Onze Eeuw. Jaargang 21
(1921)– [tijdschrift] Onze Eeuw– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 182]
| |||||||||||||||||||||||||
De Iersche kwestie
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 183]
| |||||||||||||||||||||||||
de bestuursvormen van heel Ierland meende te kunnen handhaven; door welke maatregelen de Britsche regeering, in schijn voor bevrediging van als rechtmatig erkende verlangens, in werkelijkheid ook sinds dien voor de bestendiging zoowel van de politieke als van de economische knechtschap der Ieren tot op heden gearbeid heeft. | |||||||||||||||||||||||||
1. Het Dwangbestuur.Men herinnert zich, uit welke bestanddeelen het latere Sinn Fein, het Sinn Fein van de jaren na de Easter Rising van 1916, bestond. Het omvatte de oude republikeinsch geworden Sinn Feiners, de van huis uit separatistische Republikeinen zelf, en het grootste deel van de leden der Arbeiderspartij, die officieel buiten de beweging bleef, heel wat op Sinn Fein's sociaal programma te zeggen had, maar haar klassebelangen niettemin aan het belang van de nationale strijd onderschikte. Reeds vóór 1918 begon Sinn Fein praktische functies op zich te nemen. Het voerde verkiezingscampagnes, met succes veelal, maar het vervulde eveneens een belangrijke rol bij het moeilijk vraagstuk van de voedselvoorziening gedurende de laatste jaren van de oorlog. Dit was geheel in overeenstemming met het oorspronkelijk strijdprogramma van Arthur Griffith, die Ierland, met voorbijgaan van de uitvoerende macht van Dublin Castle en appendenties, in alles op eigen hulp en arbeid wou doen steunen. Na de Algemeene Verkiezing, toen de verkozenen zich tot een Iersch Parlement geconstitueerd hadden en het eerste kabinet zich gevormd had, toen dus niet meer een genootschap van particulieren of politieke partij, maar een volksvertegenwoordiging draagster van het separatistisch ideaal en leidster der beweging geworden was, bleek dat zelfde strijdprogramma van Arthur Griffith, haar vice-president, ook voor de officieele republikeinsche politiek als richtsnoer genomen te zijn. Een politiek van ongewapend verzet. De voorstanders van gewapend verzet waren gedwongen de noodzakelijk- | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 184]
| |||||||||||||||||||||||||
heid daarvan toe te geven. Wel vormden de vrijwilligers een gerëorganiseerd leger, aan welks oefening men alle aandacht besteedde, maar dat het, onmiddellijk na het ineenstorten van Engelands vijanden, niet de tijd was om tegen het Britsch gezag met kogel en bajonet iets te bereiken, was iedereen duidelijk. De geheele taktiek van Dáil Eireann en zijn ministers binnen de grenzen van Ierland zelf was deze. Zij probeerden, ónder de organisatie van het Britsch gezag, een zuiver Iersch gezag te organiseeren, dat met medewerking van het volk langzaam maar zeker de uitvoering van het Engelsch bewind onmogelijk maken moest. Griffith' oude strijdmiddel tegen Engeland was een der beginselen van Dáil Eireann: toepassing der non-coöperatie-gedachte. Wat het van het volk vroeg, kwam neer op een weigering om in één enkel opzicht, behalve dan als het volstrekt onvermijdelijk was, bij te dragen tot de werking der Engelsche regeeringsmachine. Op verschillende gebieden beraamden de leiders plannen, om door het scheppen van nationale, aan de volksaard aangepaste instellingen die van Dublin Castle te verdringen. Voorbereidingen inmiddels om, zoodra zulks mogelijk was, over heel Ierland ten behoeve van landbouw, veeteelt, visscherij, nijverheid en handel constructieve hervormingen ter hand te nemen. Een leening werd uitgeschreven en had in Ierland en Amerika succes. Men hield de vrijwilligers beschikbaar om, bij het zienderoogen afnemen van de autoriteit der Royal Irish Constabulary, de noodige politiediensten te verrichten. Op vele punten des lands stelde men rechtbanken in, waarvoor talrijke Ieren, met voorbijgaan van de officieele rechters, hun gedingen aanlegden en beslecht zagen. Ook in Engeland verschenen in de maanden, toen Iersche arbitage en rechtspraak, Iersche politiediensten algemeen werden, de gunstigste rapporten over de zuiverheid der uitspraken en de bereidwilligheid der partijen, ook de verliezende, om zich daar aan te houden. Een der belangrijkste daden der Republikeinen was de instelling van de ‘Commission of Inquiry into the | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 185]
| |||||||||||||||||||||||||
Resources and Industries of Ireland’, die niettegenstaande alle tegenwerking van Dublin Castle in staat was het verslag en de notulen van haar onderzoek naar Melk, Melkproducten en Visscherijen te publiceeren. Ik vestig op al deze werkzaamheden van republikeinsche zijde uitdrukkelijk de aandacht, omdat zij, op wapenvrede gebaseerd en zonder wapenvrede à priori onvruchtbaar, onwederlegbaar te kennen geven, dat in Dáil Eireann geenszins het verlangen bestond, om de verhoudingen op de bloedige wijze, waardoor het laatste stadium der Iersche kwestie zich kenmerkt, op de spits te drijven. Ik besprak tot hier toe de binnenlandsche politiek der Republikeinen. Zij hadden ook een buitenlandsche en deze, zonder het geloof in, of de hoop op een vreedzame oplossing der moeilijkheid zinneloos, doet, gelijk hun binnenlandsche politiek, beseffen, hoe weinig de leiders op geweld bouwden. Griffith en de zijnen hadden gedurende de eerste jaren van de oorlog een overwinning van Duitschland op den gemeenschappelijken vijand verwacht. De zwakheid van een gëisoleerd Ierland beseffend, lieten zij de hoop op Duitschland slechts varen, om haar door een nog vuriger hoop op de Vredesconferentie en de Volkenbond te vervangen. Niet de geest van idealisme, die de redevoeringen van zooveel Europeesche staatslieden scheen te bezielen, maar vooral de gedachtesfeer van Wilson, en zijn onderstelde macht om de verwerkelijking van zijn theorie aan zijn bondgenooten op te leggen, bracht Griffith tot de overtuiging, dat de Iersche vrijheid een punt van internationale besprekingen op het congres voor de wereldvrede kon worden. Ik geef in een noot de formule, die Young Ireland indertijd als het oorspronkelijk ontwerp van Wilson voor artikel 10 van het Covenant mededeelde, en de definitieve vorm, die Engeland ten slotte wist door te drijvenGa naar voetnoot1). Men kan begrijpen, hoe vurig de Sinn Feiners | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 186]
| |||||||||||||||||||||||||
gehoopt hebben, dat Wilson de kracht zou bezitten, tegenover Engeland zijn wil in een daad om te zetten, en met hoeveel teleurstelling zij de langzame nederlaag van zijn beginselen hebben gadegeslagen. Al weten zij, hoe groot de invloed was, die 16 millioen Ieren en Ierenkinderen in de Vereenigde Staten op het besluit van Amerika, om buiten de Volkenbond te blijven, hebben uitgeoefend, met het bezwijken van hun hoop op de bond en op de conferentie verdween de laatste kans, hun strijd diermate een voorwerp van internationale besprekingen te zien worden, dat Engeland niet langer zou kunnen weigeren om aan hun rechtmatig verlangen tegemoet te komen. De ontwikkeling der republikeinsche beweging werkte natuurlijk diep in op de Britsche regeering te Dublin. Zij pleegt het altijd zóó voor te stellen, of haar moorddadig dwangregiem het afgedwongen gevolg was van de even moorddadige erupties der Republikeinen. Niets is minder waar. Laat ik even de Algemeene Verkiezing, de samenkomst van Dáil Eireann als scheidingspunt houden. Daarvóór, zeide ik, hield Sinn Fein zich volkomen vreedzaam bezig met de uitbreiding van zijn organisatie, met propaganda en verkiezingscampagnes, met | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 187]
| |||||||||||||||||||||||||
pogingen om o.a. voor de voedselvoorziening nuttig werkzaam te zijn. Het succes kon niet ontkend worden en was voor Westminster en Dublin Castle beiden onverdragelijk. Zij begrepen zeer goed de groote gevaren verbonden aan juist die vreedzame ondermijning van het gezag, die de Republikeinen later nog zooveel consequenter en breeder zouden nastreven. Hun antwoord was: een onafgebroken reeks van aanvallen op de vrijheid der Iersche burgers; de ontdekking van een niet bestaande samenzwering, waarvoor zij nimmer in staat waren de beloofde bewijzen aan te brengen - een poging om dat op een gunstig oogenblik te doen mislukte eenige tijd geleden op jammerlijke wijze - maar die hun een grond bezorgde om een groot aantal leiders voor een tijd achter slot en grendel te zetten; een conscriptiewet, die zij niet durfden toepassen, maar die hen ten bate van Engeland op de slagvelden van Frankrijk van een goed deel der strijdbare jongelingschap bevrijd zou hebben. Wat de eerstgenoemde reeks aanvallen op de vrijheid der burgers betreft, ik vermeld hier de zeer belangrijke vraag van den eerlijken Tory, Lord Henry Cavendish-Bentinck, die, ruim een half jaar geleden gesteld, nooit beantwoord is en door de Engelsche regeering zonder zelfbeschuldiging ook niet behoorlijk beantwoord worden kán: hoe de minister, wanneer hij op de Ieren zelf de verantwoordelijkheid voor Engelands dwangbewind legt, verklaren kan, dat in de jaren 1917-1918 1456 arrestaties, 1244 vonnissen wegens politieke vergrijpen (12 Ieren werden doodgeschoten, gebayonetteerd of stierven in de gevangenis), 115 deportaties zonder gerechtelijke instructie of beschuldiging, 99 verstrooiingen van uit ongewapende mannen en vrouwen bestaande vergaderingen, 32 voor een groot deel der bevolking zeer nadeelige verboden van jaar- en andere markten, 12 schorsingen van Iersche dagbladen vermeld waren, terwijl gedurende die twee jaren slechts één politieagent, niet als slachtoffer van republikeinsche ‘moord’, maar ten gevolge van zijn bij een opstoot opgeloopen verwondingen het | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 188]
