Onze Eeuw. Jaargang 21
(1921)– [tijdschrift] Onze Eeuw– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 28]
| |||||||||||||||||||||||
De Iersche kwestie
| |||||||||||||||||||||||
[pagina 29]
| |||||||||||||||||||||||
ring, ten einde voor haar ondergeschiktheid aan Engeland de bevoegdheid om op haar beurt de overgroote meerderheid der bevolking te knevelen, als loon te kunnen bestendigen. Deze bevoegdheid bezat zij door de beruchte Penal Laws, die gedurende bijna de gansche eeuw de Katholieke bevolking op een wijze rechteloos maakte, waarvan men zich heden geen voorstelling meer vormen kan. Men leze een stelling van John Fitzgibbon, den lateren Lord Clare, Iersch vader der Unie en, hoewel of misschien als zoon van een om den broode Protestantsch geworden Katholiek, een der fanatiekste Katholiekenhaters der Iersche geschiedenis: ‘The whole Catholic population of Ireland, by virtue of their religious belief, should be absolutely and for ever excluded from all share of political power.’ Men kenne Clare de noodige reëele godsdiensthaat toe en keere voor het overige zijn woorden in dezer voege om: dat men hierom de Katholieken als zoodanig van alle aandeel aan het gezag moest uitsluiten, omdat de Protestantsche Ascendancy - de bijzondere verhoudingen in Ulster komen straks ter sprake - alleen door hen, oorspronkelijk rechthebbenden op de grond en overweldigende meerderheid, als overweldigde meerderheid geknecht te houden, haar macht en eigenaarspositie handhaven kon. Ik heb in het eerste hoofdstuk gezegd, dat het onafhankelijkheidsideaal in Ierland steeds door de feitelijke noodzaak van vrijheid gedragen en voortgestuwd wordt. Onmenschelijker grondbezitters dan die de Protestantsche Ascendancy vormden, heeft de wereld nooit voortgebracht. De slaven der Romeinsche en Russische latifundia vertegenwoordigden voor hun heer een zekere waarde. De Iersche landlords hadden in de Katholieke boeren, altijd talrijker dan zij gebruiken konden, lijfeigenen, over wier wee zij vrijelijk beschikken konden, zonder dat voor hen ooit één enkele penning op het spel stond. Zoodra het hun nuttig voorkwam, wanneer b.v., als na de oorlogen met Napoleon, de prijzen daalden en veeteelt voordeeliger werd, - na 1829 vooral, toen | |||||||||||||||||||||||
[pagina 30]
| |||||||||||||||||||||||
tegelijk met het aannemen van de Emancipatie der Katholieken, aan de kleine 40-shillingpachters het kiesrecht ontnomen was en hun voortbestaan voor de landlords zijn laatste, politieke, belang verloren hadGa naar voetnoot1), lieten zij de boeren van het land jagen, hun woningen met de grond gelijk maken, de bodem in weiland omzetten. Het Engelsch gezag werkte deze praktijken in de hand, door de evicties, of liever ‘clearances’ kosteloos te doen plaats hebben. Volgens de Poor Law Inquiry van 1835 bevonden zich toentertijd 2.235.000 menschen dertig weken per jaar zonder middel van bestaan, terwijl een groot deel der rest uitsluitend op aardappelen en water leefde. In de ergste jaren van en na de groote hongersnood - men herinnere zich de verschrikkelijke cijfers uit het eerste hoofdstuk - werden in tien jaar tijd 282.000 boerenwoningen afgebroken, volgens den statisticus Mulhall (Dictionary of Statistics) van 1849 tot 1860 aan 373.000 gezinnen, welhaast 2 millioen menschen hun onderdak ontnomen. Eerst in 1870 begon het Britsche Parlement de Katholieke landlieden, zij het aanvankelijk volslagen onvoldoende bescherming te verleenen. Niet alleen de eigendom van de grond, ook de politieke macht hebben deze families tot ver in de vorige eeuw, voor een groot deel zelfs nu nog, behouden. Het tegendeel is slechts schijn. Pas in 1898 ontnam de Local Government Act hun het plaatselijk bestuur, dat tot dan toe uitsluitend een oligarchisch karakter droeg: de prijs was ditmaal een jaarlijksche, uit de belastingpenningen van het volk op te brengen gift van £ 727.655 voor de landlords, die zich voor de nadeelen van een billijker belastingstelsel in de toekomst op deze wijze van te voren reeds lieten schadeloosstellen. Natuurlijk hebben de Katholieken het kiesrecht voor het Parlement, maar dat Parlement is het Britsche. Zij bezitten in hun kiesrecht derhalve | |||||||||||||||||||||||
[pagina 31]
| |||||||||||||||||||||||
slechts een nominaal aandeel in de wetgevende macht, terwijl de uitvoerende macht, de rechtspraak, de speciale departementen ter beschikking of onder directe leiding van de Protestantsche minderheid staan. Aan Dubois ontleen ik eenige cijfers ter illustratie: zij gelden voor de eerste tien jaar der eeuw. In de Privy Council zaten toen 7 Katholieken tegen 50, in het Hoog-Gerechtshof 3 Katholieken tegen 15 Protestanten. Op de 1272 vrederechters waren er 251, op de 68 resident magistrates 19, op de 21 raadsheeren aan de graafschapshoven 7, op de 37 graafschappelijke inspecteurs van politie 4, op de 214 districtsinspecteurs van politie 20 tot 30 Katholiek. Men bedenke daarbij, dat van een aantal onder de nog aanwezige Katholieke functionarissen voor het Iersche volk niets te verwachten is, omdat hun aanstelling zelf soms al zeggen wil, dat zij ‘sound’ zijn, terwijl zij bovendien voor hun promotie van de machthebbende minderheid blijven afhangen. Dat zoowel onder de weinige Katholieke als onder de vele Protestantsche ambtenaren en beambten de mannen van onberispelijke eer en, althans vermeende onpartijdigheid talrijk zijn, behoef ik nauwlijks te zeggen. Het is het feit der verdeelingsgetallen zelf, dat ons hier interesseert. Uit de twee voorafgaande alinea's, waarin parallel, op sociaal en politiek gebied, uit de resultaten der Vereeniging voor minder- en meerderheid, de verblinde, tot verzetbewegingen noodzakende machtstaktiek der Ascendancy blijkt, kan men reeds opmaken, waartoe de Unie voor deze het werktuig geweest is. Het spreekt ook vanzelf, dat de kleine Protestantsche minderheid van de aanvang slechts dit ééne streven kende: zich de voortzetting van haar gezag te verzekeren. Lange tijd was zij in dit opzet uitnemend geslaagd, zonder dat Engeland haar al te dicht op het lijf kwam. Engeland van zijn kant had al de voordeelen van zijn oppergezag veilig kunnen genieten, zonder zich over de bestendiging daarvan, waarvoor de zorgvuldig ontworpen en bevorderde verdeeldheid der Iersche bevolking, Katholieken en | |||||||||||||||||||||||
[pagina 32]
| |||||||||||||||||||||||
