Onze Eeuw. Jaargang 22
(1922)– [tijdschrift] Onze Eeuw– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 43]
| |
Het verval van het Turkse rijk als oorzaak van de vernietiging der Armeniërs
| |
[pagina 44]
| |
Ongetwijfeld zouden ook zij tot deze zelfverloochening in staat zijn geweest. Hebben zij niet in roerende eendracht na de oorlog afstand gedaan van de taak, de resten van het Armeniese volk in de oude woonplaatsen opnieuw te organiseren? En dit werk, dat ongetwijfeld een heerlik gevoel van zelfvoldoening moest geven - Nederland aangeboden? Was de belangstelling in 't Armeniese vraagstuk ten onzent dus niet zo groot als elders, wat er aan interesse viel te bespeuren, was en is daarentegen vrij van bij-oogmerken. En waar de gebeurtenissen in Armenië een onderdeel vormen van de zo belangrijke Oosterse kwestie, kan het de moeite loonen, een poging te doen, om de oorzaken bloot te leggen. Ieder die geregeld zijn dagblad leest, heeft kennis genomen van de Armeniese gruwelen, die als zware onweersbuien van tijd tot tijd in het Turkse Rijk losbarstten, om in 1915 een kracht te ontwikkelen, welke het Armeniese volk, voorzover het in Turkije woonde, nagenoeg uitroeide. Bijna een millioen Armeniërs (mannen, vrouwen en kinderen) zouden in dat jaar vermoord zijn of zodanig behandeld, dat de dood volgde door uitputting, honger of zelfmoord. In een ware vloed van geschriften hebben Engelse en Franse schrijvers uitvoerige relazen gegeven van de feiten en na de vrede volgden ook enkele Duitse schrijvers. Wie bizonderheden over de gruwelen wil kennen, raadplege het betrouwbare het van Dr. Lepsius: ‘Deutschland und Armenien’. De bedoeling van dit artikel echter is een andere. De meeste geschriften over de kwestie zijn tendentieus. Het boek van Lepsius bijv. moge vertrouwen verdienen voor de feiten, het vormt in elk geval een aanklacht tegen de Turken en elk aanklager heeft de neiging, de de beklaagde zo slecht mogelik voor te stellen. Er bleef dus plaats voor een studie, die nog andere oorzaken zoekt dan de simplistiese en steeds herhaalde van de wreedheid der Turken en hun godsdienstige onverdraag- | |
[pagina 45]
| |
zaamheid: een studie, waaraan elke tendens vreemd is. Zulk een geschrift heb ik willen leveren. Wie de motieven der Armeniër-moorden wil begrijpen, moet de problemen kennen, welke het Turkse gouvernement tevergeefs trachtte op te lossen, moet het Turkse Rijk zien als speelbal van de politiek der grote mogendheden, als het terrein, waarop deze elkander bestreden met alle middelen, zij het, dat de volkeren, waarvoor zij in de bres heetten te springen het slachtoffer werden. | |
II. Ethnografiese en politieke toestanden in Turkije.De Turkse staat was vóór de katastrophe van de grote oorlog nog altijd een wereldrijk in deze zin, dat het verscheidene, in aard zeer uiteenlopende volken omvatte, alle bijeengehouden door de regering in Konstantinopel. Weliswaar geleek het een ruïne, doch het karakter was niet veranderd. Het berustte op verovering en overheersing en bleef in wezen gelijk het bij de stichting was. In het geografiese, samenvattende werk van Hassert over Turkije wordt de bevolking van vóór de oorlog geschat (er is geen volkstelling) op 21,2 à 26,9 millioenGa naar voetnoot1). Hiervan waren Turken 9 à 10 m.Ga naar voetnoot2). Behalve in Konstantinopel hadden zij slechts de meerderheid in Anatolië, waar de Turkse boerenbevolking ± 78% van het totaal uitmaaktGa naar voetnoot3). Onder Turkse bevolking zijn dan te verstaan de Mohammedanen, die de Turkse taal als de hunne beschouwen. Want een zuiver Mongools-Turkse natie bestaat niet door de sterke rasmenging, welke heeft plaats gehad. Volgens Hertzberg's standaardwerk over 't Osmaanse Rijk vestigde zich ± 1224 een Turkse stam van ongeveer 50.000 zielen onder aanvoering van Soleiman in Azerbeidzjaun en daarna in Armenië. Later trokken deze Turken weer naar 't Oosten, doch een gedeelte, van 400 families, | |
[pagina 46]
| |
ging onder Ertoghroel naar 't Westen, waar de aanvoerder zich in dienst stelde van het Seldsjoekiese Hof van Ikonium. Onder zijn zoon Osman werd het gewonnen gebied in 1289 onafhankelik. De in vroeger eeuwen naar Kl. Azië gekomen Turken der Seldsjoekenrijkjes werden in dit ‘Osmaanse Rijk’ opgenomenGa naar voetnoot1). Doch ondanks de geweldige moordpartijen, welke een gewoon begeleidingsverschijnsel vormden van de Turkse veroveringstochten, was de oorspronkelike bevolking van Klein-Azië niet uitgeroeid. Er heeft van het begin der verovering af menging plaats gehad, waardoor het Mongoolse type voor een goed deel verloren ging. Deze menging had, volgens Deniker's anthropologies werk, plaats met het assyroïde rasGa naar voetnoot2). En de geograaf Banse zegt, dat alle in Vóór-Azië gevestigde rassen zijn ondergegaan in het chetitiese of alarodieseGa naar voetnoot3). (hetzelfde, wat Deniker assyroïde noemt.) Het volk, dat verhuisde, uit de aard der zaak weinig talrijk, ging dus ook hier, wat de raskenmerken betreft, op in het onderworpen volk. Doch zij behielden, anders dan b.v. de West-Goten en de Franken, hun godsdienst en taal, al drongen in de laatste vele Arabiese elementen binnenGa naar voetnoot4). Wat de Turken in Europa betreft, het zijn ‘niet anders dan Albanese, Serviese, Griekse en Bulgaarse renegatenGa naar voetnoot5). De Anatoliese boeren vertonen dus hetzelfde alarodiese type als de meeste andere Vóór-aziatiese volken. De mongoolse menging vertoont zich nog slechts bij uitzondering door scheve oogstand of schrale kinbaardGa naar voetnoot6). | |
[pagina 47]
| |