| |||||||||||||||||||||||||
leven verloren had? Deze cijfers zijn welsprekend, wanneer men zich achter hen de feiten, die zij weergeven en samentellen, de onafgebroken benadeelingen, prikkelingen, provoceeringen, die het volk te verduren had, voor de geest stelt. Maar het is mij voor mijn betoog alleen om de gevolgtrekkingen te doen. Terwijl ik dit schrijf, verschijnt het rapport van de Amerikaansche Commissie tot onderzoek der toestanden in Ierland. Een commissie van meer dan 150 voor een groot deel Protestantsche leden bestaande uit senatoren, gouverneurs van staten, burgemeesters, professoren, hoofdredacteurs, bisschoppen. Ik kom op dit verslag later terug. Ik geef hier uitsluitend deze conclusie over het cijfer, dat de verliezen der Britsche strijdmacht een tijd geleden bereikt hadden: ‘These figures would seem to us to indicate a spirit of restraint in the Irish people’. De lezer bedenke, dat deze conclusie voor de laatste maanden, winter en voorjaar 1921 geldt. Hoe groot de ‘spirit of restraint’ in 1917-1918 geweest is, make hij na vergelijking uit de boven geciteerde cijfers van Lord Henry Cavendish-Bentinck op. Na de Algemeene Verkiezing veranderde de toestand. Van het oogenblik af, dat Ierland een eigen vertegenwoordiging had, begon eerst recht de strijd tusschen een Engelsch gezag, dat zich zelf ondermijnd voelde worden, en een Iersch gezag, dat het Engelsche trachtte te verdringen en daarmede meer succes had, naarmate zijn eigen organisatie sterker en vollediger werd. Het verloop der vredesconferentie, dat alle hoop op de Volkenbond vernietigde, was een te feller werkende prikkel, om de Iersch-Iersche politiek tegen de Engelsch-Iersche door te zetten en zoo scherp mogelijke vormen te geven. Aan de andere kant was de uitslag der verkiezingen voor de Engelsche regeering een ernstige waarschuwing. Al de maatregelen, waartoe het bij machte was, had Dublin Castle tegen een Sinn Feinsch succes genomen. Zij kon uit het verloop der vredesconferentie de les trekken, dat zij, zoo zij er in slaagde de Amerikaansche publieke opinie door een wet, die Ierland een schijn van zelf- | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 189]
| |||||||||||||||||||||||||
beschikking zou geven, te verzoenen, geen buitenlandsche inmenging te duchten had. Dat zij, in de vreedzame ondermijning van het Britsch gezag een veel grooter gevaar moest zien dan in welke gewapende rebellie ook, heb ik al betoogd. Ook op die grond moest het haar nuttig voorkomen de strijd naar een gansch ander terrein over te brengen, waarop de gestie van beide partijen het zelfde karakter zou dragen, waarop die van de eene partij kennelijk wettig, die van de andere kennelijk onwettig zou zijn, en de gewelddadige onderdrukking van vreedzaam lijdelijk verzet of rustige onthouding van medewerking niet langer als een bruut, ongemotiveerd machtsmisbruik veroordeeld kon worden. Gedurende het heele jaar 1919 was de bedrijvigheid van politie en leger al bedenkelijk gestegen. Tusschen Januari 1919 en Maart 1920 hadden 22.279 huiszoekingen, 2332 politieke arrestaties, 151 deportaties, 429 verboden van vergaderingen en schorsingen van dagbladen plaats. In de herfst van 1919 echter ging Dublin Castle tot een stap over, die voor de ontwikkeling der gebeurtenissen de ingrijpendste gevolgen met zich bracht. In Juli van dat zelfde jaar had Carson, gewezen minister en lid van de Privy Council, opnieuw met rebellie gedreigd voor het geval het verwachte Home Ruleontwerp niet ten volle met de wenschen van Ulster overeenstemde. Ook nu zag de regeering geen aanleiding om tegen hem op te treden. Maar in Zuid-Ierland verklaarde zij een paar maanden later Dáil Eireann, Sinn Fein, de Gaelic League en andere Iersche instellingen onwettig en dreef daarmede de republikeinsche beweging onder de grond. ‘Not until the United Irish Society had been suppressed and declared illegal,’ schreef Griffith in 1904 over de opstand van 1798, ‘did the bulk of its supporters begin to dream of armed revolt.’ Zoo ging het ook nu. Van omstreeks eind 1919 begon sporadisch het gewapend optreden der vrijwilligers, dat aan een, in de eerste maanden nog zeer beperkt, later als gevolg van de militaire pressie steeds aangroeiend getal dienaars der | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 190]
| |||||||||||||||||||||||||
Engelsche Kroon het leven kostte en, volgens de voorstelling der regeering, de oorzaak van de spontaan begonnen reprisals der politie geworden is. Laten wij het verloop der werkelijkheid aandachtiger bekijken dan gemeenlijk, zoo ooit, gedaan wordt. Ik onderscheid in de ontwikkeling der wederzijdsche gewelddadigheden drie perioden. De eerste loopt van de onwettigverklaring der republikeinsche instellingen tot het aannemen van de Restoration of Order in Ireland Act, begin Augustus 1920, de tweede van het in werking treden dezer wet tot aan de afkondiging van de staat van beleg in de Zuidelijke streken van Ierland, begin December 1920, de derde loopt sinds dien, en zal eerst eindigen, zoodra Engeland, hetzij er in slaagt het verzet lam te slaan, hetzij er onder de drang der gebeurtenissen toe overgaat, zijn gewapende macht uit Ierland terug te trekken. Ik zal deze drie perioden, zoo kort zulks doenlijk is, karakteriseeren. Men zal duidelijk kunnen waarnemen, dat niet de Engelsche violentie een gevolg van, een reactie op de Iersche, en deze een spontane uiting van een opstandige moordenaarsbende is. Men zal veeleer zien, dat de Iersche gewelddadigheid, na eerst door de Engelsche pressie en provocatie veroorzaakt te zijn, daarna bij voortduring door de uitingsvormen van het Britsch dwangbestuur bepaald gebleven is. De eerste periode, zeide ik, begint met de onwettigverklaring van Dáil Eireann, Sinn Fein, enz. Deze onwettigverklaring richtte zich, zooals ik uiteenzette, voornamelijk tegen de vreedzame verdringing van Britsche bestuursvormen, die toen ter tijd het grootst en moeilijkst te bestrijden gevaar scheen. Welk gevaar zij voor Engeland ook inderdaad beteekende, bleek vooral gedurende winter en voorjaar 1920, toen tegen de verdrukking in de republikeinsche politiek in zekere streken van Ierland eerst geheel begon door te werken en de Engelsche pers van de resultaten keer op keer met verwondering, soms met bewondering gewaagde. De bedoeling van het militaire en politieele optreden | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 191]
| |||||||||||||||||||||||||
der Engelsche wapenen vloeit uit dit succes lijnrecht voort. Het was de systematische vervolging van de leiders der republikeinen, van de vrijwilligers in het bijzonder, de opsporing van republikeinsche terechtzittingen, de arrestatie van ieder, die bij republikeinsche werkzaamheden betrokken was, de volledige destructie van de beginnende Iersche staat, die Dáil Eireann onder de Britsche trachtte op te bouwen. Een tweeledig resultaat was onvermijdelijk. Spionnen en aanbrengers overstroomden het land en maakten de veiligheid van een groot deel der Republikeinen nog onzekerder dan zij door de rechtstreeksche achtervolging al was. Laten wij gereedelijk toegeven, dat een aantal politieagenten in die dagen als altijd en overal door bewuste wraakoefening of onbeheerschte drift het leven verloren kunnen hebben. Dat gedurende het tijdsverloop, waarover ik spreek, de offers aan de kant der overheid sporadisch, overal verspreid, zonder eenig zichtbaar systeem voorkwamen, bewijst, dat zij slechts de gevolgen van onmiddellijke reacties op de feitelijke toestand waren. Over het algemeen kan men aannemen, dat, als zoodanig erkend en veroordeeld, of betrapt - vergissingen zullen wel niet altijd vermeden zijn - in die maanden voornamelijk spionnen en verraders vielen. Dit doodschieten van een politieagent hier, een ander daar, soms met korte, soms met lange tusschenpoozen, draagt, als omstreeks de zelfde tijd het verbranden van honderden politiebarakken over het heele land, klaarblijkelijk een uitsluitend defensief karakter. Het andere resultaat was dit: Niet alleen de republikeinsche leiders en vrijwilligers werden door het optreden der politie meer en meer opgejaagd en gëisoleerd, een dergelijk isolement was ook het lot der Iersche poiitie, die Dublin Castle steeds meer aan haar eigenlijke functie onttrok en van het volk, waarvan zij aanvankelijk deel uitmaakte, vervreemdde. En niet alleen werkte dat isolement langzaam maar zeker demoraliseerend, maar het had tevens het gevolg, dat een groot aantal politie- | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 192]
