een vereeniging van Duitschland en Rusland. De waarborgen tegen dit gevaar zouden volgens 'tgeen tijdens het maken van 't vredesverdrag afgesproken was, gelegen zijn in een militair Amerikaansch-Britsch-Fransch verbond en 't was alleen op grond van deze Engelsch-Amerikaansche toezeggingen, dat de Fransche vertegenwoordigers afzagen van hun eisch, dat de Rijn Frankrijk's militaire grens zou worden: Amerika kwam deze toezegging niet na, Engeland trok zich eveneens terug en Frankrijk oefent derhalve slechts zijn recht uit wanneer het nu doet wat het toen naliet. Bovendien komt Duitschland zijn verplichtingen niet na en de beste manier, om iemand die zijn verplichtingen niet nakomt te dwingen, is, reeds sinds voor-historische tijden, een pand van hem te nemen en vast te houden totdat de verplichtingen wel nagekomen worden of, bij gebreke daarvan, ten eigen bate te gebruiken. Eindelijk hebben de Duitschers zich nog zooveel te minder te beklagen omdat zij zelf als zij in Frankrijk's omstandigheden waren, nog veel pootiger zouden optreden en omdat 't hun eigen geld-magnaten zijn die de betaling der schulden saboteeren, hun rijkdommen in het neutrale buitenland hebben ondergebracht en de regeering in Berlijn beletten, hooge belastingen te heffen ten einde bij hen de penningen te halen waarop
| |
| |
de Franschen recht hebben voor het herstel der door de Duitschers aangerichte verwoestingen.
Aldus in 't kort de motieven van hen die de Fransche actie goedkeuren en die hopen en verwachten dat zij de Duitsche ‘Schwerindustrielle’ murw zal maken en Frankrijk de schadeloosstelling binnen brengen...... waarop dan de panden losgelaten zullen worden? Het schijnt vanzelf sprekend, maar komt in conflict met de wenschen van hen die juist dank zij de bezetting van Rijn- en Roer-gebied Frankrijk hopen te beveiligen en ziedaar het eerste punt waarop zij die de Fransche politiek afkeuren deze aanvallen: ze is innig inconsequent, want ze wil wel, dat Duitschland zich herstelt op zulk een wijze dat het de schade vergoedt, maar ze vreest dit herstel tegelijkertijd, want alleen een sterk Duirschland zal hiertoe in staat zijn en een sterk Duitschland is juist datgene wat met alle middelen vermeden moet worden. Het was niemand minder dan Bonar Law, de Britsche premier, die dezer dagen dit verwijt tot den Franschen bondgenoot richtte. Maar afgezien hiervan, de meening dat de Roer-bezetting de Duitsche geld-mannen murw zal maken en Frankrijk geld in de schatkist brengen, wordt uiterst onwaarschijnlijk geacht en men wijst erop dat, terwijl vóór de bezetting dagelijks een groot aantal kolen- en kooks-treinen uit het Roergebied Frankrijk binnenrolden, er thans bijna geen meer binnenkomen. Het middel derhalve zou nog erger zijn dan de kwaal, en Frankrijk, zelfs al had het 't zuiverste recht ter wereld om op deze wijze zijn vordering af te dwingen, zou daarmee toch averechtsch handelen, omdat het zijn doel niet bereiken kan en zal. Men ontkent bovendien dit recht, meent, dat Frankrijk aan het feit dat de Vereenigde Staten zich onttrokken hebben aan de toezegging van een verbond geen bevoegdheid ontleent om Duitschland harder te behandelen dan het verdrag van Versailles, zooal niet naar de letter dan toch zeker naar de bedoeling, toelaat. En eindelijk en vooral is men van oordeel, dat de methode die nu door Frankrijk gevolgd wordt het herstel van de
| |
| |
geordende samenleving en van een dragelijk economisch leven in ons werelddeel allerbedroevendst tegenhoudt, daar de nationale hartstochten, die in vier jaar tijd gaandeweg ietwat tot rust gekomen waren, weer hoog zijn opgevlamd en daar in Duitschland, dat zich geschikt had in de rol van verslagene, de geest van verzet tegen het verdrag is wakker geroepen en de gevaren voor 't zij een revolutie van rechts 't zij een chaos als in Rusland aanmerkelijk vergroot zijn.