Dit zijn dan de meest ras-echte Turken. De tweede groep wordt gevormd door de Turken als Kaste, als ‘heersende dunne bovenste laag in de Staat’Ga naar voetnoot1). Aan hen is niets Turks dan de naam, wat niet te verwonderen is, als men bedenkt, dat de voornamen onder de veroveraars, de sultans inkluis, hun vrouwen kozen uit alle onderworpen volken. BanseGa naar voetnoot1) beschrijft ze aldus: ‘Ze zijn lichamelik niet te definiëren, een kakelbont rassenmengsel op alarodiese grondslag,...... Gemeenschappelik is slechts de mohammedaanse godsdienst en de politiek-nationale eigendunk, de heerserspose en,...... 't oud-Turkse staats- en veroveraars-ideaal op Arabies-Byzantijnse grondslag.’ In deze klasse kan ieder, tenminste in theorie, worden opgenomen. Een ‘adel, geprivilegieerde klasse in de Europese betekenis van deze woorden is er onbekend’Ga naar voetnoot2). Deze zogenaamde Turken vormen dus een uit allerlei ras-elementen samengestelde bureaucratie, wier taak het was, de vele uiteenlopende volken in het Rijk bijeen te houden. Want de meerderheid der bevolking van het vóór-oorlogse Turkije bestond uit Grieken, Arabieren, Armeniërs, Koerden, Joden, Levantijnen, om slechts de voornaamste groepen te noemen. En bijna al deze volken vertoonden neiging, zich uit het Turkse Staatsverband los te maken. De soldaten, die voor de verdediging tegen de binnen-en buitenlandse vijanden nodig waren, moesten voornamelik worden geleverd door de andere ‘Turken’, de Anatoliërs, waardoor de ontwikkeling van hun land ten zeerste is geschaad. De bevolking schijnt zelfs in aantal achteruit te gaan door de militaire dienst en syphilistiese ziektenGa naar voetnoot3). Een Turks dichter noemt Anatolië ‘'t land der weduwen’Ga naar voetnoot4). Van turkisering was bij de meeste onderworpen volken | |
[pagina 48]
| |
geen sprake. Zelfs de pogingen daartoe hebben ontbroken. Evenmin werd de Islam opgedrongen aan de Christenen. Dezen werden behandeld met een liberaliteit, die waarschijnlik voortkwam uit politieke overwegingen, en die tevens strookte met de voorschriften van de Koran. De Amerikaan Brown, de schrijver van een keurig boekje over de rechten der vreemdelingen in Turkije, dat hij, door zijn betrekking aan de Amerikaanse ambassade te Konstantinopel uit eigen aanschouwing kent, zegt hierover: ‘Men vindt (in de Koran) herhaalde geboden om een speciale welwillendheid te betrachten tegenover “het volk van het Boek”Ga naar voetnoot1) (Christenen en Joden)’. Mohammed II de Veroveraar was dus ook volkomen in overeenstemming met de Koran, toen hij enige dagen na de verovering van Konstantinopel een nieuwe Griekse patriarch benoemde en deze de titel verleende van Mil'let Bashi (hoofd van de Natie), waardoor bedoelde geestelike tot de vertegenwoordiger van zijn volk werd. Hij werd met vergaande bevoegdheden bekleed, zodat de Grieken een zekere autonomie genotenGa naar voetnoot2). Deze rechten zijn nooit ingetrokken. Engelhardt oordeelt in zijn weinig bekende, maar van zeer rijke kennis getuigende boek over de Turkse hervormingspogingen gedurende de 19e eeuw: ‘Het Griekse patriarchaat vertegenwoordigde door de rechten, waarmee het was toegerust na de verovering waarlik een staat in de staat en men kan niet ontkennen, dat zijn organisatie buitengewoon verouderd en verdorven was’Ga naar voetnoot3). ‘Hij (de patriarch) veroordeelde zijn onderhorigen tot verbanning, gevangenisstraf, hij hief belastingen, zette bisschoppen af, gebruikte en misbruikte de excommunikatie en de censuur, keurde het programma der scholen goed, zonder te worden gehinderd in de uit- | |
[pagina 49]
| |
oefening van rechten, die toch in zovele opzichten het burgerlik en politiek leven raakten’Ga naar voetnoot1). Aan andere christelike naties werden later dezelfde rechten toegestaan, b.v. aan de Armeniërs en de Boelgaren. Natuurlik onderhield deze afzonderlike organisatie de vervreemding tusschen christenen en Turken. In welke mate kerk en natie werden vereenzelvigd, blijkt duidelik uit de opvattingen van de Serviese schrijver Cvyitsch. Deze erkent, hoewel hij de Macedoniërs zo gaarne tot Serven zou maken, dat zij zichzelven grotendeels voor Boelgaren uitgeven. Hij ‘wijt dit voornamelik hieraan, dat door de Turken alleen aan hen, die een eigen kerk bezaten, het recht gegeven was, zich met een nationale naam te noemen. De Boelgaren nu hadden zo'n eigen kerk, het Exarchaat, de Grieken en Serven niet. Bovendien bevorderde, naar hij terecht opmerkt, die eigen kerk ook direkt het nationaal gevoel van het volk. De kerk was de beste voorbereider van de nationaliteit en van de Staat’Ga naar voetnoot2). Door deze politiek ontnamen de Turken zich zelf de gelegenheid, de onderworpen volken aan zich te assimileren. Er dient de nadruk op te worden gelegd, dat de hier besproken autonomie niet territoriaal was, doch de personen gold, afgezien van hun woonplaats in het Rijk. We vinden haar nog in een andere vorm, namelik die, welke is toegekend aan vreemdelingen door de beruchte kapitulaties, welke hun binnen het Osmaanse Rijk immuniteit verlenen en hen stellen onder de jurisdictie van hun konsulaten en legaties. Brown toont aan, dat zij in haar oorsprong niets vernederends hadden en in overeenstemming waren met de praktijk bij andere volken. Hij geeft o.a. als voorbeelden: de Phoeniciërs reeds | |
[pagina 50]
| |
