Leestafel.
W.J. Steenhoff. Nederlandsche schilderkunst in het Rijksmuseum. Geîll. Derde Deel. (Tekst en platen). Amsterdam. Maatsch. voor goede en goedkoope lectuur.
Met dezen derden bundel is het werk van Steenhoff over de Holl. Schilderschool der 17de eeuw kompleet. Van het eerste gedeelte is een herdruk in bewerking. Wij verheugen ons over de belangstelling hieruit blijkende; het Nederlandsche volk moet leeren verstaan hoe groote schatten in zijn musea zijn bevat en hoeveel vreugd een bezoek dezer musea oplevert. Daartoe is onderricht noodig. Wie als onwetende in onze musea ronddwaalt kan ook wel genot hebben van hetgeen hij ziet, maar wordt meestentijds belemmerd door een gevoel van overstelping en tast rond in den blinde. Een meer stelselmatige kennis van de Hollandsche kunstschat is grootelijks voor het genieten bevordelijk. Onze oude kunst wordt eerst bemind zoo zij een bekende is. Haar tot een bekende te maken is het streven van St's. kunstboekjes. Men behoeft niet alle uitspraken daarin tot de zijne te maken en mag gerust verschillen in de appreciatie van sommige schilderijen - dat deze boekjes leerzaam zijn en het oog openen voor veel schoons dat anders aan den beschouwer voorbijging, is ontegenzeggelijk.
B. de H.
Alfons de Cock. Studies en Essays over oude volksvertelsels. Antwerpen ‘de Sikkel’; Deventer. Ac. E. Kluwer. Gent. Ad. Hoste.
Gaarne zij de aandacht gevestigd op dit boek van folkloristischen inhoud, waarin heel wat materiaal bearbeid is en voor onze volkslegenden hun parallelen en varianten worden opgespoord ‘De Vogelaar en de Nachtegaal’; ‘Hansje met zijn gansje’; ‘De Doode te gast genood’; ‘De onwondbaarheid en de Achilleshiel’ - ziedaar eenige onderwerpen van dit belangrijke, aardige en wetenschappelijk gedokumenteerde boek van volkskunde.
B. de H.