| |||||||||||||||||||||||||
agenten zelf, die de opdrachten der regeering met tegenzin ten uitvoer legden, ontslag namen en de noodzaak van versterking hunner gelederen ontstaan deden. Met Sir Hamar Greenwood, den nieuwen minister voor Ierland, Sir Nevil Macready, den nieuwen opperbevelhebber der troepen, generaal Tudor, den nieuwen adviseur en het werkelijk hoofd van de politiemacht, begon voor deze in April een nieuw regiem. Eerst trachtte men haar met Engelsche ex-soldaten aan te vullen. Kort daarop besloot men tot het oprichten van een geheel nieuw corps Engelsche hulppolitie. Zoodat sinds het voorjaar van 1920 vier verschillende groepen de bescherming van ‘orde en wet’ tot taak hebben: 1. het bezettingsleger, 2. de Royal Irish Constabulory, 3. de eigenlijk tot haar behoorende ex-soldaten, die om hun kleeding - niemand wilde hun uniformen leveren, zoodat zij in khaki gekleed bleven, maar ter onderscheiding van de soldaten een soort zwarte muts te dragen kregen - Black and Tans genoemd werden, 4. het uit gedemobiliseerde ex-officieren bestaande hulppolitiekorps, dat in de volksmond met de onder 3 genoemden de naam van Black and Tans pleegt te deelen. In deze vierledige ‘legerordening’, wier aantal op het oogenblik wel niet ver van de 100.000 man verwijderd zal zijn, bezaten Engeland en Dublin Castle tegen de tweede helft van 1920 de gewapende macht, waarmede zij de Iersche vrijheidsbeweging dachten te kunnen smoren. Zoo georganiseerd, ontbrak haar nog slechts de dubbele bevoegdheid, om die gewapende macht precies zoo te gebruiken als zij zelf verkiezen mocht, en om uit haar officieren de rechtsmacht te vormen, die de wandaden der Ieren, bij gelegenheid ook haar eigen wandaden, berechten zouden. Met het scheppen van deze verstrekkende bevoegdheden begint de tweede periode. De publicatie, gedurende een aantal maanden, van telkens een nieuw attentaat op de politie als de misdaad van een verachtelijke moordenaarsbende, waarvan ook het Iersche volk in zijn geheel het slachtoffer heette, was de voorbereiding geweest. Dat | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 193]
| |||||||||||||||||||||||||
de beschikbare onderdrukkingsmiddelen onvoldoende waren, bleek iedere dag opnieuw, want rechtspraak bestond, door de weigering der bevolking om aangiften te doen, getuigenissen af te leggen, deel van de jury uit te maken, in sommige deelen des lands niet of nauwlijks meer. Tegen Augustus was het Britsche publiek zoo lang bewerkt, dat de regeering haar Restoration of Order in Ireland Act in een paar dagen door de beide Huizen kon heenjagen. Deze wet had het oogmerk om aan Engeland het formeele recht op iedere willekeur te geven, d.w.z. het Iersche volk rechteloos te maken. Zij is de consequente doortrekking van het beginsel, dat waar het Ierland betreft, het schandelijkst onrecht recht wordt, wanneer het door de serviele meerderheid van een vreemd Parlement tot ‘wet’ verheven is. Zij gaf het aanzijn aan bepalingen, die van de kostbaarste rechtsbeginselen de snijdende negatie zijn. Zij trachtte het eene deel des volks, ouders, echtgenooten, tot verraders van het andere deel, zijn verdedigers en bevrijders, kinderen en mannen, te terroriseeren, want zij verklaarde dat andere deel vogelvrij. En als vogelvrij verdedigde het zich. Van dorp tot stad, van huis tot boerderij gejaagd, wetend dat de gulle hulp den gastheer gevangenisstraf, zoo niet erger kon kosten, wetend eveneens, dat hun achtervolgers hun rechters zijn zouden, hadden zij zich op hun vlucht te verweren, te beschermen tegen aanvallen, tegen arrestaties zoo mogelijk, tegen spionnen en verraders ook en in de eerste plaats. De organisatie bleef behouden en door haar konden soms executies geschieden, die ondanks alles van het bestaan eener krachtige centrale leiding blijk gaven. Ik vermeld de moordenaars van den Corkschen burgemeester, MacCurtain. Volgens een Engelsch blad werd de compagnie, die men in Ierland als de schuldige aanwees, over het heele land verstrooid en is desondanks niet één van haar leden nog in leven; de dood van Annan Bell, een der beruchtste meesters van Dublin Castle, voor de buitenwereld een eerzaam burger op weg naar de arbeid, wiens dood bij klaarlichte dag | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 194]
| |||||||||||||||||||||||||
op een volle tram als een straf beschouwd werd voor alles, wat deze man tegen Ierland gedaan had; het doodschieten op Zondagmorgen van een aantal officieren te Dublin, dat des middags door de officieele aanslag op een besloten voetbalveld beantwoord werd: een der groote Engelsche bladen sprak nog onlangs over de slachtoffers als officieren van ‘the Secret Service’. Geen combinatie van gebeurtenissen verwekte allerwegen zooveel beroering als de laatste en het ongevraagd verslag van rechter MacDonald Bodkin over zijn jongste zitting aan Greenwood moest verschijnen, alvorens het tot die Engelschen, aan wie het verslag niet onthouden werd, doordrong, dat gewelddaden als zij tegen deze officieren bedreven zagen, onder overeenkomstige omstandigheden door vele soortgelijke van de kant der overheidsdienaars uit heel wat minder verdedigbare motieven voorafgegaan waren. Want ondertusschen had de hulppolitie een begin gemaakt met de reprisals, die in het oordeel der wereld het eigenlijke kenmerk van het Britsche bewind over Ierland geworden zijn. Niets is begrijpelijker dan dat juist de hulppolitie de reprisals inluidde. Zij waren geen Ieren, maar Engelschen. Zij waren in het laatste stadium van den oorlog aan dingen gewoon geraakt, die aan zoovelen het besef van verhoudingen, het innerlijk evenwicht ontnomen hebben. Een deel hunner had een periode van werkeloosheid doorgemaakt. Zij voelden zich tusschen de Ieren van het begin af aan gëisoleerd, vijanden in een bezet gebied. De Restoration of Order Act verklaarde een deel der bevolking vogelvrij, bedreigde het andere voor de geringste vergrijpen, vergissingen en zelfs onschuldigheden met zware straffen, en onderwierp de slachtoffers aan de rechtspraak van hun eigen officieren. Door vroegere executies leefden zij onder de vrees, dat zij ieder uur des daags met den dood bedreigd waren. Al deze dingen tezamen moesten haast noodzakelijk tot die eerste daden van weerwraak leiden, die toen zij niet alleen niet gestraft, maar in Engeland zelf door ministers, | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 195]
| |||||||||||||||||||||||||
met behulp van de gemakkelijkst te ontmaskeren waarheidsverkrachtingen verheeld, of, zoo dat onmogelijk was, vergoelijkt werden, sinds dan door de meest weerzinwekkende wandaden gevolgd zijn. Moord, mishandeling, plundering, brandstichting, veelal onder de invloed van dronkenschap - de kroegen pleegden het beginpunt van een reprisal te zijn - bedreven, kenmerken gedurende de tweede periode het optreden der Britsche politiemacht. Vele dorpen, steden, fabrieken, boerderijen, een groot aantal menschenlevens, die buiten de politieke actie stonden, zijn van deze anarchie de dupen moeten worden, vooraleer de publieke conscientie in Engeland voldoende wakker geschud was, om de regeering voor de gevolgen bevreesd te maken en op middelen te zinnen, die haar in staat zouden stellen haar werk, dat op de weg naar het succes heette te zijn, nog een tijdlang voort te zetten. De over weken en weken voortsleepende hongerdood van Terence MacSwiney, den opvolger van Mac Curtain als burgemeester van Cork, die Ierland als een zijner sterkste geesten zal eeren, maakte in het trage bewustzijn der Britten het besef wakker, dat in deze Iersche moordenaars een vlam van geloof en heldenmoed brandde, welker bestaan zij nimmer vermoed hadden. Onofficieele onderhandelingen over verzoeningsmogelijkheden werden geopend en voortgezet; tot de kans, dat zij slagen zouden, grooter werd, en Dublin Castle (door de regeering ter zake van deze arrestatie nimmer gedesavoueerd) er toe overging Arthur Griffith en Eoin Mac Neill, vice-president en minister der Republiek, gevangen te zetten en zoo door dit antwoord opnieuw de hoop op vrede afsneed. Maar erkend mocht die afsnijding natuurlijk niet worden. Het kabinet begreep, dat het officieel de kans op verzoening moest laten leven. Vandaar zijn toezegging aan de leden van Dáil Eireann, dat zij, op eenigen na, vrijelijk konden samenkomen, om hunnerzijds het verzoeningsvraagstuk te kunnen bestudeeren. Hij koppelde die toezegging echter in de zelfde rede aan een mededeeling, dat de | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 196]
| |||||||||||||||||||||||||
