Onze Eeuw. Jaargang 21
(1921)– [tijdschrift] Onze Eeuw– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 237]
| |
Aanteekeningen op de wereldgebeurtenissen
| |
[pagina 238]
| |
zijn kant, tegen een - in buitenlandsche munt uitgedrukt - zoo buitengewoon lagen prijs kan produceeren en uitvoeren, dat de malaise in de westersche landen met den dag toeneemt, terwijl de bloei van handel en industrie in Duitschland dagelijks vermeerdert. Anders gezegd: de ‘economische gevolgen van den vrede’ die door Keynes c.s. in de eerste plaats voor Duitschland gevreesd werden, zijn juist van dien aard geworden, dat Duitschland er mee op de been geholpen wordt, terwijl de anderen naar den kelder gaan. De verslagene profiteert van de oorlogs-gevolgen, de overwinnaars lijden! Het laat zich hooren, dat die toestand politieke gevolgen moet hebben van verre strekking en in Engeland wordt dit reeds sterk merkbaar: daar begint gaandeweg het werkloosheidsprobleem alle andere moeilijkheden te overheerschen en wat is het werkloosheidsprobleem anders dan een gevolg van de Duitsche concurrentie en de onmogelijkheid voor Duitschland om te koopen, dus een gevolg van de ineenstorting der Duitsche munteenheid? Lloyd George heeft nu dezer dagen, nadat men hem zelfs in zijn vacantie geen rust gelaten had, een lange rede over die werkeloosheid gehouden, maar 't was duidelijk hoezeer hij de onmogelijkheid inzag van afdoende bestrijdingsmaatregelen. Het waren niet meer dan lapmiddelen, die hij in het vooruitzicht stelde, en eerst aan het einde zijner rede legde hij den vinger op de wonde plek door te zeggen dat de toestand niet definitief verbeteren kan zonder verbetering van de internationale verhoudingen, zonder een atmosfeer van vrede. Ziedaar dus het probleem overgebracht op politiek terrein, want wat is het dat de atmosfeer van vrede nog tegenhoudt? 't Is de Entente-politiek die er nog immer niet in geslaagd is, het verdrag van Versailles aldus te wijzigen of te interpreteeren, dat het de economische samenleving van West-Europa mogelijk maakt. En wanneer men moet aannemen dat dit doel alleen maar langs den weg van nieuwe conferenties en nieuwe schikkingen tusschen Fransche en Britsch-Italiaansche staat- | |
[pagina 239]
| |
kunde bereikt kan worden, dan is het inderdaad moeilijk om hoop te hebben op een spoedig herstel. Ook aan Entente-zijde schijnt een zekere moedeloosheid te dien aanzien ingetreden te zijn, want men hoort niet meer van plannen voor nieuwe beraadslagingen over de schadeloosstellings-quaestie en 't is alsof men nu maar eens wil aanzien tot hoe laag de mark zal dalen als men er niets tegen doet, hoeveel nadeel daardoor ook geleden wordt. Natuurlijk is op den duur ook voor Duitschland zelf het bijna waardeloos worden van 't Duitsche geld hoogst gevaarlijk. De duurte stijgt alweer in 't land, loonsverhoogingen zijn noodig, en al worden die vrij gemakkelijk verleend, nu de opbrengst der industrie dank zij den export zoo gunstig is, moeilijkheden kunnen toch niet uitblijven, als de belastingen opnieuw de hoogte in moeten ten einde de schatkist in staat te stellen de goudmarken volgens de afspraak met de Entente te betalen, welk bedrag, van Duitsch standpunt bezien, weer in dezelfde mate verhoogd wordt als de papieren mark is gedaald. Deze moeilijkheden kunnen en zullen ook tot politieke schokken aanleiding geven, maar intusschen geeft toch het industrieel herstel Duitschland zulk een voorsprong tegenover de andere Europeesche landen, dat het mooi op weg is zijn ‘plaats in de zon’, die het in den oorlog niet vermocht te verdedigen, dank zij de nederlaag te heroveren.
