| |
| |
| |
Aanteekeningen op de wereldgebeurtenissen
Door Mr. J.C. van Oven.
XLI.
Exit Lloyd George. - Vrede in het oosten?
Al is de beteekenis van Lloyd George's heengaan voor de wereldpolitiek op dit oogenblik nog niet te overzien - ook omdat de oorzaken nog gedeeltelijk in het duister liggen - toch mogen we al dadelijk constateeren, dat in dezen tijd, waarin ‘groote figuren’ zoo zeldzaam zijn, ofschoon ze toch zoo goed te gebruiken waren, zijn krachtige, doortastende persoonlijkheid in hooge mate gemist zal worden. Het oogenblik is zekerlijk nog niet gekomen, om uit te maken of hij inderdaad zulk een ‘groote figuur’ is en nog veel minder of zijn werkzaamheid heilzaam is geweest dan wel noodlottig, maar wel zullen we het er allen over eens kunnen zijn, dat wij ons de raadszaal der internationale politiek zonder hem niet goed kunnen voorstellen. Want in al deze jaren, van zijn optreden af als leider van het oorlogvoerende Engeland op het kritiekste moment van den oorlog, in 't najaar van 1916, tot nu toe, was hij de ‘eerste man’, als de Europeesche diplomaten samenkwamen om de, meestal onoplosbare, problemen op te lossen, die eerst de oorlog en toen de vrede stelde. En hij was dat niet alleen omdat hij het machtige Enge- | |
| |
land vertegenwoordigde, maar vooral wegens de macht die van zijn persoonlijkheid uiting, en die te danken was aan zijn onuitputtelijke werkkracht, zijn onverstoorbaar optimisme, zijn praktischen zin, zijn durf, zijn ronduit-spreken wanneer de situatie dit eischte.... kortom aan al die eigenschappen die hem vanzelf op den voorgrond drongen, toen zijn land een uiterst kritiek tijdperk zijner historie doormaakte. Misschien geen ‘groote figuur’, maar dan toch ongetwijfeld een hoogst belangrijke, een waarbij vergeleken de andere op den voorgrond tredende figuren van dezen tijd verbleeken, zelfs Clemenceau, al was deze hem dan de baas op de vredes-conferenties die op het verdrag van Versailles uitliepen.
En zeker is er geen staatsman in welk land ook, die op zulk een lijst van hoogst gewichtige praestaties kan wijzen als deze, die begon met het Engelsche volk te doen begrijpen, dat de onderwerping van Zuid-Afrika een misdaad en een fout was en alsdus mede de wijze politiek tegen de overwonnen Boeren voorbereidde; die als minister Engeland in minimaal korten tijd sociale verzekeringswetten gaf, een ontelbaar aantal stakingen door verstandig overleg wist op te lossen, de macht van het Hoogerhuis knotte, in den oorlog eerst de munitie-aanmaak mobiliseerde en daarna, zooals Clemenceau in Frankrijk, de voortzetting tot de overwinning tot ‘the knock-out’ mogelijk maakte, eindelijk de vredesverdragen voorbereidde en de leidende man werd bij het werk van herstel, dat helaas nog zoo weinig gevorderd is, daarbij in den tusschentijd de Iersche quaestie tot een, zij het dan nog onbevredigende en niet definitieve oplossing, bracht.
Waarom zijn land den zoo moeilijk misbaren laat slippen? Duister zijn de wegen der parlementaire politiek! De coalitie (dat is de samenwerking der twee groote partijen in de Britsche politiek, de conservatieve en de liberale, noodig geworden in den oorlog en door Lloyd George daarna in stand gehouden, om den vrede te veroveren) heeft zich overleefd, - zoo lezen we nu, en dit zal wel juist wezen; maar de eigenlijke oorzaak van
| |
| |
George's heengaan zal wel dezelfde zijn als die alle staatslieden in alle landen, die in den oorlog de leiding hadden, reeds veel vroeger deed aftreden: de krachten die hen tegenwerkten groeiden door de teleurstelling die op den vrede volgde en wisten hen eindelijk ten val te brengen. Maar waarom nu juist? Het is ons niet duidelijk en wij kunnen niet denken, dat de conservatieven zelf, die thans een regeering zullen vormen, meenen in hun gelederen mannen te hebben van Lloyd George's postuur noch dat zij de buitenlandsche staatkunde in 't groot langs andere banen zullen leiden dan hij het deed. In Frankrijk moge men zich dan verheugen, dat de man die gaandeweg en aarzelend was overgegaan tot een politiek welke op tallooze punten met de Fransche in botsing kwam, heengegaan is, botsingen zullen ook in de toekomst niet te vermijden zijn, nu in waarheid de Fransche en de Britsche belangen in de meeste opzichten uiteenloopen.
