| |
| |
| |
Aanteekeningen op de wereldgebeurtenissen
Door Mr. J.C. van Oven.
XXXII.
Het overlijden van de gewezen Duitsche Keizerin in de Doornsche ballingschap, dat aanvankelijk algemeen zonder belang voor de wereldgeschiedenis werd geacht, heeft aanleiding gegeven tot zulk een eclatante betooging van Duitsch monarchisme, dat heel de wereld ervan geschrokken is. Potsdam, de naam die sinds Augustus 1914 Duitsch militarisme en Duitsche veroveringslust symboliseerde, maar na de nederlaag slechts verbonden was aan een klein Duitsch stadje droomend in vervloden grootheid, heeft voor een oogenblik zijn schrikwekkenden klank herkregen, toen daar de duizenden officieren, met al de groote mannen uit het oorlogstijdperk vooraan, van hun onvergankelijke trouw aan het oude stelsel en de oude idealen getuigden, en als een waarschuwend teeken signaleeren dit de Fransche bladen tegenover hen die misschien mochten meenen, dat het oude Duitschland dood was en dat de wereld zonder gevaar aan het nieuwe de vriendschapshand zou kunnen reiken. Jammer genoeg heeft ook de naam van ons land hieronder geleden, daar de betooging van Potsdam in Doorn haar voorspel beleefde en onze overheid daartoe - waarom begrijpen
| |
| |
wij niet - haar toestemming, zelfs haar medewerking leende.
De demonstratie kwam op een allerongelegenst oogenblik, want de evolutie der verhouding tusschen Duitschland en zijn gewezen vijanden staat juist voor een keerpunt en daarbij komt zeer veel aan op de vraag, hoe de stemming in Engeland en de Vereenigde Staten ten opzichte van de Duitsche republiek zal zijn. De Duitsche monarchisten konden dus hun land geen slechter dienst bewijzen dan door juist nu te toonen, dat voorzoover het aan hen ligt, hoe eer hoe liever de geest van Potsdam weer zal heerschen in Duitschland met al de daaraan voor de wereld verbonden gevaren. Wij voor ons zouden ons daarover kunnen verheugen, omdat de waarschuwing nu tijdig kwam en de Entente haar maatregelen kan nemen om het gevaar af te wenden, maar helaas kunnen wij dit in waarheid geenszins. Want datgene wat wij wél kunnen, d.i. uitelkander houden de noodzakelijkheid dat Duitschland in militairen zin zwak blijft en dat het economisch weer tot vollen bloei komt, daartoe is men in de geallieerde landen veel minder in staat, en aldus staat het te vreezen, dat op de komende conferenties over de Duitsche schadeloosstelling de militair-politieke motieven de economische overstemmen en tot een beslissing leiden die het herstel der Europeesche samenleving alweer tot een verre toekomst verschuift. Voor Frankrijk immers bestaat de onderscheiding die wij zooeven maakten in 't geheel niet: daar meent men dat het noodig is om Duitschland zoowel zwak als arm te laten blijven en alleen van Engeland en Amerika zou men mogen hopen dat eigenbelang en gezond verstand tot een voorzichtige verzoeningspolitiek leidden. Maar als nu, juist wanneer men vóór een allergewichtigste beslissing in deze staat, de Duitschers onverholen met hun oude gelaat voor den dag komen, dan kan men zich niet verbazen als dit op de Amerikaansche en Britsche diplomaten evenals op de openbare meening in het Vereenigd Koninkrijk en de U.S.A. grooten indruk
| |
| |
maakt en de besprekingen over de schadevergoeding ten zeerste beïnvloedt.
De ongunstige stemming is in de Engelsche pers van deze dagen ook reeds zeer goed te merken: de Jingoen de regeeringsbladen praten, als de Fransche pers, over de noodzakelijkheid om de Duitschers nu eindelijk eens goed aan te pakken, zoodat zij over de brug komen, en de liberale organen komen daartegen nauwelijks in verzet. En dus, zooals de zaken zich thans laten aanzien, zal Frankrijk vrij gemakkelijk spel hebben om de verlangde bezetting van het Roer-bekken, althans de bedreiging daarmee, erdoor te krijgen. Duitschland zal nu met nieuwe voorstellen komen en heeft Amerika's bemiddeling ingeroepen, dewelke hoewel formeel geweigerd, feitelijk toegezegd is, en zoo kunnen de in Londen te kwader ure door Frankrijk's overvragen en Duitschland's te weinig bieden onderbroken onderhandelingen weer aangeknoopt worden, en bestaat de mogelijkheid van 't uitblijven der nieuwe dwangmaatregelen, zelfs van 't vervallen der vorige. Maar 't zal toch al heel mooi moeten loopen wil het daartoe komen, want in Parijs is de voorbereiding der bezetting van het Roerbekken reeds zoo ver gevorderd, dat zelfs al mochten Amerika en Engeland deze willen tegenhouden, zij een uitermate sterk verzet van Franschen kant te overwinnen zullen hebben.
