de examendressuur al te zeer de vorming der studenten tot zelfstandig werkende mannen. Hij was nergens zoo bang voor als voor den doctorandus, die veel geleerdheid heeft verzameld, maar die niet in staat is een eenvoudig vraagstuk zelfstandig op te lossen. In een gesprek, dat ik eens met hem had over het universitair onderwijs bracht hij dit gevoelen zoo kernachtig onder woorden: Geef mij de mislukte studenten, zoo zeide hij, dan krijg jij alle geslaagden van mij cadeau.
Ik heb het voorrecht gehad de laatste jaren met Kapteyn te mogen samenwerken aan de oplossing der vragen, die boven werden besproken. Wat mij daarbij telkens weer getroffen heeft, is het zeldzame vermogen, dat Kapteyn bezat om vooruit te zien, van welken kant men een probleem moet aanpakken, om tot een goed resultaat te komen. Zoodra hij de vraag had gesteld, begon hij ook onmiddellijk aan de oplossing te werken en iets op papier te zetten; zooals hij zelf zeide: ‘laten wij maar beginnen, dan komt de inspiratie vanzelf’ of een andermaal: ‘probiren ist besser als studiren’.
Soms was hij dan op den verkeerden weg, maar hoe spoedig bemerkte hij dit en hoe wist hij profijt te trekken van deze mislukte poging om het middel te vinden, dat tot het doel zou voeren! Had hij eenmaal een besluit genomen, dan ging hij zonder aarzelen verder, hoewel het dikwijls moeilijk te zien was, waarom hij juist van dien weg zich zoo zeker gevoelde.
Samenwerken met Kapteyn was niet gemakkelijk; hij eischte veel en was teleurgesteld, indien het werk niet zoo spoedig gereed was, als hij had gehoopt. Maar het was ook een zeldzaam voorrecht; want wie met Kapteyn in contact kwam, werd voor geestelijk inslapen bewaard. Ook de meest alledaagsche dingen werden door de aanraking met zijn geest tot verrassende werkelijkheden en zaken, die wetenschappelijk ‘uitgemaakt’ waren, wist hij met nieuw licht te overgieten.
Zijn vrienden hebben Kapteyn liefgehad om zijn blijmoedigheid en den eenvoud van zijn hart. Toen de Duit-