Zoo ongeveer de gedachtengang van hen, die op de hoogte van den toestand, dezen naar gelang van hun smaak, sympathieën en meeningen beoordeelen. De ‘man in the street’ echter beziet de zaak, als wij 't wel hebben, eenvoudiger: hij beschouwt de bezetting van het Roergebied als ‘'n gemeene streek’, als het trappen van een weerloozen verslagene door een goed gewapenden tegenstander en de overwegingen die wij hierboven neerschreven en die voor een minder simplistisch oordeelend mensch het Fransche standpunt niet zoo volkomen onverdedigbaar maken zeggen hem even weinig als indertijd al de Duitsche spitsvondigheid en geleerdheid, ten toon gespreid om de misdaad der Belgische neutraliteitsschennis te verdedigen. Evenmin als destijds dit Duitsche sophisme eenigen vat had op den Hollandschen zin voor recht, zoodat alleen 'n handvol pro-Duitschers zich liet bepraten dat het doodschieten van de burgers in Dinant of de schanddaad der deportatie van Belgische burgers geen hemeltergende misdaden waren, omdat Duitschland in noodweer België binnenrukte en daarom de Belgische regeering en bevolking hen rustig hadden behooren te laten doortrekken om Frankrijk binnen te vallen, evenmin kan het nuchtere Hollandsche verstand nu verstaan, dat het geen onrecht zou zijn eenige millioenen arbeiders onder vreemde heerschappij te brengen, ambtenaren die de bevelen hunner regeering opvolgen tot langdurige gevangenisstraffen te veroordeelen, kortom nameloos leed te brengen over duizenden onschuldigen, omdat de Duitsche regeering de schadeloosstelling niet betaalt
| |
| |
of de groote geldmannen in het Rijnland zich aan den belastingdruk onttrekken. En deze kijk op het gebeurde moge dan al te eenvoudig, te nuchter en te eenzijdig wezen, hij bevat ongetwijfeld een zeer zuiveren kern en evengoed als de algemeene afkeuring der Duitsche wandaden gedurende den oorlog dit land onnoemelijk nadeel heeft berokkend, evengoed geschiedt dit thans ten aanzien van Frankrijk. Men moge daar te lande de houding aannemen alsof men zich hiervan niets aantrekt, op den duur is dit niet vol te houden: ook wie tijdelijk de machtigste is kan zich de weelde niet veroorloven de openbare meening te blijven trotseeren en het moet menigeen in Frankrijk toch wel tot nadenken stemmen als hij leest hoe in het Britsche parlement bij de bespreking van de troonrede en het amendement der liberalen geen stem is opgegaan om de Fransche Roer-actie te verdedigen en hoe de bevriende regeering van Bonar Law tegenover de strafpredicatie welke Lloyd George jegens de Fransche poliek hield, niets anders in het midden bracht dan dat het voor 't oogenblik onwenschelijk en nutteloos zou zijn om zich tegen de Fransche handelwijze te verzetten.
Het behoeft nauwelijks gezegd dat al deze overwegingen in geen enkel opzicht het gejammer en de zoogenaamd edele verontwaardiging der Ludendorff-Helfferich-kliek in Duitschland rechtvaardigen. Want natuurlijk hebben eenigen dezer heeren de schoone gelegenheid niet voorbij laten gaan om in interviews e.d. hun zienswijze te propageeren: dat nu alweer bewezen wordt hoe de eenige wijze waarop Duitschland zich uit de vernedering kan opwerken is dat het zich als één man aaneensluit en front maakt tegen den overweldiger d.w.z. zich op een nieuwen oorlog voorbereidt. Alsof zulk een houding niet terstond Engeland en Frankrijk tot elkander zou brengen, vermoedelijk met Amerika als derde in den bond! En dat juist deze heeren zich zoo bijster verontwaardigd toonen over de rechtsschennis waarvan Frankrijk wordt beschuldigd, het grenst toch waarlijk aan het belachelijke: zij die tegen geen enkele rechtskrenking opzagen waar
| |
| |
het Duitschland's voordeel gold, de verdedigers in theorie en in praktijk van de leer dat macht gaat boven recht! Maar ziedaar nu weer de vloek der booze daad: de Fransche politiek speelt dezen heeren in de kaart, die 't nu niet eens meer noodig hebben om, zooals tot dusver, door sluipmoord hun tegenstanders te bestrijden, nu de Duitsche regeering door de Fransche actie zelf in de door hen gewenschte richting wordt gestuwd.