Intusschen, 't is al een zeker succes van de sterkehand-politiek der Franschen, dat Duitschland met nieuwe voorstellen en met zijn bemiddelingsbede aan Amerika voor den dag getreden is. Toen de vergadering in Londen mislukt was, meende men - ook wij meenden 't - dat Duitschland zich van de sancties waartoe destijds besloten was, niet veel aantrok en dat ook Engeland eigenlijk alleen maar in zulke sancties had toegestemd die Duitschland niet heel veel kwaad zouden doen. Maar toen putje bij paaltje kwam, heeft men blijkbaar in Duitschland gemerkt, dat het anders was, dat de Londensche maatregelen wel degelijk zeer
| |
| |
pijnlijk werkten en misschien heeft men bovendien zien aankomen, dat er onvermijdelijk erger dingen zouden volgen. In elk geval, het verzoek om bemiddeling aan Amerika en vooral de daarmee gepaard gaande belofte om aan de U.S.A. datgene te betalen wat de Amerikaansche regeering na eerlijk en onpartijdig onderzoek zal bevinden dat Duitschland betalen kàn, klinkt als een wanhoopskreet en contrasteert sterk met den geest der Potsdamsche betooging. De verantwoordelijke menschen in Duitschland, zij die den waren toestand kennen, voelen blijkbaar maar al te goed hoe het land nog immer aan handen en voeten overgeleverd is aan zijn oude vijanden, die het dan wellicht niet tot betalen kunnen dwingen, maar die wel in staat zijn den Duitschers het leven zeer zwaar te maken, en alleen de schetteraars van den ouden stempel nemen een houding aan, alsof het rijk nog als vroeger in staat zou zijn, de wereld te trotseeren.
Want zoo is immers de toestand: de geallieerden zullen hun schadeloosstelling niet binnenhalen als Duitschland zich niet herstelt en dit herstel is derhalve hun eigen belang; maar daarnaast is het nog veel meer een belang van de Duitschers zelf, en dus, als nu de bondgenooten om welke reden dan ook hun eigen belang anders zien en maatregelen gaan nemen, die het handels- en industrieele leven van Duitschland verlammen, dan lijden zij daaronder, maar de Duitschers lijden nog veel meer, en zij doen wijs door, als het eenigszins mogelijk is, met groote tegemoetkomendheid, oprechtheid en eerlijkheid de tegenstanders tot een andere politiek te brengen. In dien geest schijnt de bede aan Amerika gedaan te zijn, en wij begroeten haar als een zij 't dan zwak lichtpunt in de duisternis der vooruitzichten, een gelukkige tegenzet van de Duitsche regeering tegen de demonstratie der monarchisten in Potsdam.
Natuurlijk - wij behoeven het nauwelijks meer te zeggen! - maken wij ons niet de minste illusie. Von Simons durft niet eerlijk en flink over de brug komen uit vrees voor de nationalisten in zijn land, Briand mag
| |
| |
niet toegeefelijk zijn uit angst voor Poincaré en Lloyd George is en blijft volslagen onberekenbaar, zoodat de Amerikaansche regeering, indien zij werkelijk weer gaat meedoen aan de beraadslagingen over het heil van de Oude Wereld, een moeilijke taak zal hebben, om de partijen tot een regeling te brengen, die voor hen allen van belang zal zijn. Maar de mogelijkheid bestaat toch en er is al iets gewonnen zoodra maar Amerika weer meedoet, want Amerika hoeft niet zoo bang te zijn als de anderen voor een herleefd Duitsch militarisme, terwijl zijn belang bij een hersteld Duitschland dat weer als vanouds Amerikaansche producten koopt en de werkeloosheid daarginds bestrijden helpt, zeer groot is.
