Onze Eeuw. Jaargang 21
(1921)– [tijdschrift] Onze Eeuw– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 17]
| |
De revolutie en de bolsjewikiGa naar voetnoot1)
| |
[pagina 18]
| |
maar te zwijgen; van de Franschen vindt men er Longuet, van de Engelschen de geheele arbeiderspartij en natuurlijk de Fabians, van de Italianen Turati, van de Amerikanen Hillquit; feitelijk wordt er niemand uitgezonderd. Lenin vervloekt hen allen als opportunisten en sociale chauvinisten, beschuldigt hen van vervalsching van de leer van Marx en verwijt hen, dat zij uit het revolutionisme van Marx een burgerlijk reformisme gemaakt hebben. Dikwijls ook verwijt hij hun angst en persoonlijke lafheid, terwijl er mannen onder hen zijn, die hun eigen leven op het spel hebben gezet om het tsarisme te bestrijden en die jaren in de gevangenis of in Siberië hebben doorgebracht. Het is waar, dat Marx en Engels geloofden, dat de definitieve revolutie en de ineenstorting van het kapitalisme zoo vroeg mogelijk moesten komen. In het communistische manifest hebben zij verklaard, dat Duitschland onmiddellijk voor eene burgerlijke revolutie stond, welke onmiddellijk door eene proletarische revolutie gevolgd zou worden. Dergelijke profetieën zijn ook later geuit, maar beiden vergisten zich in hunne beschouwing van den wereldtoestand en daarom hebben zij eenige malen de proletarische revolutie naar een later tijdperk verschoven, totdat zij ten slotte hunne opvatting te dezen opzichte geheel lieten varen. Met steeds grooter beslistheid gaven Marx en Engels het denkbeeld van de revolutie op en Engels liet in het jaar 1895, kort voor zijn dood, aan het Duitsche proletariaat, als kort begrip van zijne politieke wijsheid, den raad na, het denkbeeld van de gewapende revolutie als eenig en zekerst middel op te geven, om daarvoor in de plaats een zoo intensief mogelijken strijd met het stembiljet te voeren, om onder de kiezers en in het parlement de meerderheid te verwerven en daardoor de tijdelijke dictatuur van het proletariaat door te zetten. Vóór het jaar 1848 en in den tijd van de revolutie was Engels een radicaal, die zich een roes had gedronken aan de idealen van eene revolutie tegen het Pruisische, | |
[pagina 19]
| |
Duitsche, Oostenrijksche en Russische absolutisme. Deze revolutie-idealen waren zeer abstract en liepen dood in het streven naar de politieke vrijheid in haar meest concreten vorm, de republiek. In den eersten tijd na 1848 spreekt Engels nog zeer onduidelijk over revolutie en blijkbaar wist hij het begrip wetenschappelijk nog niet te analyseeren. Zoo is b.v. zijn brief aan Marx uit het jaar 1851 bekend, waarin hij de revolutie als een natuurverschijnsel kenschetst, dat afhankelijk is van physische wetten. In dezen brief vindt men definities als: ‘de materieele kracht der noodzakelijkheid’ en dergelijke uitdrukkingen, die het gebrek aan sociologische en wetenschappelijke analyse bewijzen. Later hielden Engels en Marx zich met groote nauwgezetheid bezig met het vraagstuk der revolutie, wat blijkt uit verscheidene artikelen en kleine geschriften, die zij aan deze kwestie gewijd hebben. De Parijsche commune gaf nieuwe aanleiding tot analyse en tot het maken van vergelijkingen tusschen de verschillende revoluties. Ook was de sociaal-democraatische partij reeds georganiseerd en Marx en Engels hielden zich bezig met de wetenschappelijke analyse van sociale en wetenschappelijke vraagstukken. Het begrip van het wetenschappelijk socialisme consolideerde zich. Met steeds grooter beslistheid maakten Engels en Marx het socialisme los van de