Onze Eeuw. Jaargang 20(1920)– [tijdschrift] Onze Eeuw– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 233] [p. 233] Verzen Van Ben van Eijselsteijn. Opgang. Dag lokt. De dag. kom Lief! - Wij schrijden nader, ons voert het pad den hoogen heuvel op ons voert de zon - het licht, blanke vergader van goudheids zegening ter vreugde op. Nacht week. De Nacht. Wij hielden wèl de wegen, nu vloeit het licht de effen morgen in. Ons lokt het doel: De groote zonne tegen schrijden wij voort den jongen morgen in. Ons houdt het licht der verre Zon omvangen; wij winnen veld. - Moed lief! - Wij schrijden voort! ons heeft het Licht met gouden kleed omhangen en lokt - en lokt: het doel der gouden poort. Wij zijn de zoekers die de dagen zworven; de meester roept ons in den wijden poort. Wij volgen 't hoog symbool dat ons geworden en nacht vloeit heen... kom Lief! - Wij schrijden voort. [pagina 234] [p. 234] Volgroeide lente. De wind wiegt over de landen en vleit langs mijn wachtend gezicht, ze streelt met haar bloemenhanden mijn brandende oogen dicht. De goudene zonnedagen die gaan in een lange rij, ik kan hun licht niet verdragen ze zweven voorbij...... voorbij...... Ze bloeiden de donzen nachten van lente en geuren zwaar, de laaiende dagen voldrachtten het willende leven daar. Ze zingen hun wilde gezangen van lente die zóó zich geeft: 't stilhuivrend geluksverlangen, dat diep in mijn lichaam leeft. Der sidderend bladeren beven zindert in groen-gouden dos, en mijn wild opbruisend leven scheurt uit haar kluisters los. Maar al diep en donker ontroeren verteedert het leven niet: het sterke; het machtig-stoere, laat enkel verdriet...... verdriet. Vorige Volgende