in de 13e eeuw v. Chr. in EgypteGa naar voetnoot1), de kooplieden van Cadix 1e eeuw v. Chr. in RomeGa naar voetnoot2). en de Hanzeaten in tal van Europese landenGa naar voetnoot3). Voor de kapitulaties in Turkije was die, afgesloten in 1535 tussen Soliman II en Frans I het proto-typeGa naar voetnoot4). Na verschillende wijzigingen werd in 1856 vastgesteld, dat de dragoman bij rechtszittingen, betreffende lieden van zijn nationaliteit, aanwezig moest zijn, en er stond hoger beroep open op de konsulaire en diplomatieke vertegenwoordigersGa naar voetnoot5). Zo zien we de souvereiniteit van de sultan op twee wijzen beperkt van kort na de vestiging in Europa af. De Turkse staat kon nooit groeien tot een organies geheel. Zolang de kracht van het rijk ongebroken was, kwam deze fout niet aan de dag. Doch terwijl Europa zich ontwikkelde, bleven in Turkije landbouw, veeteelt, nijverheid en scheepvaart op lage trap staanGa naar voetnoot6). Pierre Loti moge roemen ‘dit hoekje van de Aarde, dat nog het minst misvormd is door het modernisme’Ga naar voetnoot7), het valt niet te ontkennen, dat armoede inhaerent is aan dit vrijblijven van onze westerse kultuur en dat dit tevens betekent de onderwerping aan de dragers ervan. De financiën van de Porte moesten wel in desolate toestand geraken en grote leningen moesten in het buitenland worden gesloten. In 1875 kwam het staatsbankroetGa naar voetnoot8). Gevolg was een op het Berlijnse kongres geregelde kontrole op de geldmiddelen. Opgericht werd de z.g. ‘Dette publique’, een soort amortisatie-syndicaat onder Europees toezichtGa naar voetnoot8). Naast de sedert 1683 steeds doorgaande afbrokkeling, | |
[pagina 51]
| |
werkte op deze wijze de inwendige verzwakking. De enige mogelikheid van genezing zou hebben moeten bestaan in 't bevorderen der ekonomiese ontwikkeling. Doch zelfs pogingen daartoe waren niet te verwachten van de ellendige despoot, die lange jaren de troon bezet hield; evenmin van de ambtenaren-klasse, welke als de Russische ‘tschin’ in geen enkele groep van producenten wortelde. Integendeel waren de korrupte beambten een gesel voor Mohammedanen en Christenen beiden. Het land was rijp om te worden gekoloniseerd. Doch aan 't bezit van dit gebied waren zodanige voordelen verbonden, dat geen enkele mogendheid het aan een andere gunde. Dus werd het in stand gehouden. Maar de wijze waarop de Mogendheden ieder voor zich trachtten, hun invloed te versterken, is meer weerzinwekkend dan menige veroverings-oorlog. De christen-volken binnen 't Rijk, de kapitulaties en de financiële nood vormden de middelen, waarvan de diplomaten zich bedienden. Weliswaar hadden de christenen hun autonomie, doch dit wil nog niet zeggen, dat hun toestand bevredigend was. De druk van de regering, door de Turkse boer met gelatenheid als iets onvermijdeliks aanvaard, had voor de Christenen het hatelik karakter van vreemde overheersing; zo werd er bij de verschillende christelike groepen een gevoel van solidariteit levendig gehouden, dat overal geassocieerd was met het belijden van een gemeenschappelike godsdienst. Met de wassende invloed der Mogendheden in de 19e eeuw begon dit gemeenschapsgevoel zich uit te strekken tot de geloofsgenoten in Europa. Pogingen tot hervorming van de regering vóór Abdoel Hamid (trouwens meestal onvruchtbaar) zoals de akte van Gulkhane in 1839, maakten de verhouding tussen Mohammedanen en christenen niets beter. ‘De raya's,’ zegt EngelhardtGa naar voetnoot1), ......‘eisten overal waar hun stem kon worden gehoord, de voordelen van | |
[pagina 52]
| |
hun nieuwe rechten...... Een groot aantal was vervuld van de begeerte, zich te onttrekken aan de Ottomaanse autoriteit, en om dit te bereiken, hechtten zij zich meer dan ooit aan de geloofsgemeenschappen, die hen verbonden aan de verschillende machten van de christenheid. Er was uit voortgekomen,...... een zó nauwe solidariteit tussen hen en hun geloofsgenoten in 't buitenland, dat de orthodoxen zich als Russies, de katholieken zich als Frans, de protestanten zich als Engels beschouwden.’ Ziehier een prachtig steunpunt geboden aan de Mogendheden om hun breekijzers te planten, waarmee ze hun slopingsarbeid konden beoefenen. Iedere Macht speelde op haar beurt de grootmoedige beschermster van één of andere christengroep. En altijd was dit een kamouflage van eigen belangen, welke, naarmate de 19e eeuw vorderde, steeds meer botsten op het terrein van de ‘Zieke Man’. Rusland wil de zee-engten en vindt in het ‘panslavisme’ en in de ‘bescherming der orthodoxe christenen’ de leuzen, die de massa moeten ontvlammen. Oostenrijk-Hongarije, Turkenbestrijder par droit de naissance, wil nog meer volken omvatten. Het kan echter slechts aanvoeren: bescherming der Rooms-katholieken. Doch hierin heeft Frankrijk de oudste rechten. Sedert eeuwen gold het als protektor der R.K. in Turkije. Dit beschermheerschap biedt een prachtige gelegenheid om invloed uit te oefenen. Engeland is er minder gunstig aan toe. Rusland mag niet in 't bezit komen van de zee-engten; bovendien loopt er een weg naar Indië over Turks gebied. En 't land telde geen enkele groep, die in Brittannië zijn natuurlike verdediger zag. Welnu, als er geen beschermelingen zijn, moeten ze worden gemaakt! De protestante missie begint haar werkzaamheid en niet zonder sukses. Voortaan heeft de Engelse edelmoedigheid evengoed haar terrein als de Russiese en de Franse. Engelhardt is ten opzichte van de zending geen oogenblik dupe van idealistiese voorwendselsGa naar voetnoot1). Het is wel | |
[pagina 53]
| |