Protestanten tezamen genomen, immers de zekerste garantie leverde, al te bezorgd te maken. Tegen het einde der achttiende eeuw kwam hierin echter verandering en onder invloed van de Fransche revolutie werd die verandering een acuut gevaar. Uit Ulster vooral doemde de moeilijkheid. Men had daar ten eerste in zes graafschappen de door officieele kolonisatie geimporteerde Schotten, die onder de oude Anglicaansche en nieuwe Schotsche landlords op gunstiger voorwaarden dan de inboorlingen bedingen konden, een groot deel van de beste grond bezet hielden, maar een, zij het flinke minderheid waren en bleven. Men had er ten tweede de spontaan gekoloniseerde Schotten uit Galloway, die zich in Down, Antrim en Monaghan, waar de Katholieken bijna uitgeroeid waren, gevestigd hadden, zich in de steden vooral met handel en industrie bezighielden en nog heden in Down en Antrim de overgroote meerderheid der bevolking uitmaken. De Schotsche Presbyterianen, de laatstgenoemden in het bijzonder, waren altijd lastig en roerig geweest. Beide groepen leden in volle maat de schade der ongezonde verhoudingen. In de Katholieken zagen zij uit den aard der zaak steeds een gevaarlijk dreigement. De landlords, die ten aanzien van de eene groep gedwongen waren met voor zich veel onvoordeeliger condities genoegen te nemen, trachtten die voorrechten stuk voor stuk te ondermijnen, o.a. door, waar zij het konden, van de goedkoopere diensten der Katholieken gebruik te maken of meer betalende Katholieke pachters voor de op het Ulster Custom steunende Schotten in de plaats te stellen. De noodlottige gevolgen van de Britsche politiek, die ten gunste der Engelsche, de Iersche handel en industrie roekeloos vernietigd had, ondergingen allen gezamenlijk. Bovendien werd tusschen Episcopalen en Presbyterianen een godsdienststrijd gestreden, die meer dan eens felle vormen aannam. De gevolgen van deze toestand zijn gemakkelijk af te leiden. Er bestond in Ulster als elders een, voor Engeland en Ascendancy voordeelige religieus econo- | |||||||||||||||||||||||
[pagina 33]
| |||||||||||||||||||||||
mische verdeeldheid tusschen Katholieken en Protestanten. Verder was er speciaal in Ulster, een voor Engeland en Ascendancy gevaarlijke religieuse en economische belangenstrijd tusschen de landlords eener-, de middenstanders en arbeiders anderzijds. Ten slotte heerschte er in alle klassen der bevolking een alleen voor Engeland gevaarlijke algemeene ontevredenheid over de onhoudbare toestand, waarin zijn handelspolitiek het geheele land gebracht had. Van welke kant de Presbyteriaansche landlieden de meeste nadeelen te verwachten hadden, is duidelijk, en werd, te langen leste, ook hun zelf duidelijk. In tijdperken van betrekkelijke rust, beproefde gedragslijn, lieten zij zich de druk van de Ascendancy welgevallen, om zelf des te zekerder op de Katholieken in het voordeel te blijven. Toen Engeland in nood verkeerde, vond de Ascendancy vooral in de Presbyterianen van Down en Antrim de mannen, die hen machtig maakten tegen aller Ieren gemeenschappelijke onderdrukker, de Engelsche regeering. De Irish Volunteers, de Ulstermannen voorop, waren het, die Engeland, diep in de ellende met Amerika, in 1782 de ‘onherroepelijke’ onafhankelijkheidsverklaring afdwongen waarmede onder Grattan's Parliament, een periode van ongekende bloei voor Ierland geopend werd. De Volunteersbeweging verliep daarna. De Ascendancy, die voor zich zelf wat zij begeerd had, legislatieve en economische onafhankelijkheid, bereikt dacht, beschouwde, nu zij haar verder niet meer meende noodig te hebben, de verbroedering van Katholieken en Protestanten, vooral toen de geest van eendrachtig Ulster onder invloed van de Fransche Revolutie demokratisch en republikeinsch werd, terecht als een gevaar voor haar positie. De Ulster-Presbyterianen daarentegen zagen in, dat niet alleen van Engeland, maar ook van de Ascendancy voor hen niets te verwachten was. Wolfe Tone, de groote leider der republikeinen, doordrong de Ulstermannen van zijn gedachten. Eerst in 1798, na de bloedige onderdrukking van de op schandelijke wijze - | |||||||||||||||||||||||
[pagina 34]
| |||||||||||||||||||||||
twee generaals achtereenvolgens weigerden zich tot het werk te leenen - geprovoceerde opstand, gaf ook Ulster de strijd op, en maakt de verdraagzaamheid, die mede onder invloed van Tone's pamflet van 1791, afgedrukt achter het fragment van zijn autobiografie, ‘An Argument on behalf of the Catholics of Ireland’, tusschen Katholieken en Presbyterianen ontstaan was, onder zorgvuldige instigatie van hooger hand, weer plaats voor het oude wantrouwen, de oude blinde haat. Inmiddels hadden zich ook in het Parlement te Dublin eenige, voor Engeland zeer merkwaardige verschijnselen voorgedaan. Dat de onafhankelijkheidsverklaring van 1782 niet werkelijk als onherroepelijk bedoeld was, spreekt van zelf, maar het Iersche Parlement hield zich er aan. Het bezorgde de Engelsche regeering, die door de Kroon natuurlijk toch de uitvoerende macht in handen had en aanvankelijk op slinksche weg haar concessie waardeloos trachtte te maken, een paar malen een uitermate pijnlijke nederlaag, die het knotten van de wederoplevende Iersche handel en industrie, waar de Engelsche belangen vurig op uit waren, voorkwam. Maar er was meer. Ondanks het onvoldoende kiesstelsel - 212 van de 300 zetels stonden, volgens Good, onder het volstrekt beheer van private personen en konden op de open markt verhandeld worden - drong zelfs in het Iersche Lagerhuis een demokratische strooming door. Een minderheid begreep, dat zoowel de positie der Katholieke meerderheid verbetering, als het gansche wetgevende en uitvoerende gezag herziening eischte. In 1793 schonk George III de Katholieken een zeer beperkt kiesrecht, maar de groote eisch van het oogenblik, welks vervulling het kiesrecht der Katholieken eerst beteekenis gaf, was Parlementaire Hervorming. In welke geest men zich die hervorming onmisbaar dacht, daarover maakte de Engelsche regeering zich geen illusies. De consequenties van het optreden der Ieren in 1782 waren duidelijk. Met de onbelemmerde groei van de Iersche handel en nijverheid, ten nadeele gedeeltelijk van de | |||||||||||||||||||||||
[pagina 35]
| |||||||||||||||||||||||