Vandaag, Zaterdag 23 April, zal dan in deze zaak wellicht een voorloopige beslissing vallen, want Lloyd George en Briand komen samen in informeele conferentie. Daarop volgt natuurlijk een formeele waarbij dan misschien Amerika tegenwoordig zal zijn. De bezetting van het Roer-bekken als uiterste dwangmaatregel zal heden waarschijnlijk op het programma staan en laat ons nu aannemen, dat onder bepaalde voorwaarden, Engeland daartoe de toestemming geeft die het zoo lang heeft geweigerd. Indien vervolgens de groote conferentie, waarop de nieuwe Duitsche voorstellen besproken worden, het gevaar niet afwendt, dan trekt Foch het Roerdistrict binnen en daar zullen dan, luidens de berichten die de Fransche pers omtrent de plannen der regeering verspreid heeft, de Duitsche mijnwerkers kolen delven onder toezicht van Franschen, welke kolen dermate belast of op zulk een wijze verkocht zullen worden, dat het gat in de Fransche schatkist begint 'n weinig gevuld te worden. Laat ons alweer aannemen, dat de Duitsche mijnwerkers de kolen inderdaad zullen delven en niet, zooals zij aangekondigd hebben, zullen weigeren voor den vreemdeling te werken. Dan zou ten laaste tot op zekere hoogte de ‘slavenarbeid voor den overwinnaar’ waarover de Duitsche bladen sinds het verdrag van
| |
| |
Versailles schrijven, werkelijkheid worden. Zal Frankrijk en vooral zullen Engeland en de andere bondgenooten er mee gebaat zijn? Positief de vraag ontkennend beantwoorden, kan men zekerlijk niet en misschien ook zal de bezetting werken als indirect dwangmiddel, in dien zin dat de Duitsche regeering haar zoo onaangenaam en vernederend vindt en de Duitsche ‘Schwer-industrie’ er zoozeer door benadeeld wordt, dat men van Duitschen kant eerlijk en oprecht voor den dag komt met hetgeen men werkelijk betalen kan. We willen dus zeker niet positief volhouden, dat het middel niet werken zal of dat het erger zal zijn dan de kwaal. Maar sterke twijfel is hier toch geoorloofd. Ten eerste is het niet zeker, dat er geen ernstige onlusten en stakingen zullen uitbreken; ten tweede kan de bezetting van het Roer-bekken leiden tot nieuwe troebelen in Duitschland die den toestand nog verergeren, en eindelijk is het hoogst twijfelachtig, of, als de maatregel niet als indirect dwangmiddel werkt, zij direct de voordeelen zal opleveren die men er van verwacht. Want hoe men 't nu ook neemt, de kolen die dan voor Frankrijk uit den grond worden gehaald, zullen verkocht moeten worden, wil men er de schadeloosstelling uit putten. Wie zal ze koopen? De Duitschers? Ja, als ze dit doen, zou het middel dienstig zijn, want dan zou uit hun zak inderdaad het geld der schadeloosstelling komen. Maar tot dusver is de situatie in Duitschland nog niet zoo, dat men er voor groote bedragen koopen kàn, gelijk onze en de Engelsche en Amerikaansche handelaars dagelijks ondervinden. Wie dan? De Franschen zelf? In dat geval zouden zij hun eigen schadeloosstelling betalen, maar bovendien heeft Frankrijk nu al te veel kolen. De Engelschen dan en de neutralen? Ook zij hebben er niet zoo groote behoefte aan, al zal er van de neutralen in 't bijzonder op deze wijze wel geld te halen zijn. Evenwel, de wereld lijdt niet meer onder kolengebrek - afgezien dan van de tijdelijke
schaarschte in Engeland ten gevolge van de staking - en het resultaat zou vermoedelijk zijn een nieuwe daling
| |
| |
van den steelkolenprijs op de wereldmarkt. Dit lijkt zeer aangenaam en heilzaam, maar voor de Engelschen in 't bijzonder zou het nadeelig, zoo niet rampspoedig zijn. Want de economische moeilijkheden waaronder het Vereenigd Konkrijk gebukt gaat, de industrieele oorlog die als gevolg daarvan bijna uitgebroken was en die nog immer dreigt, zijn immers juist het gevolg van deze plotselinge prijsdaling? Geen product schier brengt nog genoeg op om zijn kosten te dekken en de daardoor onvermijdelijk gegeven noodzakelijkheid van loonsverlaging of sluiting der bedrijven en werkeloosheid is de oorzaak van de geweldige arbeidstroebelen die Engeland doorleeft en die eerst tot het verleden zullen gaan behooren als er eenige vastheid in de prijsverhoudingen is weergekeerd.
Derhalve, het remedie voor deze kwalen? Het ligt voor het grijpen: het herstel van Duitschland - we zien nu af van Rusland, Oostenrijk e.d. - als afnemer van producten is het eenige middel en daarmee moet en zal dan natuurlijk vanzelf een bevestiging der verhouding tusschen de munteenheden der landen gespaard gaan. Maar de Fransche politiek verhindert dit en de Engelsche laat zich nog immer op sleeptouw nemen, hetzij eveneens uit vrees voor een militair herstel van Duitschland, hetzij omdat men ook in Engeland meent, dat er meer van Duitschland te halen zal zijn door het volgen der politiek-Poincaré.
Zóó is dus de situatie aan het einde van April 1921, meer dan twee jaar na het einde van den oorlog en vóór de beslissing van de Entente die in 't begin van Mei genomen moet worden: het belang van allen brengt mee, dat de verdragsbepalingen die Duitschland's militaire macht aan banden leggen zoo scherp mogelijk toegepast worden, maar eveneens dat in economisch opzicht van de verdragsrechten en van de Ententemacht slechts zoodanig gebruik wordt gemaakt, dat Duitschland zich niet onttrekt aan de betaling van wat het betalen kan zonder zijn herstel te belemmeren. Dit
| |
| |
herstel is het belang van allen. De vraag is nu maar, of de weg gevonden zal kunnen worden om Duitschland dermate de duimschroeven aan te leggen dat het in deze oprecht doet wat het doen kan, want bij gebreke daarvan zullen de geallieerden zeker eenstemmig bereid zijn tot maatregelen die wel is waar voor hen zelf den ongunstigen toestand bestendigen maar die voor Duitschland nog rampzaliger zullen zijn. Zal Harding of Hughes de man zijn die hier het verlossende woord vindt?
Groningen, 23 April 1921.
|
|