regeering voor het Zuidelijk deel van Ierland tot de staat van beleg besloten had en alle Ieren verplicht zouden zijn hun wapenen vóór een bepaalde dag in te leveren. Begin December 1920 nam de staat van beleg een aanvang. In November reeds had Lloyd George verklaard, dat hij ‘murder by the throat’ had. Terwijl ik dit schrijf is het oogenblik, waarop dit het geval zal zijn, niet dichterbij dan toen. De derde periode verkrijgt haar eigen bijzondere kleur: 1o. door de staat van beleg, het verbod van wapenen, de officialiseering van reprisals, het gebruik van gijzelaars op de gepantserde motorwagens, de executies wegens bezit of dragen van wapenen; 2o. door de reactie daarop van het Iersche Republikeinsche Leger, welks vrijwilligers door de pressie gedwongen werden in grootere groepen dan ooit te voren op te treden en dientengevolge tegenover een zoo volledig toegeruste troepenmacht als de Engelsche, zelfs als zij in een hunner ondernemingen slagen, vaak hoogere verliezen tellen dan hun vijanden. Zij, deze derde periode, dringt aan de Iersche wapenactie steeds meer het karakter van een guerilla op. Zij openbaart aan het Engelsch bewind het harde, ongenereuze, meedoogenlooze karakter van dat militaire dwangregiem, dat in de geschiedenis al zoo vaak als onintelligent, onmachtig en gevaarlijk ontmaskerd isGa naar voetnoot1). | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 197]
| |||||||||||||||||||||||||
Zij doet ons aan beide zijden de definitieve vormen van aanval en verzet zien, die dit deel van mijn studie tot het juiste punt maken voor een onderzoek naar de vraag, wat, met betrekking tot de moreele kant hunner gestie, over beide partijen ten slotte ons oordeel zal moeten zijn. In de eerste plaats dus de Ieren. Het probleem, dat zich aan den beoordeelaar opdringt is dit: tasten sommige strijdmiddelen der Republikeinen het ideale karakter van hun beweging niet aan? Het voorafgaand betoog had ten doel om op zuiver feitelijk gebied aan te toonen, hoe weinig de Ieren zelf de keuze van hun strijdmiddelen | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 198]
| |||||||||||||||||||||||||
in hun hand hadden. Maar ik wil dit nu terzijde laten. Er is een moreele kwestie, waarop maar één rechtvaardig antwoord bestaat. Ik zelf heb in den aanvang van ‘moordcampagne’ gesproken, alsof het vast stond, dat er werkelijk een, zij 't verklaarbare, moordcampagne plaats had. Zóó sterk is de invloed der omgeving zelfs bij de overtuigden en goed-willenden, wanneer de gebeurtenissen nog te jong zijn en te ver af geschieden, om ons mét hun naakte feitelijkheid hun ondergrond en hun achtergrond tegelijk te doen zien. Nu de pressie der Engelsche troepen de Republikeinen tot collectiever actie gedwongen heeft, begint zelfs de meerderheid van het Engelsche volk te beseffen, wat zijn minderheid al spoedig geweten heeft, dat in Ierland niet maar een bende ‘zwaar betaalde’ moordenaars aan het werk is, maar dat een dapper leger, door een volhardende bevolking gesteund, onder de drukkendste omstandigheden, tegen de sterkste overmacht, met onverbiddelijke vervolging slechts van alles wat spionnage of verraad is, de vrijheidsoorlog volhoudt op de eenige wijze, waarop het die tegen een met alle moderne oorlogsmiddelen toegeruste vijand volhouden kán. Doch de grondslag van der menschen wapenbedrijven in gëisoleerde gevallen als tijdens de eerste periode der Iersche wapenactie voorvielen te begrijpen, is moeilijk genoeg, moeilijk vooral, waar in de maatschappij het instinctief geloof in het recht van historische heerschappijen en de sanctie van succes en materieele overmacht zoo sterk is, als het altijd weer blijkt te zijn. Het is één ding te weten, dat de republikeinsche regeering zoo goed als de Engelsche het recht heeft zich als wettige regeering van een natie te beschouwen en, eenmaal in oorlog, alle noodzakelijke middelen toe te passen, het is een ander ding, om in elk bijzonder geval uit die wetenschap de criteria voor ons oordeel af te leiden. Als de rook der partijdige voorlichting optrekt en wij in het klare daglicht der bezinning de feiten zelf kunnen waarnemen, als wij het hart, de geest, de motieven der partijen zien openliggen, voelen | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 199]
| |||||||||||||||||||||||||
wij, dat een ander oordeel zich in ons voorbereidt. Van het oogenblik af, waarop een natie als de Iersche zich zelf als onafhankelijk beschouwt, de erkenning van haar onafhankelijkheid moet bevechten, en daartoe haar organen geschapen heeft, bezit het voor zich zelf het recht, alle erkende middelen van oorlogsvoering tegen haar vijand in gebruik te nemen. Zij heeft dus vóór alles het recht om zich, na de zelfde soort van berechting als die welke de tegenpartij beoefent, door executie tegen spionnen en overloopers te beveiligen. Ik zeg niet dat eenige executie een ideaal van menschelijkheid is. Het is precies het tegendeel. Ik ontken niet, dat vergissingen onvermijdelijk zijn en het gebrek aan publieke controle een groot gevaar is. Niet vergetend, dat Ierland in ieder opzicht door Engeland tot zijn strijdmiddelen gedwongen is, besef ik daarnaast, dat het in den beoordeelaar en in de andere partij een moreele zwakheid is, van Ierland te eischen, dat het tegenover een land, welks missionnairs zoo vaak militair-economische voorposten waren, en welks hoogste juridische functionaris, de Lord Chancellor, naar aanleiding van de Iersche strijd de Christelijke voorschriften onlangs voor de rëeele wereld onbruikbaar noemde, dat het, zeg ik, tegenover dat land ter wille van partijdig toegepaste en dus geschonden beginselen zich zelf zal slachtofferen door juist die maatregelen achterwege te laten, die men het wel zou toestaan, wanneer het bezat, wat zijn tegenpartij het met dezelfde maatregelen onrechtmatig tracht te blijven onthouden. Wij hebben er voor onze beoordeeling mee te maken, hoe Ierland zich zelf beschouwt, en of het daarvoor een redelijke en zedelijke grond heeft. Geen ander land, de Nederlanden niet, de Italiaansche bevrijders niet, hebben zich door de waanoordeelen over en binnen de grenzen laten weerhouden om alles te doen wat hun noodig docht. En waar, ten slotte, zijn Ierlands Geuzen, is Ierlands Sonoy? Geen weldenkend man zal op de Iersche leiders een blaam werpen, omdat zij zich met de wapenen tegen | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 200]
| |||||||||||||||||||||||||
de meest violente usurpatie verzetten, die het eene cultuurvolk over het andere kan uitoefenen, en de middelen gebruikt hebben, die per saldo de eenige waren, die hun tegenpartij hun overliet. Wat de beschuldigingen der Engelsche regeering betreft: niet alleen heeft zij zelve de gewelddadigheid van haar tegenpartij vele malen overtroffen, maar bovendien mist zij de motieven, waardoor deze geleid wordt. Van haar is het slechts een bijzonder antipathieke soort van ‘cant’, om eerst een organisatie onwettig te verklaren en vervolgens op die zelfde onwettig verklaarde organisatie de moreele verantwoordelijkheid voor de gevolgen der onwettigverklaring te leggen. Deze laatste overweging geeft de oorzaak aan voor de individueele, nuttelooze en verwarrende gewelddadigheid van sommige Iersche extremisten of gedesequilibreerden, en tegelijk de reden, waarom de leiders steeds geweigerd hebben, zich over iedere gewelddadigheid, welke ook, veroordeelend uit te laten. Ik citeer de volgende zinsneden van Arthur Griffith uit het Young Ireland-nummer van 27 November 1920, onmiddellijk vóór zijn arrestatie: ‘For months past England has burned and wrecked towns and villages in Ireland, shot down Irish people indiscriminately, and even assassinated Irish prisoners and political opponents. Yesterday she repeated Amritsar at Jones's Road in Dublin, and a new horror was revealed when the body of Father Griffin was found pierced with the bullets of her agents. Such is Englands reply, not to outrage and crime, as she falsely alleges, but to the peaceful endorsement of the principle of self-determination by the Irish electorate. Until she proclaimed and prescribed the Irish national, cultural, and political associations, and Dáil Eireann - the assembly of the duly-elected representatives of Ireland - the people, despite gross provocation and outrage, refrained, under the counsel of their elected leaders, from reprisals and even from self-defence, - suffering in the faith that not those who can inflict most, but those who can endure most, | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 201]
| |||||||||||||||||||||||||