merkwaardig, dat de helderziendheid deze en andere schrijvers altijd juist in de steek laat, wanneer zij de daden van hun eigen natie moeten ontleden. Voor 't naar afzetgebieden zoekende Duitse Rijk, tevens rivaal van Engeland, is een machtspositie in 't onontgonnen Turkije, waarlangs bovendien Engels-Indië is te bereiken, eveneens van grote betekenis. Dus wordt de Duitse Keizer ‘de vriend voor immer van de 300 millioen Mohammedanen’Ga naar voetnoot1) en levert zijn land de officieren voor de legerhervorming. Al verzuimde men niet, door onderwijzers en zendelingen ook onder de christenen vrienden te kweken, het verbond met de regering was 't voornaamste. Wanneer de Duitse Regering in de bres springt voor een christelik volksdeel, moet dit dan ook meer beschouwd worden als een offer aan de publieke opinie dan als een middel om 't Duitse belang te dienen. Bij de bescherming der christenen gingen de vreemde gezanten soms zeer ver. De Koran bedreigt elke renegaat van de Islam en zelfs de godslasteraar met de doodGa naar voetnoot2). De Engelse gezant eiste in 1854, dat de kalief publiekelik zou verklaren, dat zijn mohammedaanse onderdanen vrij zouden zijn, de moskee voor de kerk te verwisselen. De gezant hield vol, hoewel de Osmaanse regering hem onder 't oog bracht, dat uit vrees voor het fanatisme der bevolking eene dergelijke verklaring nooit in 't openbaar kon worden afgelegd. En toch kon nog in 1881 een atheïst in 't Lagerhuis geen zitting nemen, omdat het hem onmogelik was, de eed af te leggenGa naar voetnoot3). Ook van de kapitulaties werd groot misbruik gemaakt. EngelhardtGa naar voetnoot4) vertelt van een christen-onderdaan der Porte, voor wie een reisje van 10 dagen naar Odessa | |
[pagina 54]
| |
voldoende was, om Russies onderdaan te worden, waardoor hij nu in een proces door de Russiese dragoman werd bijgestaan. De kapitulaties waarborgen vrijdom van directe belastingen. De mogendheden weigerden, dit verouderde voorrecht prijs te geven, ondanks de dénationaliseringen, waartoe ze aanleiding gaven en die ± 1860 zulk een omvang aannamen, dat van de 300 000 personen in Turkije, die zich Griekse onderdanen noemden, er zeker 150 000 op Turkse bodem waren geborenGa naar voetnoot1). Dat onder zulke omstandigheden de kapitulaties niet werden afgeschaft, is tekenend voor de ‘souvereiniteit’, welke de Hoge Porte uitoefende. *** Het verval van het Rijk deed eindelik bij vele Turken, vooral bij hen, die in Europa hadden gestudeerd, de wil ontwaken, het land te ontrukken aan de omstrengeling van de Westerse vrienden. Als in Japan zag men in, dat Europa slechts kon worden bestreden met Europese wapens. Westerse kultuur en staatsinrichting moesten worden overgenomen. Door de leuze van 'n konstitutionele regering haalden deze Jong-Turken zich de dodelike vijandschap op de hals van Abdoel Hamid, wiens enige doel was, zijn treurig heersers-bestaan zo lang mogelik te rekken. De hervorming was wel zeer moeilik. Terwijl in Japan een ondergrond van eeuwenoude kultuur aanwezig was en de medewerking der regering verkregen werd, miste men deze beide in Turkije. De hervormers moesten alle kracht besteden aan de bestrijding van 't absolutisme, dat eindelik in 1908 werd ten val gebracht. Het volgend jaar werd, na een mislukte poging tot kontrarevolutie, Abd. Hamid afgezet. Voortaan regeerde de partij, die Turkije wilde moderniseren. Doch deze partij, georganiseerd in het Komité voor Eenheid en Vooruitgang, steunde op een te smalle basis van intellektuelen en militairen. Tot haar ontgooche- | |
[pagina 55]
| |
ling bemerkte zij, dat de logge massa zich niet één, twee, drie laat opvoeren tot hoger peil. Aan de oorzaken van Turkije's zwakheid, de geringe ekonomiese ontwikkeling, veranderde de revolutie niets. Slechts de firma-naam was gewijzigd en de afbrokkeling werd zelfs in een versneld tempo voortgezet. In Europa wilde men de buit binnen halen, vóór het mogelik te laat was. Bosnië-Herzegowina werd door Oostenrijk-Hongarije, Tripoli door Italië genomen, Boelgarije maakte zich totaal onafhankelik, tenslotte kwam de katastrophe van de Balkan-oorlog. Toch gaven de Jong-Turken hun verzet tegen 't noodlot niet op. Wat gered kón worden, zóu worden gered. Skrupuleus in de middelen zouden ze niet zijn. Het Armeniese volk zou het ondervinden. | |
III. Positie der Armeniers in het Turkse Rijk.Volgens de populaire voorstelling behoren de Armeniërs tot de Indo-germaanse volken. Dit is echter alleen juist voor de taal. Anthropologies zijn ze ongetwijfeld een mengvolk. Volgens Deniker vormen de Armeniërs ‘een volksgroep, zeer gemengd en heterogeen als physies type...... De dominerende trekken worden gevormd door de Indo-Afghaanse, Assyroïde, en misschien Turkse en Adriatiese rassen’Ga naar voetnoot1). En: ‘Het Assyroïde ras telt een aantal vertegenwoordigers onder enige Koerdenstammen, een deel der Armeniërs en der Joden. De karakteristieke jodenneus is een Assyroïde neus’Ga naar voetnoot2). Vandaar, dat Armeniërs vaak in Europa en de Ver. Staten voor Joden worden aangezienGa naar voetnoot3) zegt de Amerikaan Dominion, die in zijn boek over de nationaliteiten in Europa ook Klein-Azië behandelt. Anthropologies is er dus niet zo'n groot verschil tussen | |
[pagina 56]
| |
Armeniërs en Turken. ‘Modern onderzoek plaatst de bewoners van 't Anatolies plateau en van 't Armenies bergland in hetzelfde rassentype’Ga naar voetnoot1). Wat de staatkundige geschiedenis betreft, Armenië heeft slechts bij uitzondering politieke zelfstandigheid gekend. Parthen, Meden en Perzen heersten achtereenvolgens. De machtsontplooiïng onder Tigranes in Mithradates' tijd was slechts van voorbijgaande aard. Pompejus herstelde de oude grenzen en Armenië werd een bufferstaat tussen 't Romeinse en het Parthiese rijk, later tussen het eerste en het Nieuw-Perziese, om vervolgens bij de stormloop van de Islam onder de heerschappij der kaliefen te geraken. Maar een zekere zelfstandigheid bleef bestaan, blijkende uit de erkenning van 't koningschap door de kalief in 885. Na herhaalde invallen van Seldsjoeken en Mongolen bleef er van die zelfstandigheid bitter weinig over. De eenheid ging ook verloren. Tenslotte, sedert 't begin der 19e eeuw, staat het Armeniese volk onder Russiese, Turkse en voor een klein gedeelte onder Perziese heerschappijGa naar voetnoot2). Wat de Armeniers, ondanks hun verdeling onder verschillende staten, bijeenhield, was hun godsdienst. Men beschouwt Gregorius de Verlichter als de stichter van de kerk, al waren er vóór zijn tijd reeds christenen in Armenië. Van 't begin af had de kerk een nationaal karakter, wat o.a. blijkt uit de prediking in de landstaal. Ook het hogepriesterschap, het Katholikaat, was en is een nationale waardigheid. De afzondering van de kerk is voltrokken na het koncilie van Chalcedon in 451 dat door de Armeniërs niet wordt erkend. Juist na deze tijd werd de kerk scherp monophysities, welke richting door Chalcedon werd verworpenGa naar voetnoot3). Het hoofd van de | |
