Onze Eeuw. Jaargang 23(1923)– [tijdschrift] Onze Eeuw– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 356] [p. 356] Verzen Van Morie Metz-Koning. Eenzaamheid. Van alle dingen die de menschen wachten In aardsch verlangen naar gelukkig zijn, Is niets zoo doelloos als 't vergeefsche trachten Naar één te worden door tezaam te zijn. Bij alle vreugden die de menschen derven Is niets zoo zeker als de zekerheid: Alleen te leven en alleen te sterven In eigen pijn van eigen zielestrijd. Er peilen oogen en er tasten handen Die nimmer dringen in der vreemden geest; Die nimmer reiken dan aan zielewanden Waar vreemde smart gekerkerd is geweest. We leven naast elkaar als arme blinden En tasten naar die andren om ons heen. We zoeken andren om onszèlf te vinden In de eenzaamheid van eigen ziel alleen. Ascona, 1922. [pagina 357] [p. 357] De arme. Wend naar mij toe uw moe en droef gezicht Gerimpeld in de dagelijksche zorgen; Verstrakt in nijpende angst om brood voor morgen; Verkrompen in een klein-gekozen plicht. Wend naar me toe uw oogen zonder licht, Kleurloos en dof in kasse' als opgeborgen; Verschuwd in blikken die zich werend worgen In vrees voor àl wat in de toekomst ligt. Reik mij uw eêlte, kromgetrokken handen, Verbruind, vervuild in arbeid zonder lust; Verwrongen in gebeden zonder rust Bij altaars waar gekochte lichten branden, En laat mijn blik van wetend mede-lijden De tempel van uw menschenziel doorwijden. Ascona, 1922. [pagina 358] [p. 358] De volmaakte gave. Wie arbeidt werkt aan zich en wie de kunst Ziet als zijn arbeid werkt zich op tot God. Zijn leven wordt een eng en streng gebod; Een strevend geven zonder ééne gunst. In zijn gedachten, in zijn daden, streeft Hij steeds gedreven door dezelfde trouw, Gelijk in liefde streeft de reine vrouw, In vol geloof aan hem wien zij zich geeft. In hem ziet zij de goddelijke Vlam Die tot een offer heel haar zijn begeert; Die als zijn recht haar gansche zijn verteert Wijl hij van god tot haar op aarde kwam. Zij offert hem haar schoonheid en haar jeugd; Zij leeft alleen, wanneer zijn liefde spreekt; Zij lijkt alleen, wanneer zijn liefde ontbreekt En zelfs dit lijden is haar als een vreugd. Zoo is de kunstenaar; en zóó, gewijd In toegewijde liefde wordt hij groot. Zoo overwint hij 't leven en den dood En heft zijn arbeid op tot eeuwigheid. Wie arbeidt werkt aan zich; en wie de kunst Kent als zijn arbeid nagelt zich aan 't kruis. Hij spreekt ‘Vergeef het hun’, als het gespuis Hem hoont, en neemt hun ‘edik’ als een gunst. Als de Volmaakte Gave, die niets wacht Dan Zelf-verlossing door Volmaakte Daad Sterft hij en Zege is op zijn laatst' gelaat Wanneer hij spreken kan ‘Het is volbracht’. Vorige Volgende