* * *
Lang zullen we hierover niet in onzekerheid behoeven te blijven, want heel spoedig zal het moeten blijken, of de wijziging in de Britsche regeering haar houding in zake het Oostersche vraagstuk beinvloeden zal. Er is na weken van acuut oorlogsgevaar een periode van rust ingetreden in den Levant, nu de wapenstilstand in Moedania is geteekend en de vredesconferentie in 't begin van November is vastgesteld. Voor 't oogenblik is er vrede in 't oosten en na het teekenen van den wapenstilstand heeft men in Londen en Parijs na langen tijd weer opgeruimd adem gehaald en aan de diplomaten hulde gebracht voor hun werk. In waarheid echter voelt een ieder, dat het onweer slechts voorloopig afgedreven is en dat de nieuwe toestand nieuwe gevaren medebrengt. En al zal dan de nieuwe Britsche regeering misschien niet meer zoo fel staan tegenover de Fransche als Lloyd George het deed, blijkens de befaamde rede in Manchester, die de aanleiding werd tot zijn val, er zijn nog geen aanwijzingen van een frontverandering en ook geen redenen om deze te ver- | |
| |
moeden, zoodat wij in hoofdzaak Lloyd George's standpunt, zooals het dan in Manchester 't meest onomwonden was neergelegd, zullen moeten aanzien voor het Britsche standpunt zonder meer. Even duidelijk is daartegenover het Fransche standpunt uiteengezet door Franklin Bouillon, den Franschen vertegenwoordiger in Moedania, en bij de beoordeeling van den tegenwoordigen stand der Oostersche quaestie zullen wij deze beide opvattingen tegenover elkander te stellen hebben.
Vlak tegenover elkander stonden zij inderdaad, want beide staatslieden schreven zich de eer toe, de crisis zonder oorlog tot een voorloopige oplossing gebracht te hebben: Lloyd George door te verkondigen, dat indien de Britsche troepen hetzelfde gedaan hadden als de Fransche, d.i. den Aziatischen oever der zeeëngten ontruimd hadden, Kemal Pasja naar Europa overgestoken zou zijn en daar ‘den oorlogsvaan geplant’ zou hebben, Franklin Bouillon door recht daar tegen in vol te houden, dat het handjevol Britten aan Dardanellen en Bosporos niets uitgericht zou hebben tegen het Turksche leger in zijn overwinningsroes, zelfs al waren de Franschen niet teruggetrokken uit de stelling van Tsjanak, en dat derhalve Europa 't uitsluitend aan Frankrijk's diplomatieke kunst te danken heeft, dat de Turken Konstantinopel en Adrianopel niet pakten zooals zij het Smyrna gedaan hadden, want Frankrijk was het geweest d.w.z. Franklin Bouillon in eigen persoon, die den geduchten Kemal er toe gebracht had zichzelf te overwinnen en af te blijven van Konstantinopel, dat hij om zoo te zeggen voor het grijpen had.
