| |
| |
| |
Aanteekeningen op de wereldgebeurtenissen
Door Mr. J.C. van Oven.
XXIV.
De Oostersche quaestie.
Maandag 28 Juni zal het vredesverdrag van Versailles een jaar oud zijn, maar tot een feestelijke viering van dezen jaardag zal zekerlijk geen der belanghebbenden zich geneigd voelen: zonder illusies teekenden beide partijen het stuk en zonder illusies zagen de neutrale toeschouwers den vrede op deze wijze tot stand komen, maar wel koesterden wij allen de stille hoop, dat met den vrede, al was het dan een slechte vrede, het werk van herstel en opbouw met kracht ter hand genomen zou worden, en ook in deze bescheiden verwachting zijn wij bedrogen uitgekomen. Nu, een jaar verder, is de situatie langs de gansche linie nog maar bitter weinig gunstiger dan toen de handteekeningen onder het verdrag van Versailles geplaatst werden, en al zijn er sinds eenigen tijd teekenen die op beterschap wijzen, ze laat zoo lang op zich wachten, dat de meest overtuigde optimist er soms wel eens wanhopig onder worden moet.
Daar was enkele maanden geleden in San Remo en de eerste bijeenkomst van Hythe waarlijk een belangrijke stap voorwaarts gedaan, omdat men besloten had nu
| |
| |
eens eindelijk aan Duitschland te vertellen wat het te betalen zal hebben en over die schadeloosstelling en nog andere zaken met de Duitschers zelf te praten; bovendien werd de neiging om met de Russische communisten in handelsverkeer te treden sterker, en al mocht men dit afkeuren op grond van de tyrannie dezer Rooden of omdat men 't onbillijk achtte jegens de schuldeischers van Rusland, men toch niet ontkennen, dat slechts op deze wijze eenige kans bestond op de vestiging van een stabielen toestand in Oost- en Midden-Europa. Maar ziedaar nu, dat de gebeurtenissen van de laatste weken ook deze verwachtingen dreigen te beschamen, want wel kwam Krassin als Sovjet-gezant naar Londen en begon Lloyd George, zeer tegen den zin der Fransche vrienden, onderhandelingen met den communistischen ingenieur, doch voorzoover men er op 't oogenblik iets van zeggen kan, zijn de besprekingen tot mislukking gedoemd, omdat Lenin, blijkbaar veel meer doctrinair en beginselvast communist dan zijn onderhandelaar, elke concessie in zake de praealabele waarborgen door de Engelschen geëischt weigert en bovendien, hangende het overleg, het Britsche publiek verrast met een brief, waarin hij den Engelschen arbeiders zegt, dat 't eenige wat hun te doen staat is, de mannen weg te jagen met wie hij juist aan het onderhandelen is en zelf de macht in handen te nemen. En wat de Entente-politiek jegens Duitschland betreft, de berichten over de jongste besprekingen in Hythe en Boulogne, klinken weinig bemoedigend: Duitschland moet en zal ontwapenen en elk jaar drie milliard gouden marken afdragen gedurende vijf endertig jaren... zoo niet, dan zal men de Duitsche douanekantoren bezetten of nieuw Duitsch gebied in beslag nemen! Looze dreigementen wellicht? Concessies door Lloyd George en Giolitti gedaan aan den Franschen geest, maar welker uitvoering zij wel zullen beletten? Wij weten 't niet, maar wij weten wel, dat de geest die hier aan het woord is niet is de geest van het
Europeesch herstel.
