Leestafel.
Willem Mengelberg. Gedenkboek 1895-1920, den Haag, Martinus Nijhoff 1920.
Een groot deel van intellectueel en hooggeplaatst Nederland heeft tot dit lijvig en kostbaar uitgegeven boekdeel bijgedragen, in proza of poëzie, in notenschrift of met de teekenpen en bovendien zijn tal van buitenlanders van grooten naam en hoedanigheid erin vertegenwoordigd. Een Mengelberg-monument is het aldus geworden, voor een niet gering deel dank zij de ordening dezer verscheidenheid door den heer Paul Cronheim. Toch, als ge die driehonderd pagina's doorgelezen hebt, of doorgebladerd, vraagt ge u af of deze huldiging niet een te-veel was? Want natuurlijk is hier louter bewondering aan het woord, zonder een zweem van critiek of van twijfel aan de boven-allen-verhevenheid van den gehuldigde. En tegen zoo'n driehonderd pagina's ophemelen is een nuchter Hollander niet bestand: die wordt prikkelbaar en voelt eigen bezwaren groeien naarmate hij anderen critiekloos hoort prijzen.
Met dat al kan men in dit boek zeer vele belangwekkende dingen lezen. Ik grijp er maar hier en daar een beet en wil allerminst zeggen, dat het niet-genoemde minder belangrijk zou zijn. Zoo wijs ik op het lange artikel van Dopper met de aardige mededeelingen over Mengelberg's wijze van repeteeren: ge komt daar a.h.w. binnen in de werkplaats waar zooveel moois, waarvan ge genoten hebt, wordt gemaakt. En heel goed sluit zich daarbij aan de belangrijke essay over Mengelberg's dirigeerkunst van den violist Alexander Schmuller. Trouwens over het geheel zijn de bijdragen van hen die met Mengelberg saamgewerkt hebben het belangrijkst en dit pleit niet weinig voor den gehuldigde. De fijne ‘impressie’ van Wanda Landowska over Mengelberg's Mozart - ‘O oui, c'est un joie de jouer du Mozart avec Mengelberg!’ - is van die medewerkers-bijdragen wel een der meest aantrekkelijke. Dan wil ik niet verzuimen te wijzen op het wrange stukje van Diepenbrock, die helaas zwijgt over wat ons het meest intereseeren zou: wat hij persoonlijk aan Mengelberg te danken heeft. Want, nietwaar, wij zouden dat juist gaarne weten, wat Nederland's grootste componist meent te danken te hebben aan Nederland's grootsten dirigent?
Maar het beste komt in dit boek nu eens werkelijk het laatste. 't Is het schijnbaar droge maar in waarheid met groote liefde en toewijding