[pagina 57]
| |
gehele Gregoriaanse kerk bleef, ook na de staatkundige versnippering, de katholikos te Etschmiadzin in het (vroegere) Russiese gouvernement Eriwan. De Porte hinderde het verkeer met hem niet en het Armeniese afgevaardigden deelnemen aan zijn verkiezingGa naar voetnoot1). Toch werd na de verovering van Konstantinopel een afzonderlik patriarchaat in deze stad opgericht, dat de Armeniërs en andere monophysitiese volken bij de Porte vertegenwoordigdeGa naar voetnoot2). Door hun afzonderlike kerkelike organisatie vormden de Armeniërs thans evenals de Grieken, een staat in de staatGa naar voetnoot2). Want een aantal funkties, die in Europa als vanzelfsprekend aan de staat toekomen, zijn in Turkije door het geestelik recht geregeld. Zo moest men er wel toe komen, aan de niet-Mohammedanen deze funkties over te laten en de patriarch was er de aangewezen persoon voor. Hij had het toezicht op het onderwijs, hij liet notariële akten opmaken, zijn bemiddeling was nodig voor de koop van land, hij was het hoofd van de justitie, wanneer het enkel Armeniërs betrofGa naar voetnoot2). Deze afzonderlike organisatie heeft het nationaal bewustzijn levendig gehouden, ook waar zij niet aaneengesloten wonen. Dit is op vele plaatsen het geval, want de Armeniërs vormen na de Joden het meest verspreide volk. Men vindt ze b.v. in Calcutta en in Californië. Buiten het Armeniese plateau, waar ze enigszins kompakt woonden, werden ze binnen de Turkse grenzen gevonden in tal van provincies, vooral in de steden. In Konstantinopel komen ze in aantal na de Turken en Grieken. Over hun totaal-aantal vindt men de meest uiteenlopende opgaven. De cijfers variëren voor Turkije tussen 1,1 millioenGa naar voetnoot3) en 2 m.Ga naar voetnoot4). Het eerste dateert echter al van 1894. | |
[pagina 58]
| |
Moeten we het dus stellen zonder juiste kennis omtrent hun aantal, de verschillende auteurs zijn het erover eens, dat de Armeniërs slechts in enkele vilayets de meerderheid hebben, of nagenoeg met de andere bevolking gelijk staan, met name in Wan, Bitlis, Diarbekir en Erzeroem. Het is duidelik, welk een moeilikheid dit laatste oplevert voor de vorming van een Armeniese staat, die eenvoudig de Armeniërs van overheersten tot overheersers zou maken. De tegenstelling, veroorzaakt door de kerkelik-nationale gevoelens, werd verscherpt door andere verschillen tussen Armeniërs en Mohammedanen. Vele Armeniërs in de steden, en ook wel daarbuiten, vervulden in Turkije dezelfde funktie als de Joden in Rusland en Polen. Ze waren de handelaars, geldschieters, bankiers. Weliswaar is het verkeerd, zich de Armeniërs voor te stellen als hoofdzakelik bestaande uit handelaars. Niet minder dan 70 à 80% wijdde zich aan de landbouw, 10 à 15% aan de handel en de rest was werkzaam in vrije beroepen, als arbeiders of beambtenGa naar voetnoot1). Maar degenen, die handel en geldzaken dreven, toonden daarin een buitengewone bekwaamheid. En al moge de slechte roep, die van deze stedelike Armeniërs uitgaat, sterk overdreven zijn en al zijn velen misschien zelfs tot de meest solide handelaars te rekenenGa naar voetnoot2) het blijft een feit, dat men in de Oriënt een grote dosis slimheid nodig heeft om, speciaal in de kleinhandel niet afgezet te worden. Het lijdt geen twijfel, of de gewiekste Armeniër zal zijn minder ontwikkelde Turkse landgenoot herhaaldelik te slim af zijn geweest. Hierdoor verscherpte zich de tegenstelling tussen Turken en Armeniërs. Want bij dergelijke verhoudingen kan het bijna niet uitblijven, of er wordt gegeneraliseerd. Een andere vijandschap, die op ekonomiese oorzaken | |
[pagina 59]
| |
berust, bestond tussen Koerden en Armeniërs. Op de hoogvlakte van Wan en omgeving, waar de Armeniërs tuis zijn, leven ze van een op vrij hoge trap staande landbouwGa naar voetnoot1). Hier zijn echter al lang geleden de Koerden doorgedrongen, een volk, waarvan vooral het westelik wonend gedeelte het blonde Noordse type schijnt te hebben bewaardGa naar voetnoot2). Gedeeltelik overgegaan tot een extensieve landbouw, leiden ze toch nog een halfnomadies leven. Bij het weiden hunner kudden ontzien zij niet altijd de akkers der Armeniërs. Bovendien roven zij de landbouwproducten, die ze zelf tekort komenGa naar voetnoot3). Dit is ongeveer alles (behalve enige mededelingen over de afmetingen van hun schedels), wat ik over de Koerden in Turkije heb kunnen vinden. Volgens de populaire voorstelling zijn de Koerden onverbeterlike rovers en ondergaan de Armeniërs zo goed als lijdelik hun geweldenarijen. Ik meen echter, vooral op grond van uitlatingen van de konsul MayewskiGa naar voetnoot4), te moeten betwijfelen of die lijdelikheid zo groot is. Armeniese wraaknemingen zullen zeker zijn voorgekomen. In 't Oosten telt men mensenlevens minder dan bij ons. Sven Hedin geeft een beschrijving van wederzijds moorden onder Armeniërs en Tataren op Russies gebied in 1905, waarvan wij ons in West-Europa nauweliks een voorstelling kunnen maken De schrijver kiest geen partij en verhaalt, wat hij gezien heeft en vernomen van de Finse, dus allicht ook onpartijdige gouverneur. Ik citeer: ‘In het Tatarendorp Ikran begon de onrust hiermee, dat de Armeniërs veertig Tataren, mannen, vrouwen en kinderen, overvielen en doodsloegen. Een paar dagen later, de 6e Mei, was Nachitschewan reeds door deze besmettelike ziekte aangetast; enige Armeniërs schoten | |