| |
| |
Waar ligt de oorzaak van de front-verandering? Natuurlijk is men geneigd, de Duitsche verkiezingen er de schuld van te geven: de regeering Mueller, steunend op een parlementaire meerderheid van democraten en meerderheids-socialisten, had eenig vertrouwen gewekt bij een deel der vroegere vijanden althans, al wist men haar zwak zoowel tegenover de jonkers als tegenover de communistische arbeiders; maar hoe een regeering te vertrouwen onder leiding van het immer tusschen links en rechts zwenkende Centrum, en steunend op de partij der groot-industrieelen die zoo sterk medeverantwoordelijk geacht worden aan den oorlog? Hoe een natie te vertrouwen, die aan de stembus deels voor het oude regime, deels voor de raden-republiek opkomt, en slechts in geringe minderheid voor de menschen die het verdrag van Versailles geteekend hebben en het zoo goed en zoo kwaad als 't gaat, ten uitvoer brengen? Dit schijnt wel voldoende grond voor een verandering van houding jegens Duitschland. En toch lijkt het ons niet aannemelijk, dat hier de reden liggen zou, want op stuk van zaken zal een regeering Fehrenbach geen andere politiek kunnen voeren dan de regeering Mueller deed. Wie ook heet te regeeren in Duitschland, hij zit muurvast ingeklemd tusschen dwang uit drie richtingen, dwang van Ententezijde, dwang van arbeiders-kant en dwang van de militaristen van 't oude regime. Nooit was een regeering minder vrij, minder bekwaam tot in waarheid regeeren, dan die welke in Duitschland de leiding op zich neemt. Het bleek na de Kapp-putsch, toen een zuivere regeering van rechts in drie dagen tijds het moest afleggen tegen de macht der arbeiders, en het bleek thans weer tijdens de regeerings-crisis na de verkiezingen, want wat was anders de reden harer onoplosbaarheid dan dat elke partij, elke groep van partijen, voor de ondankbare taak van in schijn meester in werkelijkheid machteloos te zijn, bedankte? Wie ook in het kanselierspaleis troont en de verantwoordelijkheid aanvaardt, hij bindt zich
aan twee ‘statuten’: aan de grondwet in Weimar tot
| |
| |
stand gekomen en aan het vredesverdrag van Versailles, en als zoodanig heeft hij strijd te voeren tegen allen die zich niet bij deze regelingen nederleggen, de rechterzijde die zich tegen beide verzet en de oude Duitsche glorie hoopt te herwinnen, de uiterste linkerzijde, die de grondwet vervangen wil door het raden-stelsel en voornemens is zich daarna aan het verdrag van Versailles even weinig gelegen te laten liggen als de Russische communisten aan de overeenkomsten door den Tsaar gesloten. Maar wat de Entente behoeft, is juist een Duitschland dat zich wel onderwerpt zoowel aan het verdrag als aan de grondwet en zoo brengt haar belang mee elke regeering te steunen die de verantwoordelijkheid aanvaardt op grond van deze beide stukken, onverschillig of zij door Mueller dan wel door Fehrenbach of een ander wordt geleid. De regeeringswijziging in Duitschland kan dus voorwendsel zijn voor een wijziging in de Entente-politiek, de werkelijke reden kan ze moeilijk wezen.
***
Wat is het dan? Men tast wel niet mis, als men de Oostersche quaestie de schuld geeft, de Oostersche quaestie die aanleiding was tot den wereldoorlog en die door de vijf jaren bloedvergieten geen stap nader tot haar oplossing gebracht werd. Nu is ze opnieuw acuut, dreigend zelfs en beheerscht voor het oogenblik den toestand.