aan monopolies gewende Engelsche industrieelen en kooplieden, leed het geen twijfel, of er zou zich meer en meer een dubbele monarchie van gelijkmachtige naties ontwikkelen, een gedachte, voor een Britsch imperialist, of, zooals Griffith hem noemt, een Britsch absolutist op zich zelf al onverdragelijk, ook wanneer zij niet, zooals zij deed, tevens het einde van de zoo voordeelige roof- en knevelmacht der Britsche usurpatie beteekende. De republikeinsche beweging van Katholieken en Protestanten vereenigd, de Reformeisch, tot in het door een Engelsch gezinde Executive beheerschte Protestantsche klasse parlement te Dublin een kracht geworden, waren voor Pitt en zijn medestanders de teekenen, dat de tijd der oude politiek voorbij was. Ierland op zichzelf, dat bleek onmiskenbaar, dreef met groote snelheid naar die toenadering tusschen de wederpartijders, die voor de Engelsche macht niet anders dan noodlottig kon worden. Het doel der Engelsche politiek moest het dus zijn, de toenadering te stoppen, de eenheid te breken, de breuk te fixeeren. De Unie was daartoe het aangewezen middel. Door de Ascendancy in de Engelsche sfeer, en naar Londen te trekken, zou men haar van de rest van Ierland isoleeren, door haar belang en dat der overeenkomstige klasse in Engeland te vereenigen, zou men haar in de steun van Engeland de voor Londen en de Ascendancy beiden gewenschte garantie van haar politieke en sociale voorrechten verschaffen. Deze transactie stelde Clare - men zie de tweede noot van de volgende bladzijde - haar voor. Toen zij tegensporrelde, en het plan schipbreuk dreigde te lijden, trachtte men haar door terrorisatie tot toegeven te brengen, kocht men het vereischte aantal van haar vertegenwoordigers met goud en titels om, provoceerde men in 1798 een opstand, om de bezittende klassen, die in het Unieplan aanvankelijk bovenal het verlies van haar vrijheid zag, voor de revolutionnaire stemming der bevolking te waarschuwen en murw te maken; hetgeen reeds enkele jaren later volledig gelukt bleek. Want een dergelijke Uniepolitiek bereikte bovendien | |||||||||||||||||||||||
[pagina 36]
| |||||||||||||||||||||||
nog een ander doel, dat haar voorstanders toentertijd nauwlijks minder belangrijk scheen dan het besprokene. De Britsche regeering was onder de invloed der Fransche Revolutie, die zij eerst gesteund had, scherp anti-demokratisch en reactionnair geworden. Dat de bezittende en heerschende klasse in Ierland tot een met Engelands hulp onneembare versterking tegen al wat naar demokratische vooruitgang zweemde, gemaakt werd, verhoogde de beteekenis der transactie. De juistheid der eerste leidende gedachten der UniestichtersGa naar voetnoot1): geen vrijwillige of gedwongen verzwakking van de overmachtspositie der Protestantsche Ascendancy zonder verzwakking van het Britsch gezag, bewijst het geheele verloop der negentiende eeuw, Parnells tijdvak het allermeest. De tweede gedachteGa naar voetnoot2), die de bescherming eener heerschende en bezittende minderheidsklasse als zoodanig nastreefde, het reactionnair beginsel, moet men in Pitt's Uniepolitiek hebben waargenomen, om te begrijpen, waarom die zelfde Tories, die zich het Imperialistisch zout des Rijks dunken, de strijd tegen het Iersche zelfbestuur zoo schrap volhielden, dat zij er nog geen | |||||||||||||||||||||||
[pagina 37]
| |||||||||||||||||||||||
tien jaar geleden rebellie tegen het wettig gezag en ontwrichting van het leger voor over zeiden te hebben, en er ook ongetwijfeld voor over gehad zouden hebben, als Asquith's bangheid hun de noodzaak voor het bewijs niet ontnomen had. Niet alleen het imperialistisch-commercieel, maar evenzeer, tegenwoordig zelfs voornamelijk, het klasse-beginsel deed hier bij hen op de meest virulente wijze zijn uitwerking. Ten nadeele van het Iersche volk. De bepalingen der Uniewet, die Ierland minder dan de helft van de vertegenwoordigers, waarop zij recht had, gaf, waarborgden de hernieuwde suprematie van de Engelsche handel en industrie, de ondergang der Iersche, de bestendiging der nochtans onhoudbare agrarische toestanden. De overbelastheid van Ierland, die tot heden voortduurt, besprak ik reeds. De Katholieken, aan wie Emancipatie beloofd was, kregen haar eerst na een jarenlange en formidabele campagne van O'Connell - buiten het Parlement, want daar mocht de groote leider immers niet komen - in 1829. De Establishment der Anglicaansche Church of Ireland, die een heele Protestantsche geestelijkheid en organisatie op kosten van een Katholieke bevolking onderhield, verdween pas in 1869. De Presbyterianen werden door een verhooging van het oude Regium Donum tevreden gesteld of indirect tot rust gebrachtGa naar voetnoot1), waarvoor zij feitelijk aan Engeland in ruil de bevoegdheid toestonden om door middel van de geestelijkheid, tot dan op hun gemeentenaren en dus op een nauwe band met het volk aangewezen, vrijelijk tweedracht te zaaien en het gevoel van loyauteit levend te houden. De landbouwende helft der Ulster-Protestanten deelde het lot der Katholieke landbouwers, aan wier positie de hunne met dezelfde fatale gevolgen steeds meer gelijk kwam. Zoodat behalve de aloude landlord- | |||||||||||||||||||||||
[pagina 38]
| |||||||||||||||||||||||
families nog slechts één zeer beperkt deel der samengestelde bevolking van het eiland aan de kleinhoudende bemoeienis der eersten onttrokken bleef, dat deel n.l., dat zich, voornamelijk in Belfast, aan handel en industrie gewijd had, in een paar bedrijfstakken aan de groote industrieele vlucht der negentiende eeuw onbelemmerd, beschermd zelfs deelnam, en aan een nieuwe, machtige klasse van bezitters het aanzijn gaf, die, als zoodanig al evenzeer als de landlords van sociale hervormingen afkeerig, met steun van Engeland het tweede, op den duur in de praktijk het machtigst bolwerk voor bescherming van de Unie en de klassevoorrechten werd: de kooplieden en industrieelen van Noord-Oost Ulster. | |||||||||||||||||||||||
2. Dublin Castle.Pitt, Castlereagh, Clare, zij hebben de ontwikkelingsgeschiedenis der 19e eeuw niet kunnen voorzien. Het leven is machtiger dan de schema's van politici en de zelfzucht der klassen. Zeer veel is anders geloopen, dan zij overlegd hadden. Maar hun werk draagt de directe verantwoordelijkheid voor de hopelooze toestand, waarin Ierland een eeuw lang verkeerd heeft. Dat er strijd te voorzien was, hebben zij, heeft de klasse, aan welke zij het dagelijksch bestuur van Ierland overlieten, de Ascendancy, wel begrepen. De laatste ervoer daarbij al spoedig, dat de interne stroomingen van het land, en, toen Emancipatie het Parlement ook voor Katholieken toegankelijk gemaakt had, de aanwezigheid van een groep strijdbare en volhardende Ieren in Westminster, de Engelsche regeering, zij het tegen haar zin en steeds zoo laat mogelijk, uit vrees voor verstrekkende gevolgen van tijd tot tijd tot een ingrijpen dwong, dat voor haar, de Ascendancy, keer op keer, een groote of kleine nederlaag beteekende. Zij organiseerde zich, en op een eigenaardige wijze. Zij schiep zich een regeeringsorgaan, dat het werkzaam symbool van haar op één doel gerichte, defensieve bedoelingen was: het beruchte Dublin Castle. Wat is Dublin Castle? De ontelbaren, die gelooven, | |||||||||||||||||||||||
[pagina 39]
| |||||||||||||||||||||||