will ultimately prevail. - England bans the elected representatives of Ireland, and at the same time, seeks before the world to invest them with a responsibility for any reactions against her own crimes in Ireland. The responsibility is wholly Englands. When the representatives of the Irish people are no longer hindered by her armed forces from freely assembling and conferring, they can and will assume responsibility, so far as the Irish people are concerned, for the maintenance of peace and order’. In de tweede plaats de Engelsche regeering. Tot het begin der reprisals was haar politiek duidelijk. Na de afkondiging van de staat van beleg in het Zuiden eveneens: zij maakte de reprisals een officieel erkend systeem. In de eerste en derde phase bezat haar politieke en zekere mate van uiterlijke eerlijkheid, die door de oneerlijkheid van sommige ministers op detailpunten niet aangetast werd. Het was de tweede phase, die de toeschouwers van alle landen in staat stelde, tot op de bodem van de Engelsche regeeringsmentaliteit te zien. Deze trachtte de omvang en de beteekenis der reprisals zoo veel mogelijk te verkleinen, zij verdedigde en verheelde de jammerlijkste uitspattingen als zeer begrijpelijke reacties der menschelijke natuur, zij onthield zich zorgvuldig van iedere poging, om hen te onderdrukken, besprak hen veeleer op een wijze, die voor de Black and Tans alleen als een aansporing tot voortzetting van hun bedrijf kon gelden. Dat zij inderdaad de eerste reprisal-daad zelf had laten beginnen, een plan beraamd had, om op deze wijze het Iersche volk tot opgeven van de strijd te brengen, behoeft men, al staat het tegendeel niet vast, niet eens aan te nemen. Het is mogelijk, dat zij, gedeeltelijk tenminste, in het eerst een oogenblik voor deze consequenties van haar dwangpolitiek is geschrokken. Zeker is, dat zij bij het demoraliseerende bedrijf der Black and Tans berust, dat zij het later onverholen, zij het nooit ruiterlijk erkend, gesteund heeft. Op 1 November schreef de Times: ‘the policy of repri- | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 202]
| |||||||||||||||||||||||||
sals is now generally admitted in ministerial circles to have been conceived and sanctioned in advance by, an influential section of the Cabinet’. Wij kennen de aard der transacties, waarop de derde Coalitie berust. Is het waar, wat de Times schreef, dan begrijpt ieder lezer, hoe het oordeel moet luiden over een regeering, die haar tegenpartij slechts wist te schenden door haar eigen knechten tot misdadigers te demoraliseeren en de gevolgen daarna vergoelijkte als de begrijpelijke reactie der beleedigde menschelijke natuur. Er is meer. ‘One of the methods taken to hearten the Force was to issue the Weekly Summary’, zei Greenwood in het Lagerhuis. Dit Weekly Summary is de door Dublin Castle betaalde publicatie, waarin de politie systematisch tot reprisals werd aangespoord. In een noot geef ik een kleine bloemlezing uit de meer virulente passages. Deze heele uitgave ademt dezelfde geest als de vervalsching der Russische Pravda in de Londensche bureaux van een regeering, die ondertusschen aan de Sovjetregeering met de meeste nadruk de eisch tot staking van alle Bolsjewistische propaganda in het Britsche Rijk stelde; als de vervalsching, kort geleden, van het Irish Bulletin, het officieele journaal der Republikeinen, op welks installatie eindelijk na lang zoeken de hand gelegd wasGa naar voetnoot1). | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 203]
| |||||||||||||||||||||||||
De Engelsche pers is steeds ijverig geweest in het vermelden van iedere ‘moord’ op Britsche politie of militairen. De heer Denys Henry, Attorney-General for Ireland, deelde op 7 April van dit jaar in het Lagerhuis mede, dat tusschen 30 April en 31 December 1920 201, in de eerste drie maanden van 1921 130 man aan de kant der overheid om het leven kwamen. Dat volgens het Irish Bulletin, een gedocumenteerde publicatie van zeer hooge standaard, voor de juistheid van welks cijfers ik een treffend getuigenis van de Manchester Guardian heb voor mij liggenGa naar voetnoot2), in 1920 behalve hen, die in hand- | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 204]
| |||||||||||||||||||||||||
gemeen of gevecht omkwamen, d.w.z. behalve die verliezen, die tegenover de door Henry genoemde staan, 203 Iersche mannen, vrouwen en kinderen door troepen en politie gedoodGa naar voetnoot1), dat tusschen 1 Januari en 31 Maart 1921 niet minder dan 322 Ieren, de Ieren zeggen: vermoord, 2300 huizen geheel of gedeeltelijk verwoest zijn, is een feit dat slechts weinigen ter oore komt. Steden en dorpen zijn verbrand en geplunderd. Zijn deze reprisals alleen reprisals, systeemlooze spontane reacties op de hinderlaagactie der Republikeinen, die op dezelfde gronden hun hinderlagen als anderen het versteken van soldaten in tanks en gepantserde wagens verdedigen? Ruim 40 coöperatieve zuivelfabrieken, de resultaten van Sir Horace Plunketts Irish Agricultural Organisation Society, zijn verwoest. Raden wij hier niet het opzet om in één destructie een zoo groot mogelijk aantal Ieren te treffen? Het centrum van Cork is afgebrand. Lloyd George's blad, de Daily Chronicle, publiceerde een vervalschte kaart der verwoestingen; het rapport van | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 205]
| |||||||||||||||||||||||||
generaal Strickland, klaarblijkelijk voor de politie ongunstig, is en wordt achtergehouden: Maar de schadeloosstellingen blijven achterwege, want een reeds oude wet, een zeldzaam voortvloeisel van een historisch gegroeide usurpatie, die van tijd tot tijd ook zich zelf tegen de nadeelige gevolgen van haar eigen wanbestuur te beschermen had, legt in gevallen als deze de uitbetaling der schadeloosstelling op de plaatselijke besturen, die in de meeste gevallen niet in staat zijn hen uit de belastingpenningen der burgers te voldoen. Zelfs niet die formidabele aanklacht, het schrijven van rechter Bodkin aan Greenwood, kon bewerken, dat de regeering in de door den rechter vastgestelde gevallen de verantwoordelijkheid voor de daden van haar dienaren op zich namGa naar voetnoot1). Geen Ier in Zuid Ierland mag wapenen dragen: Maar om de gewapende Carson-vrijwilligers hun wapenen te kunnen laten, heeft men in Ulster speciale politiecorpsen gesticht, waarin de rebellen onder genot van salaris het recht krijgen om de ontwapende Sinn Feiners en nationalisten van Ulster er onder te houden. Verschillende executies wegens het dragen van wapenen hebben plaats gehad; de veroordeelden zijn opgehangen: Toch bepaalt artikel 1, lid 2, sub a van de Restoration of Order Act, ‘that any crime when so tried shall be punishable with the punishment assigned to the crime by statute or common law’. Volgens een zoo bekend jurist en politicus als Sir John Simon zijn deze executies onwettig. De meest fundamenteele regels worden door de krijsgraden geschonden: Zij spreken doodvonnissen uit in gevallen, waarin kruisverhoor van een de belangrijkste getuigen à charge, wiens verklaringen | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 206]
| |||||||||||||||||||||||||
van zijn uitlatingen in een vroeger stadium afweken, geweigerd was, waarin de getuigenissen van een paar verdachte politiedienaars reden genoeg zijn om de alibiverklaringen van een aantal burgerlijke getuigen te negeeren. Lloyd George beweerde, dat Engeland niet tegen het Iersche volk, maar tegen een moordenaarsbende ageert: Toch zijn de reprisals nu officieel ten uitvoer gelegd. Generaal Crozier, die als hoofd der Auxiliaries een twintigtal mannen wegens plundering ontslaat, ziet zich gedwongen ontslag te nemen, omdat Tudor, na een bezoek aan Londen, het intrekken van het ontslag noodzakelijk acht. Over het doodschieten van een aantal spoorwegmannen te Mallow is het rapport van een officieel (militair) onderzoek gepubliceerd, dat een persiflage van eerlijk en ernstig onderzoek is en, niettegenstaande het de getuigenverklaringen verzwijgt, de onhoudbaarheid van zijn conclusies in zijn eigen beknopte formuleeringen draagt. Interventie van den hoogsten rechter te Dublin in geval van doodvonnis wegens het dragen van wapenen is onmogelijk, omdat deze rechter het land in oorlogstoestand beschouwt: Maar de regeering, die de gevangenen als krijgsgevangenen niet zou mogen executeeren, negeert de uitspraak, die het Iersche volk dus onbeschermd laat, en doet de vonnissen tegen alle aandrang in ten uitvoer leggen. En geen Engelsch minister, geen Greenwood, die nochtans zoo dikwijls in het Lagerhuis zijn woorden heeft moeten inslikken, heeft moeten recht draaien, als misleidingen heeft zien weerleggen, noch Lloyd George, die al de wijsheden des levens op de tong draagt, als het er om gaat het duistere doen van zijn kabinet met woorden te bedekken, vindt ooit één enkele maal de kracht om tot zelfbezinning te komen en te erkennen, zij, die beter dan iemand weten en behooren te weten, voor welke dingen zij en zij alleen verantwoordelijk zijn, dat zij, wat in het vervolg met hun dwangbewind ook bereikt mocht worden, tegenover een nobel duldend en krachtig volhardend volk op alle punten de nederlaag geleden | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 207]
| |||||||||||||||||||||||||
hebben, waarop het smadelijk is een nederlaag te lijden, op alle punten gewonnen hebben, waarop het eervol is de verslagene van zijn vijanden te zijn. Het is een smaad voor Engeland, dat het Iersche volkslied een lied van de galg is. High upon the gallows-tree,
Swung the noble-hearted three,
By the vengeful tyrant stricken in their bloom;
But they met him face to face
With the spirit of their race,
And they went with souls undaunted to their doom.