Natuurlijk kunnen wij hier niet uitmaken welke van beide voorstellingen juist is, al valt 't ons ook moeilijk te gelooven, dat, zooals de Franschen zeggen, de Turken, die sinds twee jaren alle krachten inspannen om Konstantinopel te krijgen en - zie onze vorige aanteekening - sedert meer dan tien jaar het ideaal van een krachtig Europeesch-Aziatisch Turksch rijk najagen, inderdaad alleen door den aandrang der Fransche vrienden bewogen
| |
| |
zouden zijn om van hun eigen hoofdstad af te blijven. Wij zouden zoo zeggen, dat als men een lang gekoesterd ideaal met zóó weinig moeite kan verwezenlijken als naar Bouillon's voorstelling hier het geval was, geen kracht ter wereld iemand van de verwezenlijking kan afhouden. En we kunnen moeilijk anders denken dan dat de zekerheid van met Engeland in oorlog te komen voor 't geval de aanval op Konstantinopel gewaagd werd, zwaar gewogen moet hebben bij de beslissing in het Turksche hoofdkwartier. In zoover lijkt Lloyd George's voorstelling der zaak inderdaad waarschijnlijker dan die van zijn Fransche tegenstanders. Maar nog eens: beoordeelen kunnen wij dergelijke dingen op een afstand natuurlijk niet, wij evenmin als de Fransche journalisten die Lloyd George beklad hebben zooveel zij maar kunnen en de Engelsche beroepspolitici, die hiermee de kans schoon gezien hebben hem nu eindelijk uit den zadel te lichten en luide verkondigen dat hij het land aan den rand van den oorlog gebracht en ten slotte daarmee toch niets bereikt heeft.
Daar over straks nader. Laat ons eerst de situatie eens bezien, uitgaande van de juistheid van Franklin Bouillon's dat is dus van het Fransche, standpunt: dat niet Europa's militaire macht, maar alleen de knappe diplomatie van de Franschen de Turken buiten Europa gehouden heeft. Indien dit inderdaad het geval is, dan is de toestand voor 't oogenblik nauwelijks minder gevaarlijk dan hij was voordat Moestafa Kemal van zijn opmarsch naar Konstantinopel afzag. Want dan heeft hij daarvan naar vanzelf spreekt alleen afgezien omdat hij naar zijn meening de zekerheid verkregen heeft van zonder vechten datgene te verwerven wat hij mét vechten had moeten bereiken, als hij den oorlog voortgezet had. d.i. Konstantinopel, Thracië en de heerschappij over de zeeëengten Zoo zouden dan Asquith en de andere tegenstanders van Lloyd George in Engeland gelijk hebben, dat deze niets bereikt heeft met zijn oorlogsdreigement, maar daarmee zou tevens vaststaan dat ook de Fransche diplomatie zich zonder reden op een succes beroemt, want het is
| |
| |
slechts een geringe kunst om een tegenstander af te houden van een oorlog, wanneer men hem het oorlogsdoel zonder vechten in handen geeft, anders gezegd, wanneer men toegeeft. Voor de rust in Europa is dan echter, zooals gezegd, de toestand nu nauwelijks minder ernstig dan vóór die diplomatieke overwinning der Franschen: ja, het Turksche leger mag dan ietwat bekoeld zijn van zijn overwinningsroes en als het straks Thracië binnenrukt daar op andere wijze huishouden dan het in Smyrna gedaan heeft - het is ons nl. nog immer niet mogelijk te gelooven dat de Grieken de stad zelf in brand gestoken hebben, zooals men in Frankrijk blijft beweren! - en ook is nu de toestand voor de niet-Mohammedaansche inwoners van Thracië 'n beetje minder rampzalig dan wanneer de Turken dadelijk na de overwinning in Azië de zeeëngten waren overgestoken, omdat ze dan vermoedelijk uitgemoord zouden zijn en ze nu konden vluchten en elders misschien wel voor den hongerdood gespaard worden...... dàt alles is dan gewonnen, maar het feit blijft dan toch, dat de Turken een gendarmerie van 8000 man terstond in Thracië mogen leggen waartegen de contrôle der geallieerden tot bescherming der Christelijke minderheden vermoedelijk niet