Laten wij de feiten kort in herinnering brengen. Turkije moest als bondgenoot van Duitschland, het lot deelen van alle Centralen, d.i. het moest al die stukken gebied afstaan die de overwinnaars goed konden gebruiken, voorts een flinke schadeloosstelling betalen en eindelijk ontmand worden, d.w.z. gedwongen om zijn leger af te schaffen. Aldus werd bepaald, dat Griekenland zou gaan strijken vrijwel met geheel Europeesch Turkije buiten Konstantinopel en met Smyrna en omstreken, Engeland met Egypte, stukken in Syrië en Klein-Azië,
| |
| |
en Mesopotamië, Frankrijk met de rest van Syrië, terwijl Konstantinopel zelf... ja daar stak de groote zwarigheid. Konstantinopel mocht eigenlijk niet Turksch blijven, want alle geschiedkundigen en diplomaten zijn het erover eens, dat de beheersching van den Bosporus door de Islam een anachronisme is. Maar ten eerste gunt de eene mogendheid de stad niet aan de andere, terwijl internationaliseering of plaatsing onder heerschappij van den Volkenbond nog te modern is om genade te vinden, en ten tweede laten de Engelschen den Sultan liever waar hij is omdat dit een beteren indruk maakt op hun Mohammedaansche onderdanen. Maar natuurlijk mocht hij geen macht hebben en zoo zou de halve maan in Konstantinopel blijven waaien onder toezicht van de groote mogendheden van 't westen. Deze regeling dan werd neergelegd in een ontwerp-verdrag dat in ontvangst genomen werd door vertegenwoordigers van den Padisja en naar Konstantinopel gebracht, precies zooals het indertijd gebeurde met Duitschland, Oostenrijk, Hongarije en Bulgarije, die allen de hun opgelegde verdragen na protest en na eenige wijziging aanvaardden. In dit geval waren evenwel de feiten sterker dan de besluiten der diplomaten en het is twijfelachtig of het verdrag geteekend zal worden.
Men komt namelijk meer en meer tot het besef, dat het dwaasheid is, een verdrag te laten teekenen door een regeering die geen spoor van macht meer bezit. Immers in Konstantinopel heeft de Verheven Porte niets te zeggen, omdat de Engelschen en Franschen er de baas zijn en buiten Konstantinopel ook niet, omdat daar 't zij de Grieken heerschen, hetzij Arabieren, hetzij Bolsjewisten die op het oude territoir van 't Turksche rijk gedrongen zijn, hetzij Turksche nationalisten onder bevel van Moestafa Kemal Pasja. Dadelijk na den wapenstilstand hebben Turksche, Duitsch-gezinde nationalisten, legers gevormd en propaganda gemaakt in Klein-Azië, vast voornemens zich tegen de onderwerping van Turkije aan de Entente te verzetten, en nu is het zoo ver gekomen,
| |
| |
dat die nationalistische legers heel Klein-Azië beheerschen en doorgedrongen zijn tot den oever van de Zee van Marmora zoodat men in Konstantinopel het gebulder hoort van het Engelsche scheepsgeschut dat hun stellingen bombardeert. Van het gansche gebied dat de Entente onderling verdeelen wil, is een miniem gedeelte in de macht van Entente-legers en hun Turksch verdrag zou derhalve geen andere beteekenis hebben dan die van een onderlinge overeenkomst om zich te onthouden van inwerking op het terrein dat aan anderen toegewezen is. De macht over de toegewezen stukken moet de Entente zich nog verschaffen.
Deze toestand is pijnlijk voor Franschen, Grieken, Italianen, maar ze is hoogst gevaarlijk voor Engeland. Zelfs al lukt het den Engelschen Perzië onder hun protectoraat te houden, het kan niet dulden, dat tusschen hun Afrikaansch rijk en hun Indische bezittingen zich een vijandige macht nestelt gevormd door Mohammedaansch-nationalistische en Russisch-communistisch-imperialistische dweepers, die Engeland's macht zoowel in Egypte als in Indië in groot gevaar zou brengen. Niet alleen dat daardoor de Britsch imperialistische machtsdroom van een aaneengesloten gebied van de Kaap tot aan Indië toe, welke door den uitslag van den oorlog verwezenlijkt scheen te worden, in 't niet zou vervlieden, maar de Britsche wereldmacht zou hierdoor in groot gevaar komen.