dat zij volgens het demokratische beginsel bestuurd worden, en aan Dublin Castle een macht zien toegeschreven, die van dat beginsel de volstrekte verloochening is, hebben misschien de neiging de werkelijkheid van zulk een opzet en zulk een macht als boosaardig fragment van een legendarisch epos te beschouwen, - dit neemt niet weg, dat Dublin Castle, dat voor niets anders geschapen is dan óm én tegenover het Iersche volk zelf én tegenover Engeland de volstrekte verloochening der meerderheidsgedachte te zijn, een bittere en vaak misdadige werkelijkheid werd. In zijn uiterlijke vorm is het een buiten alle verhouding kostbaar complex van centrale bestuurspersonen en departementen, met een labyrinthische volheid van bevoegdheden, tegenover het welk zich iedere uit Engeland gezonden Chief Secretary (de Rijksminister voor Ierland), zoo hij, voor een zeldzaam geval met idealen naar Dublin gekomen, niet onmiddellijk de hopeloosheid van de strijd inzag, in de kortst mogelijke tijd hetzij tot onmacht gedoemd, hetzij ten val gebracht zag. ‘I say the time has come to reform altogether the absurd and irritating anachronism which is known as Dublin Castle - to sweep away altogether these alien boards of foreign officials, and to substitute for them a genuine Irish Administration for purely Irish business.’ Aldus Joseph Chamberlain in 1885 te Warrington. Ziehier een andere uitspraak, een van John Morley: ‘Why reform the Castle? Isn't it, after all, the best instrument ever invented for ruling a country against the will of the people?’ Dublin Castle is het laatste strijdorgaan - hoe machtig, dat ziet men nog heden - van het Protestantsch conservatief Unionisme in Zuid Ierland, de roekelooze bondgenoot en het meedoogenlooze werktuig van Carsonisme. Een ongeloofelijk ingewikkelde bureaukratische machine, een eeuw lang aan zich zelf overgelaten en voor zijn eenige doel geperfectionneerd, waarmede een kleine klasse zich ten koste der meerderheid handhaaft. Geen recht kan de meerderheid van uit Londen toe gestaan worden, dat die kleine | |||||||||||||||||||||||
[pagina 40]
| |||||||||||||||||||||||
klasse niet in haar voorrechtsbevoegdheden aantast. Zelf een bestuursmonopolie, een getrouwe, goed betaalde politie, wier werk het gemeenlijk was, ter beschikking der landlords te staan, tot zijn dienst, wordt Dublin Castle in de geschiedenis van Ierland overal en altijd aan het werk gevonden, waar het eenige maatregel, die Ierland op de been zou helpen en derhalve automatisch de ‘rechten’ der minderheid verkorten, saboteeren kan. Het bezit een weergalooze, op dit speciale gebied onuitputtelijk ervaren en vernuftige macht, om alle Engelsche afwijkingen naar verlichtere regeeringspraktijken te voorkomen, te verijdelen, of althans, eensdeels door compensaties te verzwakken, anderdeels door tegenwerking of nalatigheid in de uitvoering onvruchtbaar te maken. Hoe onmachtig ook de beste ministers tegenover Dublin Castle waren, leze men in Barry O'Brien's ‘Dublin Castle and the Irish People.’ Een der meest frappante voorbeelden van de laatste tijd: het offeren van Georg Wyndham door Balfour, het muilkorven van zijn (mirabile dictu) Katholieke Under-Secretary Sir Anthony Mac Donnell door Sir Edward Carson en Walter Long in 1905, alleen omdat zij Dunraven's Devolutie-systeem van ontlasting der overbelaste Rijksvertegenwoordiging door de instelling van afzonderlijke Parlementen voor zuiver Engelsche, Schotsche, Welsche en Iersche zaken, goedgezind waren en in die geest blijkens een intradepartementaal verraad der verbolgen ambtenarij een ontwerp gemaakt hadden, kan men in Raymonds nieuwe biografie van Balfour naslaan. Nog heden is de minderwaardige Sir Hamar Greenwood de getrouwe en vergrovende spreektrompet van Dublin Castle, en geschieden in Ierland telkens opnieuw dingen, die op het oogenblik, waarop zij voorvallen, de negatie en dus de feitelijke dwarsdrijverij zijn van wat men juist dan als de politiek der Engelsche regeering meent te mogen aanmerken. Dublin Castle is werktuig en symbool van Engelands wanbestuur over Ierland. Wil Ierland ooit een behoor- | |||||||||||||||||||||||
[pagina 41]
| |||||||||||||||||||||||
lijk geregeerd land worden, dan moet Dublin Castle verdwijnen. Elders heeft men in overeenkomstige gevallen de bestaande bestuursorganisatie zoo goed en zoo kwaad het ging kunnen overnemen. In Ierland zal dit voor het grootste deel onmogelijk zijn. Zoo min men een kanon tot heimachine kan ombouwen, zoomin kan men Dublin Castle voor zelfbestuur gebruiken. Het bezit niet de praktische ervaring van constructieve administratieve werkzaamheid. Zijn ervaring draagt een gansch ander, constructiebelemmerend karakter, dat de leidende figuren voor deelname aan Ierlands zelfbestuur ongeschikt gemaakt heeft. De verdelging van Dublin Castle zal, behalve voor de baantjesjagers, wier verderfelijke talrijkheid van het corrupte stelsel een direct voortvloeisel is, door alle Ieren met niet minder geestdrift begroet worden dan die, waarmede de Parijsche bevolking de verwoesting der Bastille vierden. | |||||||||||||||||||||||
3. De Godsdiensthaat.Ik wil de gevoelens van wantrouwen tot vijandigheid, die het erfdeel der Iersche Protestanten ten opzichte van de Iersche Katholieken zijn, niet onderschatten, maar ik wil hen evenmin overschatten. Dergelijke gevoelens bestaan met verschillende graden van hevigheid overal, waar wij de leden der twee verwante godsdiensten zien samenwonen. Zelfs in Nederland, waar zij voor geen of nagenoeg geen vormende of vervormende inwerking op het publieke leven kracht genoeg hebben, zijn zij niettemin aanwezig. Nog altijd leeft in velen die al of niet beredeneerde vrees voor ultramontaansche invloeden, waartegen een Protestantsch gemoed als van van zelf in opstand komt. Ons land is, zoo goed als Engeland, een bewijs voor de volstrekte onnoodigheid van zoo scherpe animositeit tusschen de twee geloofsvormen, als Ierland, of ten minste een deel van Ierland nog altijd te zien geeft. Die animositeit, in Ulster zoo noodig tot godsdiensthaat en religieuse vervolgingswaanzin aangewakkerd, zou ook in Ierland al lang haar | |||||||||||||||||||||||
[pagina 42]
| |||||||||||||||||||||||
