Onze Eeuw. Jaargang 21(1921)– [tijdschrift] Onze Eeuw– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 241] [p. 241] Gedichten Van Willem de Mérode. Liedje. 't Zal eenmaal door mijn liederen slaan Alsof, een lentemorgen, De vogelen al te zingen gaan In lucht en loof verborgen. Dat kwinkt en kwettert frank en frisch Nabij en ver verdoken. Dat komt omdat het voorjaar is In bloesems uitgebroken. De gulle gele boterbloem, De milde madelieven Staan druk omkringeld door 't gezoem Van drieste honingdieven. De lucht hangt vol van vochte geur. De weide drijft van roken. Dat komt omdat het voorjaar is In bloesems uitgebroken. Wat bloeit en bladert, pluist en pluimt In weiden en langs wallen, Is nu aan zon en goedgeluimd Plagenden wind vervallen. [pagina 242] [p. 242] Er is geen groeiseltje in 't gras, Dat zij niet koestrend strooken, Nu 't voorjaar zoo verrukklijk ras In bloei is uitgebroken. Wat was mijn leven zonder Zon, Die blaken komt en blinden. O, dat ik voor U zingen kon De liederen der beminden! Maar 't zàl nu door mijn liederen slaan Voorgoed en onverbroken. Dat heeft de zengende Zon gedaan Nu 't voorjaar is ontloken. Vorige Volgende