Onze Eeuw. Jaargang 21(1921)– [tijdschrift] Onze Eeuw– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 231] [p. 231] Verzen Van Jenny Mollinger. Erkenning. Voor Meta Reidel. Toen ik je nog niet kende, viel je stem verkondend in mijn ziel. Mijn gansche zijn ontwaakte tot het eerlijk licht van Leven's innerlijkst gezicht in vreemde pijn...... die rijkdom werd - voor wie verstond - Het was alsof ik iets hervond, ik wist niet wat, een vaag in droom bezeten goed dat ons de dag vergeten doet, een schoonen schat. Ik heb je weifelloos verstaan, ben stil, doorhuiverd, heengegaan, bedroefd en blij...... Maar weergekeerd als tot een feest naar jou, met toegewijden geest: Jij leerde mij...... [pagina 232] [p. 232] ... Je leven is een daad en sterkt mijn wezen, dat gelooft en werkt, gestadig tracht een poort te bouwen, steen voor steen, hoog over eigen kleinheid heen...... En 'k weet, dat zacht ... wanneer mij Leven's Nacht omspant...... náást Moeder, wier vertrouwde hand mijn tasten leidt, uit dreigend donker jij, vriendin, mijn bange ziel zult voeren in een warme veiligheid. [pagina 233] [p. 233] Gustav Mahler. Wanneer de kille ochtendschemer bleekt, een vogel zingt met koel en blank geluid zijn liedjes in de naakte stilte uit...... en langzaam door een witten nevel breekt de klaarte van den naderenden dag, ... dan straalt ook in de stilten van mijn ziel iets open waar de gouden glanzing viel, het schuchter wonder, van uw milden Lach. ... Doch wie zich dankbaar voor het donker weet wanneer de koepelende nacht zich neigt, wie voor het licht een eenzaam leed verzwijgt, vindt in de duisternis ùw Snik, ùw Kreet! ... Gelijk een kind zich tot zijn moeder richt in vreugd en pijn, omdat zij alles kent en troosten en begrijpen kan, zoo wendt ons hart zich tot uw Donker en Uw Licht...... Vorige Volgende