[pagina 60]
| |
een Tataar neer, die onder de vrije hemel zijn avondgebed verrichtte; uit woede over deze schurkerij doodden de Tataren uit wraak een Armeniër’Ga naar voetnoot1). Zo gaat het door, een eindeloze rij van gewelddaden, die weer andere uitlokken. We hebben hier in geen geval te doen met propaganda-literatuur. Maar deze gebeurtenissen op Russies gebeid mogen niets bewijzen voor de houding der Turkse Armeniërs, de voorstelling, alsof deze steeds onschuldige slachtoffers waren van mohammedaans fanatisme wordt er toch onwaarschijnlik door. De tegenstelling Koerden-Armeniërs heeft ook een rol gespeeld bij de bloedbaden van 1915. Men kan zeggen, dat de Armeniërs bij het grootste gedeelte der hen omringende Mohammedaanse bevolking antipathie ondervonden. Doch bij deze sinds jaren en jaren bestaande gevoelens kwam in de laatste decenniën der 19e eeuw de vijandschap der Turkse Regering, welke de integriteit van het Rijk zocht te bewaren, tegen de Armeniërs, die beproefden een zelfstandige positie, als het kon, onafhankelikheid te verwerven. Het is deze laatste tegenstelling geweest, natuurlik beïnvloed door de beide andere, welke heeft geleid tot de catastrophe van 1915. | |
IV. Politieke aktie der Armeniers.In de eerste helft der 19e eeuw schijnt er weinig sprake te zijn geweest van Armeniese oppositie tegen de Osmaanse regering. Toen door de Griekse vrijheidsoorlog vele Grieken zich uit de ambten terugtrokken, werden deze veelvuldig door Armeniërs ingenomen. Zij verkregen toen de hoogste vertrouwenspostenGa naar voetnoot2). Dit zou zeker in veel mindere mate zijn voorgekomen, | |
[pagina 61]
| |
indien de leidende kringen der Armeniërs toen reeds in oppositie waren geweest. Veeleer was hun aktie er op gericht, de macht van de Arm. patriarch te Konstantinopel te besnoeien door medezeggingschap in de kerkelike en wereldlike zaken, die door hem van oudsher werden geregeldGa naar voetnoot1). Deze aktie ging uit van de ‘verlichten’ d.z., mensen, die in het buitenland hun opleiding hadden genoten. Zoals in de meeste andere landen, vinden we dus het eerste verzet tegen ouderwetse toestanden bij de intellektuelen. Zij kregen gelegenheid, invloed uit te oefenen, toen door de ‘Hatti Humayoun’ van 1856 een reeks hervormingsmaatregelen door de Porte werden aangekondigd. Deze hervormingen, (als de Russiese een gevolg van de Krim-oorlog), welke de gelijkheid van alle onderdanen voor de wet zouden brengen, werden niet door iedereen toegejuicht. De ‘Griekse klerus, de primaten, de Armeniese financiers, voelden geen enkele behoefte aan een verandering in hun sociale kondities. Zij exploiteerden de massa van 't volk voor gemeenschappelike rekening met het overheersende ras en deze massa...... had niet genoeg intelligentie om dadelik het goede te begrijpen, dat men haar wilde bereiden’Ga naar voetnoot2). Toen na voorlezing van het hervormingsbesluit aan de hoofden der christenen het stuk weer in de satijnen envelop werd opgeborgen, zei de bisschop van Nicomedia: ‘Laten we God bidden, dat het erin blijft’Ga naar voetnoot2). De hervorming is vrijwel op niets uitgelopen, maar toch kwam er enige verandering naar de zin van de Armeniese intellektuelen. Het leken-element kreeg meer invloed op de zaken, vroeger aan de patriarch alleen toevertrouwdGa naar voetnoot3). De ontwikkelde Armeniërs waren met deze hervorming niet aan het eind hunner wensen. En zij vonden bij hun landgenoten meer en meer steun. | |
[pagina 62]
| |
De lust om onderwijs te genieten ontwikkelde zich bij de Armeniërs veel sterker dan bij de hen omringende volken. Volgens Dr. Dirr hadden de Armeniërs in Turkije een totaal aantal van 785 scholen met 82000 leerlingen, waartegenover de Turken 150 scholen bezaten met 17000 leerlingenGa naar voetnoot1), hoewel de Turkse bevolking veel talrijker was. Al is er geen sprake van een algemeen schoolbezoek der jeugd, een gedeelte der bevolking had toch een trap van ekonomiese ontwikkeling bereikt, waarop meer algemeen werd ingezien dat school-onderwijs het slagen in het leven ten zeerste bevordert. Terwijl de Turkse en Koerdiese bevolking in de oude onwetendheid voortleefde, ontstond bij hen een merkwaardige drang naar ontwikkeling. Een Duits onderwijzer berichtGa naar voetnoot2) ‘De Rus is elk uur te lang, de Armeniër te kort, zij kunnen nooit genoeg leren.’ Voor hun scholen hebben de Armeniërs grote offers over gehad, in Turkije zowel als in Rusland en Perzië. Door het streven, zoveel mogelik in het buitenland te gaan studeren konkurreert het percentage academici met het Japanse. Volgens de statistieken waren er in 1916 12000 Arm. studenten in Europa en AmerikaGa naar voetnoot3). Hierin echter schuilt het grote gevaar, dat een belangrijk aantal gestudeerden geen passende werkkring vindt, waardoor een geleerd proletariaat ontstaat, dat voor revolutionaire denkbeelden een vruchtbare voedingsbodem vormt. Kan men a priori aannemen, dat onder deze klasse de meeste revolutionairen voorkwamen, dit wordt bevestigd door MayewskiGa naar voetnoot4) die spreekt van een re- | |
[pagina 63]
| |