verschillende vormen en graden van het anarchisme; bovendien namen zij er het begrip der evolutie in op, welk begrip door het darwinisme en het revolutionisme verder uitgewerkt werd. Engels ontwikkelde zich met Marx. In het jaar 1883 sprak hij zich in een brief aan Bernstein er duidelijk over uit, dat de socialisten de burgerlijke republiek konden en moesten afwachten. Daardoor werd het evolutionistische standpunt duidelijk uitgedrukt. In de inleiding tot de vijfde druk van het communistische manifest schreef Engels reeds in het jaar 1890 de zoo dikwijls aangehaalde woorden: ‘Voor de definitieve zegepraal der in het manifest neergelegde beginselen vertrouwde | |
[pagina 20]
| |
Marx enkel en alleen op de verstands-evolutie der arbeidersklasse, welke noodzakelijkerwijze moest plaats vinden door de verbinding van daad en debat.’ En in zijne critiek op het Erfurter program (dat in 1891 werd aangenomen) leerde hij, dat in de landen, waar het volk volkomen vertegenwoordigd is en in het parlement de meerderheid heeft - zooals in Engeland, Amerika en Frankrijk - het oude regime rustig in het nieuwe kan overgaan. In overeenstemming daarmede verklaarde hij de republiek voor een specialen vorm van de dictatuur van het proletariaat. Het is duidelijk, dat Engels woordelijk de uitspraken van Marx herhaalt, totdat hij in 1895, in de voorrede van Marx' ‘Klassenstrijd in Frankrijk van 1848-1850’ eene definitieve analyse van de revolutie gaf en zich voor de parlementaire taktiek verklaarde. Ook Marx was in het jaar 1848 en in den tijd der reactie nà de revolutie een revolutionnair romanticus, voor zoover hij niet socialist geworden was. Toen hij zooveel gewerkt had, dat hij tot het wetenschappelijk socialisme gekomen was, beoordeelde hij de revolutie anders dan in den tijd van 1848 en in het eerste deel van zijn werk ‘Das Kapital’. Dat is het onderscheid tusschen het eerste deel van Das Kapital en de latere deelen. De bolsjewiki handelen wetenschappelijk niet juist, als zij zich steeds op Marx' eerste periode willen beroepen. In de periode van zijne politieke en wetenschappelijke rijpheid achtte Marx het zeer wel mogelijk, dat, tenminste in verschillende landen, zooals Engeland, Amerika en Nederland, de sociale omwenteling langs vreedzamen weg, zonder revolutie, zou kunnen plaats hebben. Dat heeft Marx uitdrukkelijk in 1872 in eene te Amsterdam gehouden rede verzekerd; men merke daarbij wel op, dat dit was nà de Parijsche commune. Wegens de belangrijkheid verdient het aanbeveling deze passage woordelijk aan te halen: ‘De dag moet komen, dat de arbeider de politieke macht in handen heeft, om de nieuwe organisatie van den arbeid te grondvesten. Hij moet de oude politiek waardoor de oude instellingen worden gehandhaafd, | |
[pagina 21]
| |
omver werpen, als hij niet, zooals de eerste Christenen, die dit verzuimd en veracht hebben, afstand wil doen van het rijk van deze wereld. Maar wij hebben niet beweerd, dat de wegen, welke tot dit doel voeren, overal dezelfde moeten zijn. Wij weten, dat men rekening moet houden met de instellingen, de zeden en den oorsprong van verschillende volken en wij loochenen niet, dat er landen zijn, zooals Amerika, Engeland en - als ik uwe instellingen beter kende, zou ik er misschien aan toe voegen Nederland - waar de arbeiders langs vreedzamen weg hun doel kunnen bereiken. Maar dit is niet in alle landen het geval.’ En Engels heeft, zooals reeds gezegd, verklaard, dat ook in Duitschland de revolutie niet noodzakelijk is. Uit het voorgaande volgt, dat de bolsjewiki zich volkomen ten onrechte beroepen op Marx en Engels ten gunste van hun revolutionisme; beiden hebben in de socialistische en wetenschappelijke periode van hunne ontwikkeling de gedachte der revolutie opgegeven. De wijze, waarop de bolsjewiki de opvattingen van Marx en Engels ontwijken en doodzwijgen, is zelfs onwaardig en het is een bewijs, dat zij feitelijk niet in staat zijn de politiek wetenschappelijk te beschouwen. Marx en Engels beschouwen de gewapende revolutie hoogstens als een hulpmiddel om het kapitalisme door iets anders te vervangen, daar zich de hoofdfactoren voor een nieuw regime reeds door de economische revolutie in het oude stelsel ontwikkeld hebben. Deze innerlijke revolutie, welke door de economische ontwikkeling veroorzaakt wordt, achten Marx en Engels de voornaamste en meest beslissende: Daarnaast verwachten zij, zooals reeds gezegd, de beslissende hervorming van de wereldorde van de ontwikkeling en beschaving der arbeidersklasse. Lenin beschouwt de gewapende revolutie als hoofdzaak en als een scheppend middel, dat in het half-kapitalistische en eigenlijk niet-kapitalistische en onbeschaafde Rusland het communistische regime definitief moet invoeren. Marx en Engels namen een wetenschappelijk | |
[pagina 22]
| |
standpunt, een standpunt van evolutie in. De gedachten gang der Russische bolsjewiki is echter niet die van evolutie; zij is absoluut en onwetenschappelijk. Het is volkomen duidelijk, waarom het gaat. De revolutie als protest, als straf, als bangmakerij is niet voldoende. De revolutie moet opbouwend, scheppend zijn; zij moet het oude bestuur door een nieuw vervangen. Eene dergelijke revolutie moet niet door geweld van wapenen tot stand komen, maar zij moet worden voorbereid door ontwikkeling en beschaving van de massa en van de leiders, die opgewassen moeten zijn tegen hun nieuwe taak. De bolsjewiki ijveren voor de revolutie der oude, niet-cultureele, tijden van het absolutisme, waarin het geweld slechts natuurlijk was. Marx en Engels zijn tot het ideaal van eene revolutie gekomen, dat in overeenstemming is met het nieuwe tijdperk der beschaving en dat een bestuur verzekert. Lenin verwacht eene definitieve ineenstorting van het kapitalisme in de geheele wereld, maar daarin vergist hij zich ook. Zijne geheele opvatting van de ontwikkeling der menschheid en van de afzonderlijke naties is utopistisch en zijne filosofie der geschiedenis berust op eene dwaling. Lenin en de zijnen profeteeren den dag der definitieve ineenstorting in Europa maar zij hebben het telkens mis. Geleidelijk verlengen zij den termijn van de verwachte ‘krach’ maar nog steeds verwijzen zij hunne geloovige aanhangers en ook zich zelf naar een tijdstip in de toekomst. Het kan niet worden ontkend, dat Lenin ook dikwijls zeer realistisch spreekt. In zijne polemiek met de communistische radicalen waarschuwt hij dat men de politieke macht niet in handen moet nemen, zoolang het proletariaat bij zijn strijd een bepaalden trap nog niet bereikt heeft, een trap, die in verschillende landen en onder verschillende omstandigheden, ook overal verschillend moet zijn. Hij zegt: ‘Om juist te kunnen vaststellen, welke deze trap is moet men zich verlaten op denkende, beproefde, ervarene leiders, van | |
[pagina 23]
| |
het proletariaat in de verschillende landen. Aan de taktiek moet een nuchtere, streng objectieve taxatie van alle lagen der maatschappij in den betrokken staat (met maatstaf voor de geheele wereld) ten grondslag liggen; er moet rekening gehouden worden met de naburige staten en met ervaringen, welke zijn opgedaan bij revolutionnaire bewegingen.