Wat tegen deze gevaren te beginnen? Het eenvoudigste middel schijnt gelegen in het zenden van een sterk leger, maar daar kan voorloopig niets van inkomen. Een Engelsche regeering die in dezen tijd een leger van honderdduizenden naar het oosten mocht willen zenden, zou geen dag langer leven. De Engelschen willen niet meer vechten en ze willen ook geen ponden opbrengen voor nieuwe oorlogen, nu hun begrooting niet eens sluit ondanks de kolossale belastingen die op hun schouders gelegd zijn. Bovendien geeft de desolate toestand in Ierland zoo veel zorgen vlak bij huis of in huis zelf,
| |
| |
dat men aan het voeren van oorlog ver weg niet denken kan. Dit is reeds gebleken toen sommige menschen wilden dat de Entente een leger naar Rusland zou zenden en het blijkt nu weer. Bovendien, hoe groot zou een leger wel moeten zijn om een front te verdedigen van de Indische grens tot aan Konstantinopel of de Middellandsche Zee of het Kanaal van Suez toe? Engeland kan zijn wereldmacht niet uitoefenen door overal waar het belangen heeft groote legers te zenden; het moet het doen door zijn wereldbeheerschende vloot en door expeditielegers, saamgesteld uit weinig blanke en veel gekleurde soldaten. Maar daarmee kan het onmogelijk Indië, Perzië, Mesopotamië, Palestina en Egypte tegen de nieuwe gevaren verdedigen.
Hoe dan den aanval van Russen en Moslims af te weren? Blijkbaar heeft deze vraag de hoofdschotel uitgemaakt van de besprekingen in Hythe en Boulogne. Wij kennen het resultaat niet en weten naar de jongste berichten slechts dat de Grieksche legers slaags geraakt zijn met Kemal's troepen, al heette 't dat Venizelos' aanbod om met die legermacht af te rekenen niet aanvaard was omdat Foch het niet wilde. Niettemin zijn wij er nog niet zeker van dat de Entente besluiten zal het nog niet geteekende verdrag met geweld af te dwingen, niet van den machteloozen Sultan maar van de machtige mannen die hem in waarheid niet meer erkennen, en of men niet veeleer met dezen tot overleg zal komen. Er gaan op het oogenblik van mijn schrijven geruchten over een gezant van die Turksche nationalisten die aan het overleggen zou zijn met de Europeesche staatslieden, maar of dit zoo is kunnen wij niet nagaan en in elk geval zal hieromtrent wellicht meer bekend zijn op het oogenblik dat deze letteren in druk verschijnen. Maar hoe het ook zij, er bestaat ongetwijfeld een strooming om met de machten die zich tegen de Entente in het oosten verzetten in overleg te treden, en merkwaardigerwijze gaat die strooming ten aanzien van Turkije meest uit van de Franschen, die zich juist scherp ver- | |
| |
zetten tegen overleg met de Russen, ofschoon Turken en Russen zij aan zij staan.
Wat hiervan komt, we moeten het afwachten, doch als men niet besluit om de Entente-macht in het oosten met het zwaard te vestigen, dan schijnt voorshands geen andere oplossing van de Oostersche quaestie mogelijk dan.... bestendiging van den ouden toestand, dat is het laten bestaan van een levenskrachtig, Turksch rijk. Daarmee wordt dan een van de oorlogs-idealen der Entente, waarmee druk is geschermd tijdens den oorlog, prijs gegeven, en natuurlijk kan de oude toestand niet gehéél hersteld worden: wat de Entente ook toegeeft, ze zal toch naar wij hopen nimmer dulden, dat de Sultan opnieuw over de Armeniërs gaat heerschen, en het schijnt wel uitgesloten, dat de heerschappij over Bosporus en Dardanellen opnieuw aan den Sultan zal worden toevertrouwd. Komt het dus inderdaad tot overleggen omtrent vrede met de Turken inplaats van opleggen van het verdrag zooals het plan was, dan zal het nieuwe Turkije er wel heel anders uitzien dan het oude, maar van een zuivere verdeeling in stukken, van toewijzing zonder meer van Syrië aan Frankrijk, Mesopotamtë aan Engeland, Smyrna aan Griekenland, zal dan toch geen sprake kunnen zijn.