veel zal uitrichten, vooral als het Franschen zijn die deze contrôle uitoefenen, en voorts dat er nog niets bepaald is omtrent het lot van Konstantinopel en de waarborgen van de vrijheid der scheepvaart in Dardanellen en Bosporos. Kort gezegd: zoo de voorstelling van de Franschen juist is, dan komen de Turken terug in Europa, en wel in zeer gewijzigde omstandigheden, nl. niet meer als een macht uit het verleden die gaandeweg aan het vervallen is, niet als de ‘zieke man’ van de politie prenten van voorheen, maar als een geduchte macht, en wie de gevoelens der Jong-Turken - zij zijn immers thans aan het werk - kent, is geen oogenblik in twijfel of het bezit van Thracië is
voor hen slechts voorspel, de heerschappij over Konstantinopel, de volstrekte macht over Dardanellen en Bosporus, hun onmiddellijk doel, het herstel der Turksche
| |
| |
heerlijkheid op den Balkan en buiten Europa (Egypte, Tripoli), hun verder oogmerk. Heeft nu de heer Franklin Bouillon gelijk, en kan West-Europa tegenover deze gevoelens en verlangens slechts de macht der diplomatie stellen, dan is het naar ons voorkomt, vrij droevig gesteld met het lot der Christelijke volkeren in dezen hoek der wereld, vooral omdat de Turken niet eens op zichzelf alleen aangewezen zijn, maar de geheimzinnige macht van Sovjet Rusland voor het oogenblik hun in den rug steun verleent. Zoo bezien zou het Oostersche gevaar voor ons werelddeel in geen tijdperk der wereldgeschiedenis zoo dreigend geweest zijn als het thans is: stel u voor, de Halve Maan in vereeniging met het Communisme, beide vol lust tot expansie en militair machtig, staan op het punt zich op het Christelijke en kapitalistische Europa te werpen en er zou geen ander tegenwicht zijn dan de diplomatieke kunst der West-Europeesche staatslieden.
In waarheid is de toestand niet zoo wanhopig, maar toch wel zeer ernstig, want als de Turken opnieuw tot een machtige factor worden op den Balkan, vinden zij wel degelijk een macht tegenover zich, en wel die van de Slavische volkeren die zooveel eeuwen onder Turksche heerschappij hebben gezucht. De Grieken zijn voor het oogenblik lam geslagen, maar blijven niet machteloos en zullen zich nimmer neerleggen bij het verlies van Thracië, ja zelfs ongetwijfeld weer vechten voor Smyrna en omgeving. Het zoo versterkte en machtig geworden Servië (Zuid-Slavië) sluit zich op den duur ongetwijfeld bij Griekeland aan; Bulgarije zal wellicht een machtig Turkije tijdelijk als vriend gebruiken om verloren terrein te herwinnen, maar is van nature zijn vijand. Roemenië - ook groot en machtig geworden na den oorlog - neemt naar 't schijnt nu reeds voorzorgsmaatregelen. Hongarije kan de gelegenheid schoon zien om zijn ten koste van Roemenië verminkt gebied te herstellen...... Kortom de Turken zullen bij hun streven sterke tegenstanders vinden, ook medestanders, maar in elk geval dreigt
| |
| |
hun wederkomst in Europa heel den Oosthoek van ons werelddeel opnieuw in brand te zetten...... althans indien het Fransche standpunt juist is, dat West-Europa geenerlei machtsmiddelen tegenover de Turken bezit dan die der diplomatie.
Ziedaar de weinig bemoedigende consequenties van Frankrijk's standpunt en wij begrijpen daarom de vreugde der Fransche pers over de voorloopig vreedzame oplossing der Oostersche crisis slecht, tenzij dan de Fransche regeering een middeltje moge bezitten, dat ons, profanen, onbekend is en dat deze geduchte gevaren kan afwenden. Want al mogen dan de verhouding van Turken en Franschen voor 't oogenblik zijn als koek en ei, die Oost-Europeesche volkeren, die door den wederkeer der Turken in Europa bedreigd worden, zijn 't juist Frankrijk's vrienden, anders gezegd, het zijn Frankrijk's belangen die door de Turken in Europa bedreigd worden.