Wij, die als de Ieren, een rebellenlied tot volkslied hebben, en dat lied liefhebben, zullen, hoop ik, de eerste zijn om te voelen, dat deze strofe, waarin niet de adel van een vorst statige woorden spreekt, maar het martelaarschap van de strop de drift der woorden jaagt, de moed beeldt van een eerbiedwaardig volk, dat ons buitenlanders de eisch stelt om, door de leugens van zijn vijand heen, de rechten van zijn vrijheidsdorst te zien. | |||||||||||||||||||||||||
2. Home Rule II.Vóór het Kerstreces van het jaar 1919 deelde Lloyd George het Britsche Lagerhuis mede, wat van het Home Rule ontwerp, waartoe hij zich tegenover de wereld, de Vereenigde Staten vooral, verplicht achtte, de inhoud zou zijn. Vóór het Kerstreces van het jaar 1920 werd de wet, zonder dat in het ontwerp essentieele veranderingen aangebracht waren, op het Statute Book geplaatst. Maar lang vóór de beginselverklaring van eind 1919 was het dwangbestuur begonnen, welks karakter, in gewelddadigheid toenemend naarmate de behandeling van het Home Rule ontwerp vorderde, met een oprecht verlangen naar een goede vrede in geen enkel opzicht in harmonie was. Een gesystematiseerde ontleding van het zelfbestuur, dat Lloyd George's kabinet het Iersche volk aanbood, zal den lezer duidelijk maken, dat het ook geenszins de bedoeling had, werktuig te zijn tot een vrede, die de Ieren aanvaarden konden. Zelfs zal men zien, | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 208]
| |||||||||||||||||||||||||
dat het dwangbestuur, dat de behandeling van het regeeringsvoorstel met zijn illustreerende ontwikkeling begeleidde, er op berekend scheen, om tegen de tijd van het inwerkingtreden der wet een zoodanige toestand te veroorzaken, als volgens het zorgvuldig overwogen, door de Lords verzachte artikel 72 aan de regeering de bevoegdheid toekent, om het heele ‘zelfbestuur’ op te schorten en door een kroonkoloniebestuur te vervangen. De strekking van de Government of Ireland Act 1920 is dus: Ierland in het oog der wereld een schijn van zelfbestuur te geven, maar het in werkelijkheid op elk punt politiek en economisch volledig aan Engeland geknecht te laten. Om dat te bereiken (I) werd het eerst zoo definitief mogelijk in twee stukken verdeeld; (II) onthield Engeland het al de bevoegdheden, waar het voor vrijheid en vrije ontwikkeling op aan komt, rechtstreeks; (III) tracht Engeland de cessie van andere bevoegdheden dan de volstrekt onthoudene te voorkomen door haar van de hereeniging van den Noord-Oostelijken uithoek met de rest van Ierland afhankelijk te maken; (IV) verzekert het zich over de toegestane wetgevende bevoegdheid een zeggingschap, die haar tot een fictie maakt; (V) legt het Ierland geldelijke lasten op, die, zoo zij iedere vrije vlucht - tenzij in tijdperken van buitengewone bloei - al niet geheel verhinderen, het land toch in elk geval volledig van Engeland afhankelijk zullen houden. Hoewel de genoemde bezwaren in verschillende onderdeelen met elkaar in verband staan, zal ik trachten hen elk afzonderlijk toe te lichten. I. Uit welke motieven Ulster, welks Unionisme tot voor kort nog een gevaarlijke monomanie was, thans niet alleen tot afscheiding zijn toestemming wou geven, maar zelfs aanvankelijk met eenige ijver voor zijn nieuwe staatkundige vorm aan de arbeid getogen is, heb ik in hoofdzaak IV aangegeven. Het zij hier even, zoo scherp mogelijk omlijnd, voorzoover ik het hier noodig heb, herhaald. Van de twee partijen, die het konkelverdrag | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 209]
| |||||||||||||||||||||||||
tot verdeeling aangingen, was Engelands gedachtegang deze: Dat een vorm van Home Rule onvermijdelijk was, begreep na de oorlog zelfs de gemiddelde Unionist. Dat Engeland de baas moest blijven, voelt iedere behoorlijke Jingo. Dat Ierland een organische eenheid is, de erkenning daarvan door een Home Rule, dat op die gedachte baseert, kan voor Engeland op de duur alleen gevaarlijk worden: juist de verdeeldheid van Ierland immers heeft het altijd in staat gesteld zijn troebele politiek voort te zetten. Een vorm van verdeeldheid derhalve moest de grondslag der schikking zijn. Een vorm van verdeeldheid, waarbinnen de trouwe helft, of liever het trouwe vierde de overmacht moest bezitten, en, om die overmacht te kunnen behouden, bestendig de steun van Engeland zou behoeven. De gedachtegang van de andere partij was deze: zij besefte eveneens, dat een vorm van Home Rule onvermijdelijk was, zij begreep, dat in het Vereenigd Koninkrijk blijven zooal niet onmogelijk, dan toch om verschillende redenen ongewenscht was, dat zij noodzakelijk een oplossing moest vinden, waarin zonder de nadeelen van een te nauw verband met Engeland al de voordeelen van de bestaande toestand konden blijven voortleven. Zij legde zich dus neer bij afscheiding uit de Unie, maar onder een stel voorwaarden, dat haar vergunde de machtigste provincie van Ierland te blijven, dat voor de sociale status quo alle vereischte versterkingsmogelijkheden oplevert, en haar voor de toekomst in staat stelt, de verdeeldheid zoo lang te handhaven als het haar zelf goeddunkt. De Home Rule wet der derde Coalitie geeft van deze twee gedachtenreeksen de getrouwe weerspiegeling en vormt dusdoende een onweerlegbaar bewijs voor de grondgedachten van mijn studie. Er zal een Noordelijk en een Zuidelijk Ierland zijn. Aangezien echter de meerderheid van het historisch Ulster nationalistisch is - men vindt er de Nationalisten niet enkel onder Katholieken - heeft men de drie bijna uitsluitend landbouwende en voornamelijk Katholieke graafschappen nu | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 210]
| |||||||||||||||||||||||||
van de provincie afgesneden, zoodat alleen Antrim, Armagh, Down, Fermanagh, Londonderry en Tyrone overblijven. Ierland is een organische eenheid, zooals ik zeide. Alle deelen, Ulster inbegrepen, zijn door natuurlijke belangengemeenschappen met elkander verbonden en op elkaar aangewezen. Slechts de twee groote industrieën van Belfast en omstreken dragen een internationaal karakter. Wel wordt dus het zesgraafschappelijk Ulster, in tegenstelling met de rest van Ierland, door de industrie beheerscht en lijkt het niet ál te onlogisch wanneer men het een eigen regeeringsmachine geeft, maar er zijn toch, uit hoofde van de sterke geografische en commercieele eenheid des lands te veel punten, waarop verdeeling volmaakt onmogelijk of althans zeer ongewenscht is, om de scheiding consequent te kunnen volhouden. Bovendien moest er tegenover het wereldpubliek en de meerderheid van eenheidszuchtigen onder de Ieren zelf iets gemeenschappelijks geschapen worden, dat een zoogenaamde schakel tusschen de twee staten zou vormen: de bedoeling ware anders te manifest geweest. Deze noodzaak en deze wenschelijkheid zijn belichaamd in de ‘Raad van Ierland’, waarover het tweede artikel van de wet handelt. De wet zelf geeft hem eenige bevoegdheden en bepaalt, dat hij daarenboven iedere andere bevoegdheid bezitten zal, die de beide Parlementen eenstemmiglijk aan hem zullen willen opdragen. Hij zal bestaan uit 20 leden voor het Zuiden, d.i. driekwart der bevolking, 20 leden voor het Noorden, d.i. een kwart der bevolking, benevens een President, die in overeenstemming met de instructie van Zijne Majesteit, d.w.z. het Britsche kabinet, door den Onderkoning benoemd zal worden. De twee Parlementen kunnen bij identieke wetten tot de vereeniging der beide Rijken onder één Parlement besluiten. Mijn kritiek op deze bepalingen ligt in de volgende definities: A. Ulster wordt zoo omgrensd, dat met behulp van andere middelen de meerderheid der gewenschte partij binnen de nieuwe grenzen voorloopig verzekerd is. B. Deze meer- | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 211]
| |||||||||||||||||||||||||
derheid behoeft aan de eenheidsraad niet méér bevoegdheden te geven dan zij zelf dienstig oordeelt. C. Deze meerderheid heeft door haar ongehoord aantal stemmen in de Raad (een meerderheid uit slechts een kwart deel der bevolking heeft met een door Engeland benoemden President tezamen ook in de Raad de meerderheid over drie kwart der heele bevolking) zelfs met betrekking tot de goedgunstiglijk overgelaten bevoegdheden de macht de dingen naar haar hand te zetten. D. Zij kan ten slotte en ten overvloede tot in lengte van dagen de hereeniging van Ierland blijven weigeren. Er is aan deze conclusies weinig toe te voegen. Het is geen wonder, dat Carson uitdrukkelijk betoogd heeft geen enkele regeling te willen aanvaarden, dan die door deze bepalingen en geen andere ommuurd is. Het is evenmin een wonder, dat behalve de voormalige Ulster-Unionisten ook geen enkele andere partij van deze schikking iets wil weten. De Republikeinen en Nationalisten niet, maar ook de Zuidelijke Unionisten onder Lord Midleton niet, die alle nadeelen der regeling ondergaan zullen, maar van de voordeelen zijn afgesneden. Ik sprak hier alleen over de politieke consequenties der separatie. Dat de economische voortvloeisels niet minder bezwaarlijk zijn, zal men uit het volgende kunnen opmaken. II. De wet draagt er zorg voor, gedeeltelijk onder de naam van ‘reserved matters’, een aantal zaken voor Engeland te reserveeren, die ik uit de verschillende hoofdstukken slechts even behoef op te zoeken en te groepeeren, om den lezer te doen zien, in welke mate dit Home Rule werkelijk zelfbestuur beoogt te geven. Men herinnere zich daarbij al, wat ik in het eerste hoofdstuk over de feitelijke noodzaak van zelfbestuur voor Ierland, wat ik daar, helaas korter dan ik wenschen zou, over de agrarische, industrieele, commercieele behoeften van het land geschreven heb. De Iersche Parlementen, of het Iersche Parlement, zullen niet de bevoegdheid bezitten om wetten te maken: | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 212]