vergiftigende werking verloren hebben, wanneer zij voor de minderheid geen politiek middel tot onderdrukking der meerderheid was. In Zuid-Ierland valt de scheidingslijn tusschen de heerschende minderheid en de beheerschte meerderheid bijna volmaakt samen met de scheidingslijn tusschen Protestanten en Katholieken. Van Protestanten-vervolging kon en kan daar uit den aard der zaak nimmer sprake zijn. Daarvoor waren zij, die tot voor kort de Zuid-Iersche Unionisten vormden, ook voor de toekomst geen oogenblik bang. Zij weten wel beter. Zij weten bijvoorbeeld heel goed, dat de sociale politiek der Katholieke Kerk in Ierland en elders in menig opzicht met de hunne op essentieele punten overeenstemt. Het bijna doorloopend verzet der geestelijkheid tegen de opeenvolgende agrarische en nationalistische bewegingen heeft daarvoor steeds overvloedig bewijs geleverd: Kardinaal Cullen behoort zeker tot die negentiende eeuwsche figuren, die de Iersche zaak het meest geschaad hebben. De weinige Zuidelijke Protestanten, die in deze tijd het geloofsmotief nog aanvoeren, doen dat niet zoo zeer, omdat zij het Katholiek bewind als zoodanig wantrouwen, maar omdat zij alle reden hebben te onderstellen, dat de Katholieke overheid niet sterk genoeg zal zijn, om ingrijpende sociale veranderingen te voorkomen. Zij zijn voor een groot deel gedwongen, de grondslag van hun eene voorrecht, de onhoudbare Unionistische stelling, op te geven. De nationalistische gedachte is in het Zuiden te sterk en te overweldigend geworden. Zij vragen, ten behoeve van hun andere voorrecht, garanties. Niet tegen Katholieke onderdrukking; - als zij geen onhoudbare voorrechten bezaten, zouden zij voor geenerlei onderdrukking angstig behoeven te zijn - maar tegen sociale hervormingen, waarvan zij weten, dat die voorrechten het eerste slachtoffer zouden kunnen, en gedeeltelijk zeer zeker zouden moeten worden. De kans bestaat, en is groot, dat in de toekomst, wanneer de oplossing der door het verleden geschapen problemen aan de orde is, | |||||||||||||||||||||||
[pagina 43]
| |||||||||||||||||||||||
de Protestantsche minderheid juist bij de Katholieke overheid en haar volgers steun zouden zoeken, en wellicht vinden, voor het behoud van de agrarische status quo, waarbij zij belang heeft. De onvergelijkelijk fellere anti-Paapschheid der Ulstermannen, voornamelijk de Ulstermannen uit de steden, is veel belangrijker. Zij is een actieve kracht ten kwade, bij wier beschouwing de geheele maatschappelijke constellatie der provincie ter sprake komt. De godsdienst der overheerschende klasse is daar niet de Anglicaansch, maar Presbyteriaansch. Als Presbyterianen zijn de Schotsche Ulstermannen al van nature meer tot onverdraagzaamheid geneigd. Toch is die onverdraagzaamheid voor de Ulster-Protestanten nimmer een beletsel geweest om zich bij de Katholieken aan te sluiten, zoodra een deel hunner zelf in verdrukking kwam. In dit opzicht is de Ulster-mentaliteit altijd even realistisch als ongenereus geweest en op zich zelf is dit al een eerste aanwijzing dat ook anti-Paapschheid een zeer stoffelijke groeibodem van klassebelangen heeft. De sociaal-economische verhoudingen waren en zijn, zooals wij gezien hebben, in een deel van Ulster ook heel anders als in de Zuidelijke provincies. In een deel van Ulster, zeg ik. Ulster bestaat zoo min alleen uit Belfast, als Frankrijk uit Parijs, al plegen deze steden voor vreemdelingen ten onrechte de landen, waarvan zij het centrum zijn, te symboliseeren. Men mag Ulster en de andere vier provinciën niet als industrieele en agrarische eenheden tegenover elkaar stellen. Het telt negen graafschappen, die evenzeer op het gebruik van de bodem aangewezen zijn als de rest van Ierland. Wel is ook de landbouwende bevolking in Katholieken en Presbyterianen verdeeld - over het geheel zitten de laatsten op het beste deel van de grond - maar doordat de twee groepen gezamenlijk van de derde, die der meest Anglicaansche landlords, in het verleden dezelfde onderdrukking ondergaan hebben, doordat de praktijk de Presbyteriaansche boeren sinds lang geleerd heeft, dat zij van de Katholieken geen be- | |||||||||||||||||||||||
[pagina 44]
| |||||||||||||||||||||||
dreiging van hun positie te vreezen hebben, doordat de bevoorrechte positie van de eersten in de loop der vorige eeuw hoe langer hoe zwakker, en de algemeene positie der Iersche landbouwers, en derhalve ook van de Katholieken, hoe langer hoe beter geworden is, kent men op het land van Ulster, vooral waar het Katholicisme overweegt, een toestand van verdraagzaamheid, die er ook zijnerzijds op wijst, dat bij belangengemeenschap en een meerderheid van Katholieken, de godsdienstverschillen geen verhindering der goede verstandhouding is en dat de aanwezigheid van godsdiensthaat in de steden dus vooral aan belangenverschil moet worden toegeschreven. De zeer instructieve bevolkingscijfers, die ik in een noot hieronder meedeel, zullen er den lezer van doordringen dat die beruchte Ulsterkwestie met al haar uitingsvormen van Katholiekenvervolgingen en politiek fanatisme niet werkelijk een Ulsterkwestie is, maar de met steun der Engelsche agrariers en industrieelen tot nu toe geslaagde poging van een kleine minderheid in de Noord-Oostelijke uithoek van Ierland, om haar uitermate zelfzuchtige wil aan het gansche land op te leggen, en iedere oplossing der Iersche kwestie, die niet strikt overeenkomstig haar verlangen is, zoo intransigent mogelijk te voorkomenGa naar voetnoot1). | |||||||||||||||||||||||
[pagina 45]
| |||||||||||||||||||||||
Waar de sociaal-economische verhoudingen inderdaad van die van het Zuiden afwijken, dat zijn nog niet eens zoozeer de twee Noord-Oostelijke provincies, waar alleen de verhouding van Protestanten en Katholieken anders is - maar in de steden, Belfast en Londonderry, Belfast in de eerste en voornaamste plaats. De drijfkracht van de godsdiensthaat is er, na al wat ik gezegd heb, zóó gemakkelijk te begrijpen, dat ik haar in weinig woorden bespreken kan. In Belfast is de macht der landlords teruggeweken voor die der groot-industrieelen en kooplieden. Lange tijd hebben groothandel en industrie, als elders, de publieke functie der macht aan de agrariers overgelaten, maar in de laatste jaren is ook daaraan een eind gekomen en hebben de laatsten in hoofdzaak nog slechts representatieve beteekenis. Het landlordschap heeft zijn defensieve kracht verloren, de werkelijke machtsbezitters hebben zich genoodzaakt gezien, de vorm der verhoudingen in Ulster aan de inhoud gelijk te maken. Zooals de landlords er op uit waren, de aanwassende vloed der landbeweging te keeren, zoo trachtten de industrieelen in Belfast de arbeidersbeweging te smoren of zwak te houden. Zij hebben daartoe een middel, dat aan hun klassegenooten elders ontbreekt: de feitelijke mogelijkheid om het ‘verdeel en heersch’ toe te passen. Ook in Belfast n.l. zijn de arbeiders in Katholieken en Protestanten verdeeld. De natuurlijke gang van zaken zou het zijn, dat de proletarische klassesolidariteit beide groepen voor het eene doel, bestrijding van het industrieel despotisme der minderheid, vereenigde. Dit is door die minderheid zelf evenwel heel wat beter begrepen dan door de arbeiders. Het opzet der heerschende klasse, de meerderheid door godsdiensthaat verdeeld, d.w.z. zwak en ongevaarlijk te houden, is haar maar al te goed gelukt. Een der gevaarlijkste instrumenten, de fanatieke, vaak maniakale Presbyteriaansche predikanten, is, dank zij Engelands invloed, gedurende de gansche negentiende eeuw beschik- | |||||||||||||||||||||||
[pagina 46]
| |||||||||||||||||||||||