De bolsjewiki vervallen in revolutionnair romantisme en mystiek. De revolutie is voor hen eene openbaring. Voor de meerderheid der bolsjewiki is de revolutie een fetisch in den waren zin des woords. Dat vleit hun intellectueele en moreele onontwikkeldheid. De revolutie wordt voor hen doel: zij zijn niet in staat administratief te arbeiden en zij verlangen naar zoogenaamde ‘groote daden’, eventueel ook naar groote gebaren en woorden. Vandaar hun voortdurende strijd met de contra-revolutie, hoe willekeurig deze ook gedefinieerd wordt. De bolsjewiki zijn Russen en Lenin beweert steeds van de Russen dat zij niet kunnen arbeiden, zooals de naties van het westen. Daarin heeft Lenin meer gelijk dan hij zelf misschien vermoedt. De Russen staan nog op het oude aristocratische standpunt, dat arbeid en vreugde aan den arbeid niet weet te waardeeren. De bolsjewiki vertegenwoordigen in optima forma deze primitieve periode van beschaving, die ook niet terugdeinst voor geweldpleging. Vandaar de tegenstelling tusschen het program van Marx en Engels en de bolsjewistische werkelijkheid. De bolsjewiki zijn als emigratiepartij opgegroeid. Zij werkten op onwettige wijze, in het verborgen, met de methoden der oude geheime genootschappen. In deze traditie der Russische revolutie, welke in haar karakter niet anders dan terroristisch en anarchistisch is, zijn zij opgegroeid en zij kunnen zich van deze traditie niet losmaken. Vandaar het gebrek aan een bolsjewistisch bestuur of beter gezegd het geïmproviseerde bestuur, het bestuursdilettantisme; vandaar ook het gebrek aan samenhang en consequentie. En Radek beveelt nog | |
[pagina 24]
| |
steeds de socialisten in westelijk Europa de vorming van onwettige geheime genootschappen aan. Daarin ligt het onderscheid tusschen Europa en Rusland. De Europeesche socialisten zijn reeds veel positiever. Zij kunnen rustig arbeiden en scheppen. Daarom beoordeelen zij de revolutie realistischer, zonder mystiek en zonder romantiek. Uit Europeesch oogpunt beschouwd was de bolsjewistische gewapende revolutie in het geheel niet noodig. Zoodra het tsarisme viel en de socialistische, liberale regeering ontstond, zoodra de constituante, door 36 millioen kiezers gekozen, eene socialistische meerderheid had (van de 703 afgevaardigden waren 639 sociaal-democraten) konden de bolsjewiki als minderheid te vreden zijn met den parlementairen bestuurs- en ontwikkelingsarbeid. Zij konden eene parlementaire oppositie organiseeren. Het is waar, dat de regeering van Kerensky fouten gemaakt heeft. Maar deze fouten geven Lenin niet het recht nieuwe fouten te begaan. (Duizenden fouten, heeft Radek toegegeven). Maar de bolsjewiki konden en kunnen niet arbeiden. Zij kunnen slechts tot arbeid dwingen - het bolsjewistische stelsel heeft de slavernij der bourgeoisie ingevoerd (van een zeer willekeurig gedefinieerde bourgeoisie trouwens) en de slavernij van de arbeiders. De bolsjewiki kunnen vechten, zij kunnen dooden en zelf sterven, maar zij kunnen niet vlijtig, gestadig en onvermoeid arbeiden. Daarom is hunne revolutie een politieke revolutie en geen sociale of economische. Zij hebben hunne revolutie hoofdzakelijk door gebruik te maken van de nederlaag van het tsaristische leger weten door te zetten. Zoodra Lenin verklaarde, dat tot elken prijs een einde aan den oorlog gemaakt moest worden won hij de groote massa der soldaten. Deze massa was in twee categorieën te verdeelen, te weten soldaten, die de verschrikkingen van een driejarigen ongelukkigen oorlog hadden meegemaakt, die afgemat en gedemoraliseerd waren en daarnaast de soldaten van het nieuwe leger, die slecht gedisciplineerd | |
[pagina 25]
| |