| |||||||||||||||||||||||||
Behoef ik nog te zeggen, dat dit alles niets anders beteekent, dan dat Ierland als staat geen eigen bestaan zal kunnen voeren en dat al de aangelegenheden, waarover het vrijelijk zou moeten beschikken om aan de verschillende misstanden een eind en ontwikkeling, welvaart mogelijk te maken, d.w.z. alles wat noodig is om de agrarische toestanden door en door te genezen, de bloei van de landbouw, het ontstaan van een nationale industrie te bevorderen, het tot stand komen van een levendige buitenlandsche handel met een eigen handels- | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 213]
| |||||||||||||||||||||||||
vloot in de hand te werken, aan Engelands beslissing, aan Britsche belangen onderworpen blijft, zoodat het in de toekomst als in het verleden geheel en uitsluitend van Engelsche wenschen zal afhangen, of Ierland op eenig punt de vrijheid zal krijgen, zich er boven op te werken? III. Een aantal aangelegenheden blijven, zoolang de Iersche eenheid geen voldongen feit is, aan Engeland. Zij zijn:
Maar ook wanneer de eenheid tot stand komt, worden de onder A genoemde diensten alleen overgedragen, voorzoover zij dingen betreffen, waarover Ierland de bevoegdheid heeft wetten te maken. Veel in deze zwaar geclausuleerde concessies kan daardoor nog het een of ander van zijn beteekenis verliezen. IV. Wie meent, dat de verdeeling des lands, met het overwicht van Ulster, Engeland-Ulster of Engeland alleen, zorgvuldig genoeg omschreven, dat de onthouding van alle vitale belangen aan de zorg der Iersche regeering al meer dan voldoende is, om dit Home Rule tot een persiflage van zelfbestuur te maken, zal zich in deze paragraaf verrast vinden. Zelfs ten aanzien der bevoegdheden, die het Zuidelijk Parlement nog verkrijgen zou, dient Engeland verzekerd te zijn, dat nooit iets besloten wordt, waarmede het, d.w.z. waarmede zijn imperialisten, zijn reactionnairen, zijn geldheeren niet accoord gaan. Om ook op deze punten alle verrassingen te voorkomen, heeft Zuid-, zoowel als Noord-Ierland een Senaat gekregen, die in elk der beide Staten echter een ander karakter vertoont. In Ulster n.l. zullen van de 26 senatoren - de burgemeester van Belfort en Londondery | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 214]
| |||||||||||||||||||||||||
zijn ex-officio leden - 24 door het Lagerhuis gekozen worden, en derhalve zoowel voor Engeland als voor de separatie volkomen onschuldig zijn. Hoe dwaas het ook klinken moge, in Zuid-Ierland komt de Senaat op de volgende ingewikkelde wijze aan zijn 64 leden. Ex officio: de Lord Chancellor of Ireland (een door Engeland te benoemen functionaris), de burgemeesters van Dublin en Cork. Te benoemen door den Onderkoning: 17 leden. Uit de Katholieke aartsbisschoppen en bisschoppen 4 leden. Uit de Protestantsche aartsbisschoppen en bisschoppen 2 leden. Uit de Peers 16 leden. Uit Z.M.'s Privy Council 8 leden. Als vertegenwoordigers der graafschapsraden 14 leden. Een eenvoudige optelsom na schifting toont aan, dat in deze Senaat de meerderheid in de meeste gevallen steeds aan de kant van Engeland en de met Engeland verwante belangen zal staan. Niet als in Engeland voorts zijn de financiën aan de Senaat onttrokken: hij heeft op de wetten betreffende belastingen slechts geen recht van amendement (art. 16, lid 3). En niet, als in Engeland, is het voldoende, dat het Lagerhuis drie zittingen achtereen een ontwerp aanneemt, om het tegen de wil van de Senaat tot wet te maken: wanneer het Lagerhuis het tweemaal achtereen heeft aangenomen, kan de Onderkoning een vereenigde zitting beleggen, wier meerderheid dan eindelijk de beslissing geeft (art. 17). Maar nog is Engeland, zijn Engelands vrienden, de Midletons, niet voldoende tegen de wil van het volk beschermd. De Onderkoning heeft het recht van veto (art. 12). En ten slotte kan Engeland altijd nog door art. 6 meester van het terrein blijven. Dat artikel immers bepaalt in de eerste plaats, dat geen der Parlementen het recht heeft om de Government of Ireland Act of eenige andere latere wet van het Vereenigd Koninkrijk, die Ierland aangaat, in te trekken of te wijzigen, in de tweede plaats, dat in geval de Iersche Parlementen een wet mochten aannemen over eenige aangelegenheid, waarover het Vereenigd Koninkrijk alreeds na de vastgestelde datum een wet heeft aangenomen, de eerste | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 215]
| |||||||||||||||||||||||||
wet aan de tweede onderworpen en, voorzoover zij van haar afwijkt, nietig zal zijn. Aan het einde bepaalt artikel 75 dan nog, dat de supreme autoriteit van het Parlement van het Vereenigd Koninkrijk over alle personen, zaken en aangelegenheden van Ierland of een deel van Ierland onaangetast en onverminderd blijft. Hiermede is Ierland dan eindelijk voldoende geketend. En inderdaad, het schijnt moeilijk één mogelijkheid van vrije zelfbeschikking te bedenken, wier versmoring in deze wet, die Ierland het zelfbeschikkingsrecht brengt, niet zorgvuldig geregeld en verzekerd is. V. Ten slotte de financieele verhouding. De analyse der Government of Ireland Act is, gelijk men ziet, feitelijk een soort ontmaskeringsspel in vijf bedrijven, waarvan de bespreking van het financieele hoofdstuk de slotacte uitmaakt. Ik zal zoo kort zijn, als ik over dit even belangrijke als zwakke onderdeel der wet zijn kan. Dat Ierland volgens de wet voor het scheppen of bevorderen van welvaart, zelfs van behoorlijke rijksinkomsten, de noodzakelijke bevoegdheid mist, heeft men onder II gezien. Ook de exclusief financieele bepalingen der wet hebben het zelfde doel: dat Ierland aan handen en voeten gebonden zal blijven. Om de behandeling overzichtelijk te maken, zal ik haar in tweeën splitsen en achtereenvolgens over de Inkomsten en Uitgaven spreken. A. De Inkomsten. De inning van in- en uitgaande rechten, accijnzen, inkomstenbelasting en oorlogswinstbelasting blijft, las men al, aan Engeland. Britsche ambtenaren zullen daarmede belast zijn. Tot hun taak zal het behooren, die inkomsten naar Londen te sturen, waar een Joint Exchequer Board over hun bestemming moet oordeelen. Deze Board bestaat uit 5 personen, van wie een door Zuid-Ierland, een door Ulster, twee door het Engelsche Departement van Financiën, een door den Koning benoemd wordt (art. 32). De Joint Exchequer Board, welks meerderheid dus onveranderlijk Engelsch zal zijn, heeft al de opbrengsten der verschillende rechten en belastingen te onderzoeken en uit te maken, welk | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 216]
| |||||||||||||||||||||||||
deel daarvan ‘werkelijk Iersch’ is, en welk niet. Alleen het ‘werkelijk Iersche’ deel wordt aan Ierland uitgekeerd. Financieele specialiteiten als Sir John R. O'Connell, Directeur van de National Bank, als Mr. Nicholas, J. Synott, Directeur van de Bank of Ireland, hebben vruchteloos deze regeling in hun geschriften gekritiseerd en gehekeld. Niet alleen is het een onhoudbare situatie, dat het eene land, partij bij de verdeeling, zal uitmaken, welk deel aan een andere natie van haar eigen inkomsten toekomt. Erger is, en iedere specialiteit heeft hierop de nadruk gelegd, dat geen Iersch minister van Financiën ooit in staat zal zijn met een behoorlijke Begrooting voor zijn Parlement te komen, omdat het bedrag der inkomsten, dat na twee jaren ten overvloede ook nog van de onzekere Rijksbijdrage afhangt, eerst veel later bekend wordt. Een gezond, voorzichtig financieel beheer zal dus van de aanvang af tot de onmogelijkheden behooren. Daarbij komt, dat Ierland onder deze voorwaarden niet in staat zal zijn geld te leenen. Dat Ierland leenen móet, is te begrijpen. Op schier ieder gebied is het achter en heeft het kostbare eerste of tweede schreden te zetten. Aan gewone belastingverhooging valt, voor zoover het daartoe de bevoegdheid heeft, niet te denken. Het land is overbelast. Voor de hand liggende hervormingen van het heele belastingstelsel heeft men het verboden. Terwijl ook de bekwaamheid om nieuwe bronnen van inkomsten te scheppen een leening in de weg staat, wordt deze door de zonderlinge wijze, waarop Ierland zijn inkomsten ontvangt, nog uitermate bemoeilijkt. Het is natuurlijk mogelijk, dat Engeland hierop rekent en Ierland tot zijn schuldenaar hoopt te maken. Een inkomst, waarop van Engelsche zijde met trots gewezen wordt, is de opbrengst van de annuïteiten ingevolge de Land Purchase Acts, die door Engeland aan Ierland gelaten worden, maar uit den aard der zaak bestemd zijn te verdwijnen. Had de Engelsche regeering de Rijksbijdrage, die Ierland op te brengen heeft, met nog een paar millioen verhoogd, | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 217]
| |||||||||||||||||||||||||