Laat ons thans het Britsche standpunt nader in oogenschouw nemen. Naar Lloyd George's meening heeft de krachtige houding der Britsche regeering, die toen Kemal op de zeeëngten aanrukte, niet als de Fransche, haar troepen uit de stellingen deed vluchten, maar integendeel nieuwe zond en een goed aantal oorlogsschepen liet aanrukken om de actie te land te steunen, den Turk van den Europeeschen oever voorloopig afgehouden. Volgens de Franschen wil hij er niet komen, volgens Lloyd George kan hij het niet, of durft hij niet. Dit geeft een gansch ander en zeer veel troostrijker beeld dan wat Franklin Bouillon schilderde. Helaas zijn er eenige dingen die in de voorstelling niet passen en die door L.G.'s tegenstanders gebruikt zijn als wapenen om den machtigen man te vellen. Want, als het waar is dat Kemal niet kon of durfde, waarom hebben de Engelschen hem dan beloofd binnen een maand Thracië door de Grieken te laten ontruimen en er een Turksche ‘gendarmerie’ - dat woord is kostelijk! - toe te laten van 8000 man? Dat is een offer - aldus Lloyd George - gebracht om het vechten te voorkomen en voorts ter wille van de
| |
| |
vriendschap met Frankrijk. Goed, maar de Turken zullen dan toch weldra hun intree doen in Thracië en hoe zal men hen op den duur buiten Konstantinopel houden als men ze westelijk daarvan toelaat? Hoe hun de heerschappij over de zeeëngten misgunnen als zij in Konstantinopel de baas zijn? Hoe denkt de Britsche diplomatie de gevaren tegen te gaan die voor Oost-Europa moeten ontstaan als de Turken uit Klein-Azië hun legers kunnen recruteeren en die via Thracië in den Balkan zenden? Zoo vroegen de tegenstanders van den Britschen premier, natuurlijk niet de Fransche, want daarmee zouden zij tegelijkertijd de Fransche diplomatie veroordeelen, maar de Engelsche, die deze gelegenheid aangegrepen hebben om aan L.G.'s ministerieel leven een einde te maken. Inderdaad zijn ook wij uiterst benieuwd naar het antwoord op deze vragen, maar wij twijfelen niet of de Britsche diplomatie heeft een plan, volgens hetwelk aan deze bezwaren tegemoet gekomen wordt. De vrijheid der zeeëngten is voor de Engelschen geen fraze, maar een zeer groot belang, een sterk Turkije in Europa een groot gevaar, waartegen op de vredesconferentie die we nu met spanning tegemoet zien, krachtige waarborgen gevonden moeten worden.
Kort gezegd is de situatie, zooals wij haar zien deze: is het Fransche standpunt juist, dan is de overeenkomst van Moedania niets anders dan het voorspel van de terugkomst der Turken in Europa en daarmee van nieuwe enorme gevaren voor de rust van ons werelddeel; indien daarentegen de opvatting van Lloyd George juist is, dan zullen de concessies van Moedania voorloopig weer een schijnmacht der Turken aan de zeeëngten en in Thracië brengen, maar zij zullen dan tegenover de machtsmiddelen der Entente niet in staat tot nieuwe expansie zijn en rustverstoring in het oosten van ons werelddeel, en op den duur zal hun verhuizing naar Azië toch niet te vermijden zijn.
Wat er nu van dit alles komen zal hangt van velerlei omstandigheden af: de houding van Frankrijk ter
| |
| |
vredesconferentie, de vraag of de Grieken binnenkort weer tot machtsontplooiing in staat zullen zijn, de macht van Kemal Pasja, de ontwikkeling van den politieken toestand in Engeland na Lloyd George's val en van nog zooveel meer...... Maar hoe ook bezien, gevaarlijk blijft de niet te miskennen machtsvermeerdering van dit Islamitische volk, dat - ook Asquith wees er weer op dezer dagen - overal waar het geheerscht heeft verval, onderdrukking en ellende gebracht heeft en dat zelfs niet opzag tegen uitmoording van geheele bevolkingen, als 't om het behoud van zijn macht ging. Is het niet ten hemel schreiend, dat in al de beschouwingen van de Europeesche diplomaten en bladen, zelfs van de Engelsche, sinds de Turksche overwinning met geen woord meer gerept wordt over de uitmoording der Armeniërs? Ja, het ‘edelmoedige’ Frankrijk, dat tijdens den oorlog vervuld was van mededoogen voor deze rampzaligen en hun verlossing als een der oorlogsidealen vooropstelde, schijnt hen volledig vergeten te zijn en beschouwt de moordenaars als vrienden.
Groningen, 21 Oct. 1922.
|
|