baar geweestGa naar voetnoot1): een Dr. Cooke is een verschijning, zooals men er, tijdens deze eeuw, in andere landen niet gemakkelijk vinden zal. Home Rule is de eerste stap op de weg naar een werkelijk demokratisch bestuur in Ierland. Daarom moest Ulster, toen Gladstone zijn eerste voorstel indiende, volgens Lord Randolph Churchill ‘vechten’ en ging het zich in 1886 aan een afstootelijke pogrom te buiten. Daarom werd in 1893 een zelfde gedragslijn voorbereid en de uitvoering alleen door de beslissing der Lords voorkomen. Daarom hadden wij in 1912-1914 een Carson-Rebellie. Daarom heeft onlangs in Belfast het bloed der Katholieke bevolking gevloeid en bevinden zich sindsdien - was de malaise wellicht voorzien? - duizenden arbeiders van het gehate geloof zonder werk. Is die godsdiensthaat, die zoo vaak de oorzaak van bloedige en bloeddorstige pogroms was, dan geheel kunstmatig? In geenen deele. Dat een ongewoon sterke godsdienstige hoogmoed aanwezig was en is, behoeft niemand te verwonderen. Maar ter wille van de zoo nuttige haat tegen Katholieken is die hoogmoed gevoed en het religieus leven in Ulster, evenals het politieke in heel Ierland zoodanig overspannen, dat de meest ongezonde toestanden zich van tijd tot tijd hebben voorgedaan. Ik herinner aan de befaamde Revival van 1859, een ‘opleving’, die zich openbaarde in een collectieve religieuse hysterie, waarvan men al de physieke excessen tegenwoordig gaarne ignoreert, maar die door haar geheele karakter beseffen doet, hoe ontwrichtend een dergelijke immoreele en misdadige aanzweeping van de godsdienstige hartstochten der massa | |||||||||||||||||||||||
[pagina 47]
| |||||||||||||||||||||||
voor politieke doeleinden op de overprikkelde slachtoffers zelf inwerkt. Dat de Ulster-leiders er in slagen zullen, de arbeidersklasse blijvend verdeeld te houden, is al zeer onwaarschijnlijk. De beweging gaat haar gang, zij zal haar werk langzamer dan elders doen, maar de opleving van het proletarische bewustzijn in de laatste decenniën, de resultaten van het werken der Iersche leiders Larkin en Connolly, zijn althans aanwijzingen, dat ook de Presbyteriaansche werklieden eerlang zullen inzien, dat zij meer reden hebben zich met de Katholieken tegen de politieke en industrieele ondernemers te verbinden, dan ter wille van de laatsten, de eersten uit hun werk te drijven, te mishandelen en zelfs de dood aan te doen. Het voor eenmaal samengaan der twee arbeidersgroepen in 1907 was een teeken, dat de werkgevers verstaan hebben. Een vernieuwde haatcampagne bleek noodig. De vruchten dier campagne neemt men waar in de pogroms, waarin de Katholieke bevolking, voor haar verdediging aangewezen op Britsche troepen onder bevel van den man, die vóór de oorlog ‘chef van de staf’ bij Carsons legerbevel was: Hacket Pain, onlangs het slachtoffer werd van de door de ‘Union Jack’ beschermde Orangisten. ‘To Hell with the Pope.’ Dat is de leus die men op de scheepsrompen en muren van de werven te Belfast leest. Men stelle daar de werkelijkheid, de traditie der katholieke politici in Zuid-Ierland tegenover. Men hoore O'Connell: ‘I would as soon receive my politics from Constantinople as from Rome.’ Een groot deel der Zuidelijke leiders trouwens was Protestant. En het volk? Het is bekend, dat het geen ingrijpen der katholieke overheid in de vorming van zijn toekomst verdraagt, zoodra zijn politieke passie opgewekt wordt. Een kras voorbeeld: Toen op Gladstone's instigatie het Vaticaan aan de priesterschap steun aan of inzameling van een nationale gift voor Parnell verbood, steeg de tot dan toe zeer slappe inschrijving in een paar maanden tijds tot £ 37.000. | |||||||||||||||||||||||
[pagina 48]
| |||||||||||||||||||||||
Ook de Belfaster industrieelen en kooplieden zijn voor het Vaticaan niet inderdaad bevreesd. Wat zij vreezen, is een werkelijke demokratie in Ierland. Katholiekenhaat is slechts het middel om die te voorkomen. Zal ooit Ulster, zij 't gedwongen, voor de noodzaak staan, met Zuid-Ierland samen het zelfbestuur van een Vereenigd Ierland te aanvaarden, dan zal de heerschende klasse met evenveel consequentie, waarmede zij nu anti-Paapsch is, steun zoeken bij hen, in wie zij thans het bitterst gevaar heeten te zien: bij de Katholieke overheid, en door deze, bij dat deel van de landbouwende bevolking, waarvan met eenige zekerheid een conservatieve politiek verwacht kan worden. Voor de Zuid-Ieren is ondertusschen dit het groote probleem: om, de realiteit van het wantrouwen, de haat zelfs, erkennend, maar de kunstmatigheid van hun ontstaan begrijpend, zulke vormen te vinden, die de Ulstermannen in de eerste plaats op praktische gronden kunnen aanvaarden, en die tevens de dwingend paedagogische kracht hebben om, eenmaal aanvaard, de heele godsdienststrijd als een minderwaardige nachtmerrie in zoo kort mogelijke tijd te doen overwinnen. Het vinden van zulk een oplossing is tot nu toe door de belanghebbenden stelselmatig verhinderd. In het vervolg van deze studie zullen wij zien, of er kans is, dat de republikeinen tijdig over de conceptie van zulke vormen zullen blijken te beschikken. | |||||||||||||||||||||||
4. Carsonisme.Engeland heeft van tijd tot tijd min of meer ver-strekkende concessies aan de Iersche meerderheid moeten doen. De reactie kan het sterkste, volmaaktste wapen van de wereld uitvinden, de bruikbaarheid van dat wapen hangt in gevallen als dit in de eerste plaats ook van de ontwikkeling der sociale verhoudingen en van de kracht der tegenpartij af. De Emancipatie der Katholieken van 1829, de Disestablishment der Church of Ireland van 1869, de achtereenvolgende landwetten van Gladstone in 1870 tot Balfour in 1904, de Local Government | |||||||||||||||||||||||
[pagina 49]
| |||||||||||||||||||||||
Act van 1898, de verschillende Home Rule-voorstellen van 1886, 1893, en 1912, alle te hunner plaatse in het voorafgaande vermeld, bewijzen, aangenomen of niet, hoezeer de Unionistische landlords in Noorden en Zuiden op den duur hun machtspositie hebben zien afbrokkelen. Noch hun eigen verzet in Londen, obstructie in Ierland - Dublin Castle en godsdiensthaat - noch de trouwe steun der Engelsche Tories, steeds er op uit om hun vergoedingen te geven, wanneer zij zich zelf gedwongen zagen tot belangrijke wetten het initiatief te nemen, waren in staat het getij te keeren. Langzaam maar zeker ontglipten hun bij stukken hun twee groote voorrechten: politieke en sociale overmacht. Het is dan ook geen wonder, dat onder de landlords zelf niet allen voor de dwang der tijden blind gebleven zijn. Ook de door de Unionisten ontworpen Local Government Act en de laatste Land Purchase Act trouwens beteekenden blijkens hun beginseluitwerking en bijbepalingen de poging, om onvermijdelijke machtsverzwakkingen geldelijk zoo voordeelig mogelijk te doen plaats hebben. Zooals altijd zonderde zich in de partij der grondeigenaars van de intransigente extremisten een gematigde groep af, die, de noodzaak van zekere hervormingen inziende, door op sommige punten toe te geven, bij middel van een verstandige compromissenpolitiek het ergste hoopte te voorkomen en het kwaad beperken wilde. Vooral onder de Iersche peers vond de Devolutie-gedachte, die een tusschenvorm tusschen legislatieve Unie en Home Rule beoogde, in het tijdvak tusschen Gladstone's Home Rule Bill van 1893 en Asquith's voorstel van 1912, eenige van haar overtuigdste aanhangers. Ik noemde Lord Dunraven. Dat dit een verloochening van het streng Unionistisch beginsel was, waartegen de rasechte reactionnairen zich te weer stelden, is duidelijk. Zij wisten de officieele voorstanders Wyndham en Mac Donnell met groote snelheid en bedrevenheid onschadelijk te maken. Nu, op dit oogenblik, zijn de Iersche landlords oneindig veel verder gegaan. Het punt, waarbij de, | |||||||||||||||||||||||