Brengt nu de beslissing in zake Opper-Silezië Duitschland belangrijk achterop? Wij wisten van te voren dat dit daar aan alle kanten beweerd en bewezen zou worden, zoodra de Volkenbond niet het heele land aan Duitschland toewees. En inderdaad is het hard, dat zooveel door Duitschers opgerichte en groot geworden ondernemingen ten gevolge van de beslissing komen te liggen op Poolsch gebied. Was dit meteen bij den vrede van Versailles gebeurd - zooals oorspronkelijk 't plan van de geallieerden geweest is - dan zouden de Duitschers vermoedelijk reeds over de smart van dit verlies heen zijn, maar de | |
[pagina 240]
| |
zaak is, dat de volksstemming met haar Duitsche meerderheid (als men 't land als één geheel beschouwde) in Duitschland de illusie gewekt heeft dat gansch Opper-Silezië Duitsch zou blijven en die illusie is versterkt toen na de poging van Korfanty om het land met wapengeweld te verpoolschen, Lloyd George zóó fel voor de Duitsche rechten optrad, zelfs direct tegen Frankrijk, dat, toen dezen zomer de zaak naar den Volkenbond verwezen werd, dit beschouwd werd als niet anders dan een manier om 't Frankrijk mogelijk te maken, toe te geven. De Duitschers waren zoo zeer overtuigd van hun goed recht op het geheele gebied, dat toen de quaestie werd voorgelegd aan een naar 't scheen onpartijdig lichaam, geen andere uitspraak werd verwacht dan een algeheele toewijzing aan Duitschland. Zoodra echter de geruchten kwamen vertellen dat het industriegebied verdeeld zou worden, veranderde de toon der Duitsche pers en de rechters in deze zaak werden fel van partijdigheid beticht. Wij voor ons moeten zeggen - voorzoover men zulk een zaak waarbij zooveel op détails aankomt voor welker waardeering deskundigheid noodig is - dat van zulk een partijdigheid in de uitspraak niets blijkt. Het was een vrijwel onoplosbaar probleem en een ‘bemiddelend vonnis’ heeft het meeste kans om rechtvaardig te zijn. Duitschers en Polen wonen hier door elkaar en een toewijzing van het geheele gebied aan Duitschland zou alleen billijk te achten geweest zijn als men slechts waarde hechtte aan economische factoren, d.i. als men oordeelde dat een land welks economische bloei aan een bepaald volk te danken is, bij deze natie behoort te worden ingelijfd. De volkenbond echter heeft ook op ethnologische, factoren gelet en een poging gedaan, zulk een grenslijn te trekken dat er zoo min mogelijk Polen onder Duitsche heerschappij en zoo weinig Duitschers als 't kon onder Poolsche oppermacht zouden komen. Daarnaast werd dan door een soort stelsel van servituten rekening gehouden met de economische factoren, zoodat noch Polen noch Duitschers volledige zeggingschap zullen hebben over het toegewezen | |
[pagina 241]
| |
deel, maar de een rechten in economischen zin kan uitoefenen op de stukken van den ander, 't geen dan weer gecontroleerd zal worden door de Entente. Frankrijk heeft nog een zwakke poging gewaagd om deze economische regeling te scheiden van de grensregeling en aldus zijn Poolsche vrienden - die door de economische regeling het meest getroffen worden - te bevoordeelen, maar 't heeft daarvan afgezien, vermoedelijk omdat Engeland gedreigd heeft anders ook de grensregeling niet te aanvaarden. Aldus is er wel een zeer ingewikkelde toestand ontstaan, maar de regeling lijkt, uit de verte gezien, allerminst onbillijk en ze heeft ook nog deze goede zijde, dat ze Duitschland en Polen prikkelt om tot een economisch overleg te geraken. Wel is waar zijn er in 't westen diplomaten die dit niet gaarne zullen zien en 't ook zooveel zij kunnen, zullen tegenhouden, maar niettemin ligt 't in den aard der zaak dat er eenmaal iets dergelijks geschiedt. Het verdrag van Versailles heeft de Poolsch-Duitsche grens op zulk een merkwaardig ingewikkelde wijze afgebakend (denk aan Dantzig, Oost-Pruisen en de Weichsel) en deze beslissing in zake Opper-Silezië heeft daaraan nog zooveel verwikkelingen toegevoegd, dat een situatie, welke beiden landen voordeel biedt, toch alleen maar kan ontstaan door onderling overleg. Voeg daarbij, dat, vooral naarmate de Duitsche industrie zich herstelt, Polen en Duitschland elkaars voortbrengselen bijzonder goed kunnen gebruiken, dat beider munt-eenheden buitengewoon laag staan - de Poolsche wel is waar nog immer veel lager dan de Duitsche! - zoodat zij van elkander kunnen koopen, en 't is duidelijk dat beide op elkaar aangewezen zijn. 