dan zou zij nog eenige van dergelijke geldelijke weldaden aan Ierland hebben kunnen besteden. Eindelijk is de wet genadig genoeg, om beide deelen van Ierland een millioen pond toe te staan voor de bekostiging van Parlementen en Departementen. B. De Uitgaven. Onder de uitgaven staat in de eerste plaats tegenover de genoemde baten de geldverspilling die een dubbele regeering voor een land van vier en een half millioen inwoners te beteekenen heeft. In de tweede plaats de groote nadeelen verbonden aan het feit, dat Ierland aan een sociale wetgeving geketend wordt, die niet op Iersche, maar op Britsche toestanden gebaseerd is, en dat de wet het tot het uitkeeren van salarissen verplicht, die in Engeland misschien normaal, maar voor een land als Ierland, dat veeleer de basis van een land als het onze zou moeten aannemen, zeer zeker abnormaal zijn. In de derde plaats, en dit is het gewichtigste punt, de jaarlijksche bijdrage aan het Rijk, die voor de eerste twee jaren op 18 millioen pond per jaar vastgesteld is en daarna telkens door de Joint Exchequer Board gefixeerd zal worden tot een zoodanig bedrag, als de Board in verband met de relatieve capaciteit der beide landen billijk acht. Blijkt achteraf, dat de 36 millioen pond der eerste twee jaren te veel geweest zijn, dan kan daarvan later een som terugbetaald worden (art. 23). Over het beginsel zoowel als over het bedrag dezer Rijksbijdrage nog eenige woorden. Gaat men van het standpunt uit, dat Ierland een vrije natie is, dan vloeit daaruit voort, dat het niet de verplichting kan hebben aan het Rijk ook maar een enkel pond te betalen. Beschouwt men de zaak zoo, of zal de oplossing der Iersche kwestie zoo zijn, dat Ierland tot het Rijk blijft behooren, dan moet het, als andere Dominions, over de vrijheid beschikken zelf te bepalen, of en hoeveel het voor de erkende bescherming der Engelsche vloot over heeft. Speciaal voor Ierland een vaste som te fixeeren heeft geen verdedigbare grond. Gladstone, die in 1886 de bijdrage op £ 3.600.000 gesteld had, verving haar in 1893 door de | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 218]
| |||||||||||||||||||||||||
opbrengst der in- en uitgaande rechten (£ 2.400.000). Daargelaten, dat de ‘true revenue’ volgens zijn verklaring (Financial Relations Commission, Appendix, p. 202) niet behoorlijk kan worden vastgesteld, voorzag hij, dat ‘Irish finance would be exposed to large and inconvenient “shocks” from the changes introduced in English budgets for Imperial reasons,’ en meende hij, dat ‘Imperial officers would have too much power of intervening in Irish fiscal matters.’ (Het zal den lezer treffen, dat dit juist is, wat de tegenwoordige regeering wenscht!) Uitdrukkelijk sloot hij oorlogslasten van de gemeenschappelijke uitgaven, waartoe Ierland verplicht zou zijn, uit. De Primrose Committee gaf het volgende criterium voor de beoordeeling van de vraag, of en hoeveel Ierland tot de Rijksuitgaven zou moeten bijdragen. ‘Would or would not the expenditure have to be incurred by Great Britain whether there were not now, nor ever had been, any intimate association between Great Britain and Ireland? If it would then it is Imperial expenditure; if not it is Irish and local’. Zooals bijna altijd, waar het Ierland betreft, het geval was, heeft de Engelsche regeering niets van haar voorgangers en hun werk willen leeren. Zooveel over het beginsel. Wat het bedrag zelf aangaat, dat de wet voor de eerste twee jaren heeft vastgesteld, van de mogelijkheid eener gedeeltelijke terugbetaling stelle men zich niet te veel voor, en in elk geval is dit cijfer, als symptoom, voor de opvattingen, die de regeering bij deze wet geleid gebben, van heel veel belang. Men kan zich van de excessiviteit der gëeischte bijdrage geen betere voorstelling vormen, dan wanneer men voor een bepaald jaar van een paar kleine landen van Europa het bevolkingscijfer, de belastingopbrengst en de uitgaven voor leger, vloot, buitenlandsche zaken en handel onder elkaar plaatst. Ik ontleen aan een opstel van G.T.H. Berkeley het volgende vergelijkingsmateriaal: | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 219]
| |||||||||||||||||||||||||
Neemt men de toestand van Ierland in aanmerking - vele specialiteiten achten de schijn van welvaart, die de prijsstijging van levensmiddelen in de afgeloopen jaren teweeggebracht heeft, tijdelijk en bedriegelijk - overweegt men, dat in Ierland nog bijna alles te doen is, waarmede de andere genoemde landen al sinds lang begonnen zijn, en ziet men dan welk een belastingcijfer de Unie met Engeland, die het volgens de Royal Financial Commission van 1896 gedurende vorige eeuw bijna 300 millioen pond te veel betalen liet, te staan komt, bedenkt men daarbij, dat de staatsvorm, die Engeland aan Ierland opdringt - na aftrek van de jaarlijksche bijdrage die een derde van het inkomen bedraagt en door Engeland voor zich zelf gereserveerd wordt - alle inkomsten des lands verslindtGa naar voetnoot1), dan ligt de conclusie voor de hand, dat de som van 18 millioen pond, in ieder geval buitensporig, in dit bijzonder geval voor Ierland niets minder dan een alle opkomst drukkende calamiteit is, en dat men juist na al de overbelasting gedurende de negentiende eeuw, die Engeland ten goede kwam, had mogen verwachten, dat dit land althans bij de geldelijke regeling uit zich zelf met iets nobelers voor den dag gekomen zou zijn, dan de financieele bepalingen van deze Home Rule wet ons te zien geven. Dit dus is het zelfbestuur, dat Engeland voor een | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 220]
| |||||||||||||||||||||||||
inmiddels ontwricht Ierland over heeft. Laat men werkelijk al de genoemde beperkingen en wurgbepalingen in zijn verbeelding leven, dan begint men te beseffen, hoe gerechtvaardigd de hoon was, waarmee het ontwerp in Ierland, en gelukkig ook door de liberalen en arbeiderspers in Engeland begroet is. Men ziet dan eveneens in, dat de door velen gevraagde overgang der regeering van Home Rule tot Dominion Home Rule, waarover ik in mijn laatste hoofdstuk hoop te schrijven, niet een kwestie van iets meer of iets minder, maar een sprong van de eene pool naar de andere, van slavernij naar vrijheid is. Hierin ligt dan ook de reden, waarom Lloyd George halsstarrig weigert om, al was het alleen maar haar beginsel, de Dominion Home Rule gedachte als een mogelijke oplossing te laten gelden. Het dwangbestuur en dit Home Rule staan niet tot elkaar in de verhouding van zwaard en olijftak, zij complementeeren elkaar, zij zijn twee wapenen van den zelfden vijand op verschillend gebied, uitingen van één verbeten wil in de machthebbers van een heerschende natie, om hun greep op een andere natie niet te laten verzwakken. Een laatste opmerkenswaardige bepaling der wet vraagt hier, aan het eind van dit hoofdstuk, haar plaats. Deze: wanneer in een der twee Staten van Ierland minder dan 50% van het voor het Lagerhuis vastgestelde aantal leden wettiglijk gekozen is, of minder dan 50% de eed van trouw aan den Koning wenscht af te leggen, zal dat deel, met ingang uiterlijk van de laatste dag, waarop volgens art. 73 de wet in werking getreden moet zijn, door den Onderkoning en een door den Koning benoemde commissie uit de Privy Council als uitvoerend -, en door een vergadering van die zelfde commissie met een aantal benoemde leden als wetgevend gezag, d.w.z. als een Kroonkolonie bestuurd worden. Binnen drie en een half jaar na 1 Juni 1921 kan de Koning aan die bestuursvorm een einde maken, opnieuw een Parlement bijeenroepen en derhalve probeeren, of het Kroonkolonie-bestuur de Ieren murw genoeg gemaakt heeft, om de Govern- | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 221]
| |||||||||||||||||||||||||
ment of Ireland Act 1921 te aanvaarden (art. 72 lid 1). Als commentaar op deze bepaling - het ontwerp luidde nog scherper: het eischte, dat reeds 50% der candidaten de eed van trouw zou afleggen, - citeer ik een uiterst interessante passage uit een rede van Parnell in het Lagerhuis, de 7e Juni 1886: ‘During the last five years I know, sir, that there have been very severe and drastic Coercion Bills, but it will require an even more severe and more drastic measure of coercion now. You will require all that you have had during the last five years, and more besides. What, sir, has that coercion been? You have had, sir, during those five years - I don 't say this to inflame passion - you have had during those five years the suspension of the Habeas Corpus Act; you have had a thousand of your Irish fellow-subjects held in prison without specific charge, many of them for long periods of time, some of them for twenty months, without trial, and without intention of placing them upon trial; you have had the Arms Act; you have had the suspension of trial by jury - all during the last five years. You have authorised your police to enter the domicile of a citizen, of your fellow subject in Ireland, at any hour of the day or night, and search any part of this domicile, even the beds of the women, without warrant. You have fined the innocent for offences committed by the guilty; you have taken power to expel aliens from the country; you have revived the curfew law and the blood money of your Norman conquerors; you have gagged the Press, and seized and suppressed newspapers; you have manufactured new crimes and offences, and applied fresh penalties unknown to your law for these crimes and offences. All this you have done for five years, and all this and much more you will have to do again. - The provision in the Bill for excluding the Irish members from the Imperial Parliament has been very vehemently objected to, and Mr. Trevelyan has said that there is no half-way house between separation and the maintenance of law and order in Ireland | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 222]
| |||||||||||||||||||||||||
by Imperial authority. I say, with just as much sincerity of belief and just as much experience as the right hon. gentleman, that in my judgment there is no half-way house between the concession of legislative autonomy of Ireland and the disfranchisement of the country, and her Government as a Crown Colony’.
(Slot volgt.) |
|