[pagina 50]
| |||||||||||||||||||||||
voor hen bij zelfbestuur onmogelijke, voordeelen der Unie ophielden een tegenwicht tegen de snel gegroeide nadeelen te zijn, is overschreden. Onder voorwaarde van constitutioneele, door Engeland gegarandeerde bescherming der minderheid zijn de landlords voor het meerendeel Home Rulers, sommigen zelfs Dominion Home Rulers geworden. Hoe zeer echter nog eenige jaren geleden onder Unionisten de keiharde Imperialisten en kapitalisten de overhand hadden, blijkt uit het verloop van zaken tijdens de behandeling van Asquith's Home Rule Bill in de jaren 1912 tot 1914. Dat ook toen reeds het zwaartepunt van het verzet van de landlordklasse naar Ulster, en in Ulster naar het industrialisme verschoven was, - de beruchte Carsonrebellie is er het interessante bewijs voor. Streefden de Engelsche vaders der Unie in hun werk naar bestendiging der Engelsche macht door de bestendiging van de voorrechten eener bezittende klasse, voor deze laatste, die Iersche minderheidsklasse zelf, was - men heeft hier de grondgedachte van dit geheele hoofdstuk - de bestendiging hunner voorrechten het doel, bestendiging der Unie daartoe het zekerste middel. Men moet dit goed in het oog houden. Geen treffender bewijs voor de juistheid dezer grondgedachte dan, niet alleen de desertie der Unie-gedachte door een groot deel der landlords, maar ook, en bovenal, te treffender naarmate hier het Unionisme om zijns zelfs wil woester was voorgestreden, de voor buitenstaanders haast onbegrijpelijke ommekeer, die ook in industrieel Ulster, onder leiding van Sir Edward Carson, tot prijsgave van het Unionistisch beginsel geleid heeft. Ik noem deze afdeeling Carsonisme, omdat in Carsons bemoeienis met Iersche zaken het diepst en het wezenlijkst beginsel van Ulsters verzet tegen Iersch zelfbestuur het scherpst omlijnd is. Carsonisme als politieke formule is gemakkelijk te definieeren. Het is de taktiek van de geïncarneerde Reactie, die zich zelf en het staatsgezag in de verhouding van wortel en plant | |||||||||||||||||||||||
[pagina 51]
| |||||||||||||||||||||||
stelt; die alles, wat deze verhouding en dus de machtspositie der heerschende klasse in gevaar kan brengen, op de meest intransigente wijze tracht te voorkomen of te verdelgen; die de besluiten van het staatsgezag ook dan alleen als wettig en bindend beschouwt, zoolang het, de onverbrekelijke band van die klasse en zich zelf erkennend, de door de eerste doelmatig geoordeelde methoden blijft aanvaarden en toepassen, en die aan dezelfde verhouding het recht ontleent, om haar wil ten behoeve van zich en het beter ik des gezags desnoods met gewapend verzet tégen het afgedwaald gezag door te drijven. Ziedaar Carsons geloofsbelijdenis, waarvan hij meer dan eens gedreigd heeft het laatste artikel in daden om te zetten, waarvan hij de ernst bewezen heeft, door tijdens de behandeling van Asquith's Home Rule Bill een provisioneel gouvernement en een vrijwilligersleger in het leven te roepen, die tegen het geliefde Engelsche gezag met de heiligste ijver bezield waren. Feitelijk getuigde reeds Carsons gansche optreden tusschen 1912 tot 1914, dat niet liefde voor de Unie als zoodanig, maar het besef van haar onmisbaarheid voor de bevestiging der bestaande sociale verhoudingen in Ulster, de stuwkracht van zijn verzet was. Het karakter, dat hij aan zijn voorloopige organisatie gaf - het wordt door de volkomen afwezigheid van ook maar één enkele vertegenwoordiger der arbeiders of zelfs eenvoudige liberale demokraten voldoende gekenmerkt - de gebeurtenissen der laatste maanden bezegelen de waarheid van dit getuigenisGa naar voetnoot1). Men weet, wat van Ulsters Unionisme overgebleven | |||||||||||||||||||||||
[pagina 52]
| |||||||||||||||||||||||
is. Ulster is het oude Ulster niet meer, - het heeft, niettegenstaande het heilig bezworen Covenant van 28 September 1912, drie zijner provincies meedoogenloos van zich afgesneden en voor de overige zes te zamen het Home Rule-beginsel aanvaard. Waarom? De land- en geldmeesters van Belfast hebben dat al in 1886, toen zij definitief Tories werden, gezien en geen liberale partij heeft hen, als in Engeland hun klassegenooten, jarenlang verhinderd, de scheidingslijn zoo scherp te trekken als, niet de Britsche liberalen nog steeds, maar de Engelsche Tories, die de Coalitie beheerschen, nu zien, dat zij is. Carson is een te intelligent leider, om de richting, waarin het leven de laatste twintig jaar gestuwd wordt, niet herkend te hebben. Maar hij wenscht zich daarbij niet neer te leggen. Dat hij de Zuidelijk Unionisten voor Ulster in de steek liet, - hij was zijn loopbaan als hun leider begonnen - is niet in de laatste plaats hieruit te verklaren, dat zij, met het almeer verzwakken van de machtsvoorrechten der bezittende klasse, voor het reactionnair conservatisme hoe langer hoe minder betrouwbaar materiaal werden. Door Ulster tot de tanden te wapenen en met behulp der Tories in Engeland een deel van het officierencorps tot dienstweigering geneigd te maken, wist hij vervolgens tegen Asquith de overwinning te behalen; maar, toen de oorlog was uitgebroken en vele toestanden grondig veranderden, toen de onafhankelijkheidsbeweging op zijn eigen voorbeeld gevaarlijker vormen aannam en tot in Ulster onheilspellend aanwies, toen, terwijl ook in het liberalisme de drang tot diepgaande sociale hervormingen zich begon uit te drukken, de kracht der arbeiderspartij groeide en de algemeene bezorgdheid voor het Bolsjewistisch gevaar de samenleving iets vulcanisch gaf, zag hij zeer goed in, wat van dit alles voor Ulster het gevolg moest zijn. Al kon hij op de imperialistische Tories, zelf agrariërs, industrieelen en kooplieden rekenen - hij is een der voornaamste leiders der conservatieve partij en beheerscht als zoodanig via de Coalitie den zonder de Coalitie partijloozen Lloyd George, wien Carson | |||||||||||||||||||||||
[pagina 53]
| |||||||||||||||||||||||