volutionair optredende bende, waarvan de helft bestond uit Armeniese studenten uit St. Petersburg. Nog duideliker blijkt het uit de mededelingen van Dr. Mélicof, die, zelf leider van de Armeniese beweging in Europa, tot de ingewijden behoort en in zijn bovengenoemd werk ook enige aantekeningen geeft over het ontstaan der aktie, welke gegevens zich gunstig onderscheiden van de zeer oppervlakkige, waarmee anderen zich eraf maken. Tussen 1880 en 1890 vormde zich een kleine revolutionaire Armeniese groep aan de universiteit van Moskou, welke echter een kort bestaan had. In Parijs en Marseille werden organen uitgegeven in de Armeniese taal. In 1887 werd door een Russies Armeniër in Genève het orgaan Hintshak (de klok) opgericht. Het blad had veel sukses bij de Armeniërs in alle landen ‘Men hechtte weinig gewicht aan de socialistiese ideeën, maar beschouwde het blad ......als het eerste revolutionaire Armeniese orgaan’Ga naar voetnoot1). Door de ijverige pogingen echter van enkele revolutionairen kwam er tenslotte een federatie tot stand van verschillende Arm. groepen, de herhaaldelik genoemde Dachnak tsoutioun. Hoe verkeerd het is, zich deze voor te stellen als een Westerse politieke partij, blijkt uit de mededeling, dat er ‘nationalistiese konservatieven zaten naast revolutionairen van Russiese nuance met anarchistiese neigingen’Ga naar voetnoot2). Van een dergelijk gezelschap, waarvan de leden voor een groot deel in het buitenland buiten het bereik der Turkse regering leefden, kon men niet verwachten, dat het op omzichtige wijze de belangen van het volk zou behartigen. ‘Om de waarheid te zeggen, in deze partij heerste een oligarchie, waarin het partikuliere partij-belang ging vóór het belang van het volk en van de natie’Ga naar voetnoot3). | |
[pagina 64]
| |
De personen, welke de wraak van de Hoge Porte te duchten hadden, waren wel voorzichtiger. ‘Wat degenen betreft, die in het land gebleven waren, zij hielden zich buiten de partijen’, zegt MélicofGa naar voetnoot1). Doch de propaganda heeft natuurlik ook aanhangers van de Armeniese revolutie gekweekt in het land zelf. De onderwijzers vooral moesten een onschatbaar materiaal vormen ter verbreiding van de revolutionaire denkbeelden. De Armeniese scholen hebben steeds een nationaal-christelik karakter gehadGa naar voetnoot2), zoodat een nationale beweging, bijna vanzelfsprekend in de scholen tot uiting moest komen. Mayewski zegt, dat men eerst de onderwijzers bewerkte, die het op hun beurt hun leerlingen dedenGa naar voetnoot3). Van 't grootste belang is 't nu, dat 't buitenland zich begon te interesseren voor het Armeniese onderwijs. Sedert 't begin der 19e eeuw hebben de Amerikanen een levendige zendingsarbeid in Armenië ondernomen, later gevolgd door de Engelsen. En niet zonder sukses, want het aantal protestantse Armeniërs bedraagt tenminste enige tienduizendenGa naar voetnoot4). Men kan moeilik onderstellen, dat de Amerikanen hiermee enige politieke bedoeling gehad hebben. Maar met de Engelsen staat de zaak anders. Hun missie werkte niet het minst in Armenië, waar scholen werden opgericht, die zich niet geheel schijnen bepaald te hebben tot het opwekken van belangstelling voor de wetenschap. De patriarch van Konstantinopel Achikian schrijft in zijn ‘Histoire arménienne de la periode funeste de 1895-'96’Ga naar voetnoot5) o.a.: ‘Zij (de Engelse zendelingen) verheerlikten de macht en de humanitaire gevoelens van de Engelsen; zij predikten, dat, dank zij de hulp van de laatsten, het uur van de emancipatie | |
[pagina 65]
| |
der Armeniërs en van de autonomie van Armenië weldra zou slaan.’ Het konden ook moeilik anders zijn dan politieke redenen, welke de aartsbisschop van Canterbury ertoe bewogen aan de Armeniese patriarch in 't jaar 1866 mededeling te doen, dat hij op de dag van de zalving van de nieuwe katholikos openbare gebeden wilde doen houden in de Engelse kerken, ter manifestatie van de ‘gemeenschappelike geest tussen de beide kerken’Ga naar voetnoot1). De Armeniërs maakten dezelfde fout van zovele jonge politieke partijen: in plaats zich te zetten aan machtsvorming door organisatie, meenden zij hun doel door krachtige aktie in korte tijd te kunnen bereiken. En in hun onervarenheid begrepen zij niet, dat de mogendheden slechts hun eigen belang op 't oog hadden en een opstand hoogstens met woorden zouden steunen, wanneer het tijdstip hun niet schikte. De eerste grote onvoorzichtigheid begingen de Armeniërs in 1878 bij gelegenheid van de Russies-Turkse oorlog. Toen grootvorst Nicolaas te San Stefano de vrede aan de Verheven Porte dikteerde, begaf de patriarch Varjabédian, vergezeld van verschillende leden der in 1856 ingestelde Raden, zich naar de Russiese opperbevelhebber, om zijn medewerking in te roepen voor de totstandkoming van de autonomie der Armeniese provincies, toen gedeeltelik bezet door Russiese troepenGa naar voetnoot2). Zij verkregen de belofte, dat in het vredesverdrag bepalingen omtrent bestuurshervormingen zouden worden opgenomen. Natuurlik beijverden de Engelsen zich, de edelmoedige bemoeiingen der Russen te overtreffen, zelfs in die mate, dat een afgezant, door de Armeniërs naar Petersburg gezonden, daar een koel onthaal vond en naar zijn Engelse vrienden verwezen werdGa naar voetnoot3). | |
[pagina 66]
| |
Op het Kongres van Berlijn, dat Rusland de verkregen voordelen moest afhandig maken, oefenden de agenten van de Patriarch echter slechts geringe invloed uit. De Russen waren in ijver bekoeld en de Engelsen hadden Cyprus verkregen: voorlopig hadden ze geen beschermelingen nodig! Het Kongres besloot dan ook slechts tot opneming in het Traktaat van Berlijn van de verplichting der Hoge Porte tot het treffen van maatregelen voor de veiligheid der Armeniërs tegenover Koerden en Tsjerkessen, van welke maatregelen moest worden kennis gegeven aan de mogendheden, die er de uitvoering van zouden kontrolerenGa naar voetnoot1). Van welk een gemis aan politiek inzicht getuigt deze verbinding met de vijand onder 't oog der regering! Al zou het verslagen Turkije niet onmiddellik optreden tegen de fronderende Armeniërs, een feit als dit, dat bij slaging als uiting van patriotisme wordt verheerlikt, heet bij mislukking hoogverraad. En doordat de Porte niet openlik durfde te straffen, ging de Armeniese aktie door, hoewel de meest intelligenten inzagen, dat de zaak voorlopig mislukt was. De patriarch van Konstantinopel tenminste verzoende zich met de Hoge PorteGa naar voetnoot2). En zijn opvolger oordeelde ook, dat er met vuur gespeeld werd, getuige zijn uitlating: ‘Zij (de Armeniërs) gingen zich vermetel oefenen in vijandschap en de worsteling tegen de autoriteiten en dat te midden van een ontelbare gewapende muzelmanse bevolking’Ga naar voetnoot3). Ondanks de teleurstelling van Berlijn werd er nog steeds gerekend op buitenlandse hulp, ja, men verbaasde zich naïevelik, dat deze maar steeds uit bleefGa naar voetnoot4). Vooral op Engeland werd gebouwd. Voor de te Manchester ge- | |