* * *
Had de Duitsche regeering zich dan niet moeten verzetten tegen de Fransche actie? Den ambtenaren geen bevelen moeten geven om de Fransche maatregelen te dwarsboomen? Een houding moeten aannemen zooals zij ten aanzien van het bezette gebied aan den Rijn heeft aangenomen? Het is uiterst moeilijk te zeggen wat de Duitsche regeering onder de bestaande omstandigheden had moeten doen om groote gevaren te vermijden. Zij staat, reeds sedert vier jaar, tusschen machten die alle veel sterker zijn dan de hare: die van den overwinnaar, van de geld-magnaten en van de arbeiders. Zij beheerscht geen van de drie en kan in al haar moeilijkheden niet anders doen dan van een aantal euvelen het geringste kiezen. Hier heeft ze gemeend zich te kunnen verzetten tegen den buitenlandschen vijand, daartoe hoogstwaarschijnlijk gebracht door de geldmannen en hopend - en terecht voorshands - te kunnen steunen op de macht der arbeiders. Ongetwijfeld is dit hoog spel, waarvan het verliezen Duitschland duur te staan kan komen, maar dat als het gewonnen wordt, het rijk vermoedelijk een eindweegs uit het moeras zal trekken. Voorspellingen zijn hier niet te geven en tusschen verliezen en winnen in staan nog verscheidene andere mogelijkheden, maar wij kunnen toch, steunend op den toestand van thans pogen te voorzien wat de uitslag zal zijn indien de Duitsche regeering haar doel bereikt en wat als de Franschen dezen oorlog-in-vredestijd winnen. Zoo hééft de Duitsche
| |
| |
regeering ten gevolge van haar verzet thans reeds bereikt dat de Franschen voor het oogenblik heer en meester zijn aan Rijn en Roer; dat in het Roergebied het verkeer, zij het dan zeer gebrekkig, onder Fransche leiding hersteld is en dat het land economisch volslagen van het overige Duitschland is afgesloten. De mogelijkheid bestaat, dat de Franschen er in slagen verder te komen, door den lijdelijken tegenstand der arbeiders-bevolking te breken, door geweld jegens hoogergeplaatsten, door druk op de arbeidersbevolking (de levensmiddelenvoorziening!) met 't gevolg dat het Roer-gebied economisch aansluiting vindt aan Frankrijk inplaats van aan Duitschland, in welk geval Duitschland wellicht een schier doodelijke slag zou zijn toegebracht. De mogelijkheid bestaat ook, dat de Duitsche regeering, vóór het zoover is, het hoofd in den schoot legt en de nieuwe Fransche ‘vredesvoorwaarden’ aanvaardt, die dan wel van zulk een aard zouden zijn, dat 't niet veel verschil zou maken met het vorige geval. Daartegenover - en ziedaar de kans waarop het spel gewaagd is - bestaat de mogelijkheid, dat de arbeidersbevolking in het Roer-gebied tot zulke zware offers bereid zal zijn, dat de Franschen ondanks een bezetting van maanden niets bereiken: geen kolen, geen beheersching van het industriegebied in economischen zin, geen schadeloosstelling...... kortom dat het genomen pand noch zelf de schuld opbrengt, noch den schuldenaar brengt tot betaling. Mocht dit de uitkomst wezen, dan zou het een groote overwinning zijn, niet zoozeer voor de Duitsche regeering als wel voor de arbeiders zelf, een overwinning alleen te bereiken dank zij een zeer sterke organisatie en een buitengewone offervaardigheid, die slechts mogelijk zal zijn als gevolg van een grievend gekwetst rechtsgevoel. In de eerste dagen der bezetting heeft 't inderdaad den schijn gehad dat een volslagen verlamming van het sociale leven dezer drie millioen Duitschers de Fransche bedoelingen
zou verijdelen. Later is het twijfelachtig geworden en thans zijn de berichten uit de Roer zoo talrijk, verward en - | |
| |
juist als in den echten oorlogstijd - zoo tendentieus, dat men er geen indruk uit putten kan.
Wacht de Britsche regeering - de aangewezen bemiddelaarster in deze - op een der beide uitkomsten voor ze tusschenbeide komt? Lloyd George heeft dezer dagen haar gesommeerd, haar werkeloosheid te verlaten en het probleem op den weg der arbitrage te schuiven. Maar Bonar Law meende, dat het niet baten zou. 't Is weer als tijdens den oorlog: bemiddeling is onmogelijk zoolang een van de partijen verwacht te zullen overwinnen, en vermoedelijk heeft Bonar Law gelijk en heeft ook deze tragedie nog niet lang genoeg geduurd om de spelers moe te maken. Er zullen nog vele onschuldigen moeten lijden, er zal nog langen tijd arbeidskracht aan de productie onthouden, dus de verarming dezer wereld verergerd worden, eer de strijders de helpende hand van hem die bemiddelen wil, zullen aanvaarden.
Groningen, 22 Febr. 1923. |
|