in ruil voor de werkelijke macht, de schijn van vrijheid en grootheid, waarop hij zoo gesteld is, gul en gaarne gunt - hij weet, dat de leefkracht der Coalitie beperkt is, weet evenzeer, wat hij van een mogelijke meerderheid der liberalen of arbeiders of een combinatie van beide partijen voor Ierland te verwachten heeft. Ook voor Belfast was de tijd nu aangebroken, waarop de Unie nutteloos en gevaarlijk werd. Het imperialistisch beginsel, voor Ierland steeds secundair, een nuttigheidsbeginsel, had afgedaan. Men liet de Unie schieten: zoomin als in Zuid-Ierland heeft Engeland het in Ulster tot het leggen van een innerlijke band kunnen brengen. De provinciaal en sectarisch bekrompen, maar rigoureuse Ierschheid van Ulster heeft zich jegens Engeland, zoodra het, als nu en in 1912-'14, noodig was, feitelijk altijd feller en onverbiddelijker betoond dan die der steeds opnieuw goedgeloofsche Zuidelijke Ieren. Vandaar zijn plotselinge, voor velen onbegrijpelijke aanvaarding van Home Rule. Maar ook zóó, dat hebben de verkiezingen hem geleerd, is het voorrecht der heerschende klasse, dat werkelijk motief van Ulsters eeuwlang strijdbaar Unionisme, niet veilig. Ieder weet, dat de meerderheid in Ulster nationalistisch is. Home Rule aanvaarden, om de nationalistische meerderheid zonder slag of stoot haar zin te geven, - dit was, dat bevroedt men van zelf, zijn bedoeling niet. Daarom is het, dat hij in het Home Rule ontwerp der Coalitie de afsnijding der drie overwegend nationalistische graafschappen deed opnemen en voor het historisch Ulster van negen graafschappen een kunstmatig Ulster van zes graafschappen in de plaats stelde. Dit bracht nog een ander noodzakelijk voordeel aan. Tot nu toe bestond de heerschende klasse uit twee groepen - de Anglicaansche landlords en de Presbyteriaansche geldmannen. De bestuursmacht was, zeide ik, in de laatste tijd al feitelijk op de sterkste groep, de laatste, overgegaan. Ook in het belangenverschil tusschen deze twee groepen echter, in de mogelijkheid eener scherpe verdeeldheid dientengevolge, lag, waar strikte eenheid | |||||||||||||||||||||||
[pagina 54]
| |||||||||||||||||||||||
zoo zeer geboden was, een gevaar. Door afsnijding van drie agrarische graafschappen voorkwam Carson niet alleen, dat in die sterk nationalistische graafschappen door hun exclusieve belangengemeenschap met het Zuiden een brug de weg tusschen het (met behulp van kunstmatige tweedracht reactionnair gehouden) Noorden en het (naar men verwacht ernstig demokratisch) Zuiden openhield, maar bereikte hij bovendien, dat in de overige zes graafschappen steeds een uitsluitend Presbyteriaansche meerderheid verzekerd was. Een laatste, nog roekeloozer beveiliging van de politieke en sociale status quo in Ulster ten slotte vloeide voort uit de door een politiek rekenaar als Carson zooal niet bedoelde dan toch voorziene maar hoogst waarschijnlijk zeer zeker bedoelde gevolgen van de Home Rule taktiek der Coalitie: het alternatief in Zuid-Ierland: van een zelfbestuursvorm, waardoor iedere ingrijpende hervorming verhinderd zou worden, of van een zóó afschrikwekkende staat van verwarring en verwildering, dat iedere drang naar vereeniging der beide staten tot in lengte van jaren op de beste gronden van politieke en economische onmogelijkheid voor Ulster als een zelfmoorddrang onaannemelijk zou worden. Waarom deze verloochening van het verleden, waarom deze zelfverminking der oude provincie, deze sinistere opoffering van haar derde deel aan het immers corrupt en noodlottig Zuiden, waarom een zoo schaamteloos overleveren van de heilig bezworen vrienden zoowel als van de vijanden aan een regiem van gewelddadigheid, dat in de geheele oorlog zijn weerga niet vindt en door Carson tot in zijn afstootelijkste details gesteund wordtGa naar voetnoot1), | |||||||||||||||||||||||
[pagina 55]
| |||||||||||||||||||||||
waarom al deze inconsequenties en misdadigheden als het niet was, omdat het alle middelen heiligend conservatief-reactionnair beginsel zelf hier op het spel stond? Het is niet, omdat Ulster inderdaad door Katholiek Ierland geschaafd zou worden, dat het zich tegen Home Rule in een onverdeeld Ierland verzette. Het wilde niet slechts voor zich zelf, het wilde voor heel Ierland handhaving van de Unie. De Protestantsche industrieën in de Zuidelijke kuststeden zijn niet minder bloeiend dan die in Belfast. De welvaart der Ulsterboeren is niet grooter, hij is geringer dan die der Katholieke. De befaamde ontwikkeling der industrie in Ulster betrof slechts enkele takken: het verval der andere takken in de eerste helft der vorige eeuw dwong een millioen Ulstermannen tot emigratie. De bevolking van Ulster is gemiddeld ook geenszins vermogender dan de Zuidelijke. De belasting per hoofd bedroeg volgens de census van 1911 in Leinster £ 4/9/1, in Ulster £ 3/9/9. Ook Ulster is, zijn kooplieden en industrieelen uitgezonderd, het slachtoffer van Engelands wanbeheer en de dag, waarop het dit leert inzien brengt Engelands macht over Ierland tot haar eind. Maar het heeft zijn beteekenis, dat Carson ook Zuid-Ierlands toestand aan het internationaal complot der Bolsjewisten toeschrijft. De beteekenis van Carsons evoluties is deze, dat de vereenigde strijdmacht van Tories en Ulsterheerschers zich na haar heete verdediging, met prijsgave der Unionistische vesting, binnen de enge muren van haar centrale burcht terug trekt. Dat heerschen en bezitten het voorrecht, het recht eener kleine minderheidsklasse is, deze grondslag van zijn levensphilosophie ligt zoo onverwoestbaar in Sir Edward Carson verzonken, dat hij nog in het aangezicht van de ondergang de hopeloosheid van de strijd zal inzien noch toegeven. De tevredenheid, het innerlijk verkneukelen, waarmede hij over Ulsters naaste, door zijn schema's bepaalde toekomst pleegt te spreken, zijn gehuichelde eenheidsverwachtingen, doen beseffen, hoe zeker hij zich voelt, het betrouwbaarst plan ontworpen te hebben, dat in | |||||||||||||||||||||||
[pagina 56]
| |||||||||||||||||||||||
de gegeven omstandigheden het doel kan waarborgen. Wie zal ontkennen, dat het scherpzinnig is? Het is, en hierin ligt zijn zwakheid, gelukkig enkel scherpzinnig: dat doemt het tot mislukken. Zelf zal Carson zijn gedachten niet trachten te verwerklijken. Zijn positie in Londen, zijn macht in de conservatieve partij, zijn advocatenpraktijk nu, de hooge juridische post en de lordstitel, die men hem volgens de berichten in het vooruitzicht stelt, later, zij zijn hem te kostbaar, om het eerste-ministerschap van Ulster te begeeren. Voor Ierland zal dit op den duur allicht een zegen blijken. Er zijn eenige kansen, dat de dijken, die Carson in Ulster tegen het wassend tij heeft opgeworpen, eerder dan hij voorzien heeft, bezwijken zullen. (Wordt vervolgd) |
|