[pagina 67]
| |
vestigde Armeniërs werd een pastoor benoemd, wiens taak zich niet geheel en al tot zijn herderlike funkties beperkte. Hij trad in betrekking tot Salisbury, die de raad gaf, in goede verstandhouding met de Turken te levenGa naar voetnoot1). En, hoewel de inlossing der Berlijnse belofte achterwege bleef, Engeland deed niets. Engelhardt vertelt, hoe Salisbury de openbare mening, welke de partij der Armeniërs opnam, om de tuin leidde door een komedievertoning van een vlootdemonstratie tegen Turkije, terwijl in 't geheim de Porte over Engeland's bedoelingen werd gerustgesteld. De Turkse regering speelde dapper mee door nieuwe gunstige verklaringen en alles bleef, zoals 't wasGa naar voetnoot2). Weliswaar werden de Armeniese komité's niet geheel afgestoten en hield men ze in reserve, maar voorloopig waren zij toch op zich zelven aangewezen. Waarin de drie organisaties ‘Daschnak’, ‘Hintsjak’ en ‘Armenië’ verschillen, daarover zwijgen de auteurs. Mayewski, Rustem Bey en Bratter beschuldigen ze van terroristiese aanslagen en provokaties. Deze bedoelden Armeniër-moorden uit te lokken, om ingrijpen der Mogendheden te verkrijgenGa naar voetnoot3). Moeten deze berichten als tendentieus worden verworpen? Bratter is zeer Turks-gezind. Doch wat zegt de bovengenoemde Armeniese politicus Dr. Mélicof? ‘Christophore Mikaélian, die zoveel invloed bezat, had zich omringd met half ontwikkelde onderwijzers uit de provincie. Zij beheersten door de terreur de rijke handeldrijvende burgers en hooggeplaatste lieden’Ga naar voetnoot4). En Williams, Engels konsul te Wan, dus zeker geen Armeniër-vijand, noemt in een brief van 15 Mei 1896Ga naar voetnoot5) verschillende gevallen van moord op Koerden en Turken door Armeniërs. | |
[pagina 68]
| |
Er is dus wel een felle aktie door de komité's gevoerd en deze moet de boven geschetste tegenstellingen zodanig hebben verscherpt, dat de op zich zelf staande aanslagen weldra ontaardden in algemene moordpartijen. De meeste schrijvers breken zich 't hoofd niet met de belangrijke vraag, of de grote massa van 't volk in de politiek anders betrokken werd dan als slachtoffers van die bloedbaden. Alleen enkele uitingen van Mélicof maken 't, naast de reeds geciteerde, waarschijnlik, dat de massa buiten de politiek bleef. Sprekend over de regering van het tans onafhankelike (voornamelik ex-Russiese) Armenië, zegt hij: ‘De maatschappij onderwerpt zich aan de Daschnak-partij door intimidatie en vrees; men heeft mij verteld, dat de agenten van die partij de voedseltoevoer in een of ander dorp stopzetten, indien men geen Daschnak-kandidaat koos’Ga naar voetnoot1). En op 'n andere plaats: ‘Maar, ondanks haar aantal, heeft de passieve massa dei boeren generlei beslissende invloed op de loop van het nationale en politieke leven’Ga naar voetnoot2). (Het geldt hier zowel Georgiese als Armeniese boeren). Het is moeilik aan te nemen, dat de meerderheid der bevolking in de nieuwe republiek niet, en vroeger onder Russies en Turks bestuur wél politieke aktie zou hebben ontwikkeld. Niettemin hadden de brede volkslagen het meest te lijden bij de botsingen, die bij de gespannen toestand om allerlei kleinigheden konden ontstaan. De in de minderheid zijnde Armeniërs zullen meestal meer slachtoffers hebben gehad dan de Mohammedanen. Wat doet de Verheven Porte ondertussen om de orde te handhaven? Niets, absoluut niets! Of ja - één maatregel werd door de Padisja genomen. De revolutionaire Armeniese aktie niet kunnend in toom houden met de machtsmiddelen van de staat, nam Abdoel Hamid zijn toevlucht tot de roversinstinkten | |
[pagina 69]
| |
van de Koerden. Dezen werden aangesteld tot politiesoldaten, waarmee voortaan hun aanvallen niet alleen straffeloos werden gemaakt, maar zelfs gestempeld tot officiële maatregelen. Deze ‘hamidié's’ zijn de Armeniese bevolking tot een ware plaag gewordenGa naar voetnoot1). Vooral de jaren 1894 tot 1896 hebben tal van offers geëist. Eerst in Sassoun, daarna in Konstantinopel, dan in Trébizonde. Abdoel Hamid wist meestal wel, hoever hij gaan kon zonder ernstige kans op interventie van 't buitenland. Het laatste bloedbad had plaats, terwijl hij zijn toestemming gaf voor de hervormingen, voorgesteld in 't Memorandum van de mogendhedenGa naar voetnoot2). De hervormingsbesluiten, samenvallend met de moorden, waren een hoon voor Europa. Nadat de rust enigszins hersteld was, deden in Aug. 1896 enige Armeniërs een dwaze aanslag op de Ottomaanse Bank in Konstantinopel. De schuldigen ontkwamen, maar in het Oosten is een gewelddaad evengoed gewroken, wanneer onschuldigen, tot dezelfde gemeenschap behorend, worden neergesabeld. De bloedwraak van de sultan viel op de Armeniërs in de hoofdstad, waarvan er op één dag 10 000 werden vermoord door daartoe gehuurde KoerdenGa naar voetnoot3). Een nieuwe periode scheen echter aan te breken toen door de revolutie in 1908 de Jong-Turken aan 't bewind kwamen.
(Slot volgt.) |
|