Onze Eeuw. Jaargang 21(1921)– [tijdschrift] Onze Eeuw– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 355] [p. 355] Verzen Van Martien Beversluis. De berk. Als een groote bloem, gerezen uit der heide donker perk, stond, en over heel zijn wezen ging een vluchtig waas van vreezen, zonverliefd, een berk. Blank van stam, het snel verschilverende loover tot een schel of weer dof, maar immer zilver menigvuldig spiegelspel. Zou er iets op aarde wezen, dacht ik, toen ik langs hem ging, waarvan vreugde is te lezen meer en milder dan van dezen boom der schittering? vreugde, die zich uit in vormen van zóó eedle teederheid, en uitbreekt in stille stormen schoonheids gelukzaligheid. [pagina 356] [p. 356] 't Is of zich de zon ter aarde neergestort, in lijn en vlam, in gestalte openbaarde, en bijzonderlijk verklaarde in zijn kroon en stam. En zichzelve duizend malen in zijn loovren heeft verdeeld. - Overal danst nu harer stralen levend en lief-lachend beeld. Bloesems droegen licht's geschater schommelende in kelk en kroon, wolken voerden het gelater en het wemelende water 't meest en overschoon; maar niets gaf het rijker weder dan de berk, wiens overvloed, 't door zijn luchtren trotsch en teeder jub'len laat en weenen doet. Zaagt ge voor het zwaargeboomde en donker bosch, dat stug en sterk, rondom rees, niet dien verdroomden, schuchterblanken en beschroomden gloriënden berk? Hebt g' inwendig toen vernomen iets, dat àl te boven ging? Later zal het tot U komen, even, als een schittering. [pagina 357] [p. 357] Maannacht. Is er schooners, dan met stillen aandacht, weg te zwerven in den milden maannacht? Is er troost, die zachter daalt, te denken, Koeler bron, om schoonheidsdorst te drenken? Ach, hoe t' leven mij tot welk een waan bracht, wat al wijsheid, arme, ik te verstaan dacht, aan wat nietigs moest ik zóóveel schenken, zóó vertrouwvol en zóó diep mij krenken! Wijl ik immers alles kan erlangen waar ik elken dag voor leefdë en bad, nu ik niets meer heb om te verlangen, weet, dat ik t' geluk reeds lang bezat - Maar die zekerheid één nacht te ontvangen, God! welk wonderlijk geluk is dàt! Uit een in het najaar te verschijnen bundel Vorige Volgende