waren. Deze geheele massa heeft gaarne het ultra-pacifisme van Lenin aanvaard. Daardoor heeft Lenin gezegevierd, maar niet doordat hij den wereldtoestand van het kapitalisme en het socialisme volgens de opvattingen van Marx begreep. De noodzakelijkheid van iedere revolutie wordt per slot van rekening door een of door enkele politieke leiders bepaald. De laatste beslissing is niet slechts een historische kwestie, ook niet de vraag of het oogenblik wel goed gekozen is, maar een gewetenszaak. Vóór eene revolutie beslissen beteekent over leven en dood van vele menschen beschikken. Daarom is de revolutie inderdaad het laatste eenige en daarom absoluut noodzakelijke middel tot verdediging der vrijheid en tot ontwikkeling van een betere toekomst. Vóór den oorlog heb ik mij jarenlang met het vraagstuk der revolutie beziggehouden. Ik verwachtte omwentelingen en revoluties en ik gevoelde, dat ook ik ten slotte over de noodzakelijkheid en de rechtvaardigheid der revolutie zou moeten beslissen. Zoo is het geschied. Ik heb onzen nationalen opstand georganiseerd en onze revolutie geleid. De beslissing viel mij niet gemakkelijk. Ik heb veel geleden, want het ging er om vast te stellen of onze revolutie bij den bestaanden wereldtoestand succes zou hebben of het resultaat de ten offer gebrachte levens waard zou zijn. Daarbij komt de bijzondere positie van den leider. Hij moet zelf het gevaar vermijden om zijne aanhangers niet zonder leiding en raad achter te laten. Ik had een gezin achtergelaten en ik heb er niet zoo zeer onder geleden, toen mijn familie vervolgd werd. Ik had daarmede rekening gehouden en ik heb zonder aarzelen de beslissing genomen. Door een wonderlijk toeval raakte ik direct in het middenpunt der bolsjewistische revolutie in St. Petersburg, Moskou en Kieff. Plotseling was ik in een kogelregen, want ik bevond mij gedurende zes dagen in het hotel Metropol, dat beschoten werd. Door de vensters | |
[pagina 26]
| |
van mijn hotel in Kieff vlogen kogels en granaatscherven. Ik was niet bang voor mijzelf, wat ik op bloedige wijze bewezen heb, maar ik heb mij zelf dagen en nachten lang gekweld toen ik over leven en dood van anderen besliste en berichten kreeg over den dood en het martelaarschap van mijne trouwe soldaten. Ik mag dus over de revolutie wel spreken, niet als theoreticus, maar als iemand met practische ervaring. Het leven van anderen moet den mensch heilig zijn. Hij moet achting voor de persoonlijkheid en het leven van zijn naaste hebben. Dat is de grondslag van al het leven, individueel en maatschappelijk. Dit humanisme is het, dat beslist over de regelen van de revolutie en van den oorlog. De revolutie moet een middel tot verdediging zijn. Men mag er niet toe overgaan uit heerschzucht of grove lust om aan te vallen en men moet zoo weinig mogelijk levens opofferen. Dat is het onderscheid tusschen de Russen met hun primitieve beschaving van de menschen in het westen. In den oorlog en in de revolutie verspillen zij menschenlevens. Zij staan daarin op een zeer lagen trap. Ik heb met eigen oogen ongeloofelijke daden van bolsjewistische revolutionnairen gezien, daden van barbaarsche ruwheid, maar de grootste afschuw werd bij mij gewekt door het feit, dat deze offers overbodig waren. In zijn polemiek beschuldigt Lenin Kautsky en de anderen, dat vrees het eigenlijke motief is van hun tegenstand tegen het bolsjewistische revolutionisme. ‘Ik sta aan de zijde van Kautsky, niet uit vrees, maar omdat ik den toestand in Rusland en in Europa ken en ik zeg na lange, eerlijke overweging, dat de bolsjewiki verschrikkelijk dwalen. In de eerste plaats begrijpen zij niet dat de vooruitgang der Europeesche naties en hunne moraal, die zij zich daardoor verworven hebben het geweld en het aanvallend revolutionisme afkeuren. Het Europeesche humanisme veroorlooft slechts besliste verdedigingsoorlogen en revoluties. Verder begrijpen de bolsjewiki niet, dat Rusland door zijn gebrek aan be- | |
[pagina 27]
| |
schaving niet alleen voor het communisme, maar ook voor het wetenschappelijk socialisme nog onrijp is en dat het door revolutie niet rijp zal worden. In Europa zijn wij voor ingrijpende sociale omwentelingen beter rijp, maar wij hebben daarvoor geene gewapende revolutie noodig en het allerminst eene terroristische revolutie naar Russisch voorbeeld. |
|