Men ziet: het is voor de diplomaten een uiterst moeilijke beslissing. Aan de eene zijde de noodzakelijkheid om een kostbaren en vermoedelijk bloedigen oorlog te voeren op een zeer ongunstig terrein; aan den anderen kant het afzien van luid uitgeroepen idealen en... groote voordeelen. De laatste zullen ongetwijfeld zwaarder wegen dan de eerste en al wordt besloten tot overleg met Moestafa Kemal, dan zal men zekerlijk pogen in de onderhandelingen nog zooveel mogelijk te redden van wat men met geweld niet nemen kon. De vraag is evenwel of de nationalisten bijster toeschietelijk zullen zijn: zij hebben de macht op 't oogenblik in handen, weten dat West-Europa zeer weinig geneigd is tot een krachtproef en voelen zich vermoedelijk sterk door hun verbond met
| |
| |
de heerschers in Moskou. Edoch, wellicht maakt juist dit communistische-Mohammedaansche monster-verbond de diplomatieke positie der Entente weer sterker, want al gaan nu Russen en Turken voor 't oogenblik samen, niemand kan in ernst gelooven, dat dit samengaan duurzaam zal zijn. Het is tot stand gekomen doordat beide partijen zich tegen de wereldmacht der Entente verzetten, maar het berust op geen enkelen innerlijken grond: op geen ideëelen, want communisme en Islam zijn immers eer tegenstellingen dan verwante stelsels, en geen politieke of economische ook, want het Russische imperialisme, 't welk thans door de Sovjet-republiek van het oude Rusland overgenomen is, zal veel minder dan de Entente een levenskrachtig Turkije willen dulden.
Ziedaar dus, als de Engelsch-Fransche diplomaten niet den weg van het geweld maar dien van overleg willen volgen, een mogelijke uitkomst uit het Oostersche probleem: de Turken die verder zien dan de haren van hun baard, zullen waarschijnlijk op den duur veel liever in vrede en vriendschap met West-Europa leven dan in bondgenootschap met de Sovjet-Republiek en in oorlog met Europa. De Europeesche diplomaten kennen zij vanouds als lieden met wie het nog zoo kwaad kersen eten niet is en vooral als nu, ondanks al het gepraat over de eindelijke vernietiging van het Turksche rijk, de Europeesche politiek toch weer de vestiging van een levenskrachtig Turkije mocht eischen, zouden zij zich tamelijk veilig kunnen voelen en blij zijn er zoo mooi af te komen in plaats van te worden behandeld als het overwonnen Duitschland en Oostenrijk. De Russen aan den anderen kant zijn Turkije's erfvijanden en wij kunnen ons waarlijk niet voorstellen, dat menschen van de opvattingen en opvoeding van Enver Pasja groot vertrouwen zouden hebben in de duurzaamheid van de macht der Sovjets. Kortom, als zij wilden zou de Entente vermoedelijk, met opoffering van een deel harer verlangens in den Levant, van Turkije een bondgenoot kunnen
| |
| |
maken tegen de Russen, inplaats van een bondgenoot van Lenin en een vijand van Europa.
Of deze weg inderdaad bewandeld zal worden? Wij wagen geen enkele voorspelling. Trouwens, wie kan zeggen of men niet reeds lang aan het onderhandelen is, of misschien reeds onderhandelingen afgestuit zijn op den onwil van een of andere Europeesche mogendheid om de gehoopte voordeelen daarginds op te geven! Want dat men over het gewichtigste van wat er omtrent zaken als deze besproken wordt, liefst niets tot het publiek laat doordringen, is uiterst waarschijnlijk.
Evenwel of er nu onderhandeld wordt mèt de Turken, dan wel of er tusschen de diplomaten onderling beraadslaagd wordt over maatregelen tégen hen te nemen, bij elke onderhandeling moeten en zullen er botsende belangen der bondgenooten aan het licht komen, en zooveel is reeds gebleken, dat Engeland in deze aangelegenheden ten zeerste op Frankrijk's steun is gesteld, of ook concessies over heeft voor Fransche tegemoetkomingen in de Oostersche quaestie. En zoo kan het zeer goed wezen, dat ook in Boulogne en Hythe de wijziging der houding jegens Duitschland verband hield met de gebeurtenissen aan den drempel van Azië. Maar licht in deze duisternis zullen wij eerst ontvangen als het drama der oorlogs-liquidatie zich verder aan onze oogen ontrold heeft.
Groningen, 24 Juni. |
|