't Is om deze reden dat wij de verdeeling van dien industrieelen driehoek niet zoo bijzonder tragisch kunnen opvatten voor Duitschland. Het is een tegenvaller, maar aan den anderen kant zou toewijzing van het heele gebied daar in dien oosthoek een Poolsch irredentisme in het leven geroepen hebben dat niet minder ernstige gevolgen zou kunnen hebben, terwijl nu de Polen zich bij de zaak | |
[pagina 242]
| |
kunnen neerleggen. Kortom, een goede verhouding tot Polen schijnt voor Duitschland veel belangrijker dan het behoud van dit mijn- en fabrieks-gebied en wij gelooven dat de gematigde partijen die op 't oogenblik nog de teugels in handen hebben, in Berlijn, reeds bezig zijn ‘to make the best of the situation’, al zijn de berichten dat Wirth aftreden zal op 't oogenblik van dit schrijven nog niet van de lucht. Waarom ter wereld de beslissing in zake Opper-Silezië het aftreden ten gevolge moet hebben van dezen kanselier, den eerste sinds den vrede, die zijn land althans een begin van vertrouwen bij de tegenstanders verschaft heeft - een vertrouwen dat onmisbaar is voor het herstel van West-Europa - is ons een raadsel en wij kunnen hierin eigenlijk niet anders zien dan een gewichtig-doen der Duitsche partij-politici. Geen Duitsch staatsman is immers verantwoordelijk voor het verlies van een stuk Silezisch gebied; 't is een beslissing die volgens het vredes-verdrag Duitschland wordt opgelegd, en waaraan het niet ongehoorzaam kàn zijn. De binnenlandsche politiek van het rijk heeft er hoegenaamd niets mee uit te staan en wij verwachten daarom dat de heer Wirth rustig de leiding der zaken in handen zal houden.
Nansen's roerende smeekbeden tot de westersche regeeringen om niet werkeloos toe te zien dat in Rusland duizenden van honger omkomen hebben niet gebaat: van particuliere zijde wordt iets gedaan, maar de regeeringen laten de hongerenden sterven. Ziedaar de conclusie van de Brusselsche conferentie. Teekenend was, dat Nansen zelf tot die vergadering niet was uitgenoodigd. Het werd een diplomaten-bespreking en het resultaat was diplomaten-werk d.i. er zou alleen geld beschikbaar gesteld worden als bepaalde voorwaarden vervuld waren en onder die voorwaarden bevond zich de erkenning der oude Russische schulden door de Sovjet-Regeering. Van diplomatiek standpunt bezien, is de beslissing begrijpelijk: daar is een regeering die den handschoen toewerpt aan alle bestaande orde en daarmee aan elke | |
[pagina 243]
| |
andere regeering en die feitelijk op voet van oorlog leeft met allen; onder het bewind dezer regeering gaat het dan in Rusland zoo slecht dat tienduizenden, misschien millioenen, van honger dreigen om te komen. Nu wordt geld gevraagd voor die hongerenden, maar de hulp mag hun alleen verstrekt worden door tusschenkomst van die zeer weinig betrouwbare regeering van wie het zeker is, dat zij 't behoud van den tegenwoordigen staat van zaken in Rusland van veel hooger belang acht dan het leven van duizenden onderdanen. Het verstand geeft hier zonder mankeeren den raad om het geld - dat men zelf ook niet goed missen kan - niet in dien put te gooien misschien daarmee den vijand te sterken, zonder de hongerenden te helpen. Tegenover deze krachtige argumenten staat niets anders dan het naakte feit dat er menschen sterven en Nansen's geestdrift die verzekert dat, ook met medewerking der Sovjet-regeering, - die immers toch onmisbaar is - hongerenden geholpen zullen worden. Wien kan het verbazen dat een vergadering van diplomaten den weg uit het dilemma kiest dien het verstand wijst? Intusschen staakt Nansen zijn werk niet en gaan er schepen met levensmiddelen voor de hongerdistricten naar Russische havens. Maar de winter is al begonnen en de verkeersmiddelen zijn in droevigen staat. Ondanks de pogingen tot hulp, zal er bitter geleden worden en zullen er duizenden sterven in het rampzalige land.
Groningen, 23 October. |
|