Onze Eeuw. Jaargang 23(1923)– [tijdschrift] Onze Eeuw– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 261] [p. 261] Sonnetten Van C. Loeff. Rust. Mijn leven is als een vergeten gracht, Die zwijgend ligt tusschen de oude boomen, Een zuiver vlak, dat vol de verre droomen Der sterren spiegelt in den diepen nacht. Stil is mijn ziel, want hare rust verwacht Gebeuren noch ontroeringen, die komen In sterk're levens, die als drift'ge stroomen Voortsnellen, vol hartstochtelijke kracht. Die vrede is een lang gewend ontberen, Een kalmte, die verlangen niet meer drijft. Wat 't Lot niet gaf zal 'k niet van 't Lot begeeren: 'k Aanschouw hoe heel de wereld woelt en wrijft, Steeds worst'lend met zichzelf, maar wars wil weren De rust in God, die tot het einde blijft. [pagina 262] [p. 262] Gesprongen. Onzeker leekt de wijn uit wreede wonde Van waardeloos geworden weeldeglas: Gebarsten is de ongerepte, ronde En wijdgewelfde bekerwand, die pas Den blijden wijn omving, maar nu, geschonden, Zijn doel verliest: Door scherp getrokken kras, Nauw zichtbaar voor het oog, wordt bits ontbonden Een eenheid, die zoo zuiv're schoonheid was. Rijk heeft met held'ren tinteltoon geklonken De volle roemer op een blij festijn, Weerspiegelend in duizend felle vonken Het licht der luchteren in schitterschijn. Thans wordt geen vreugd meer uit dit glas gedronken: Uit brooze breuke vloeit de laatste wijn. Vorige Volgende