Onze Eeuw. Jaargang 20
(1920)– [tijdschrift] Onze Eeuw– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 123]
| |
Aanteekeningen op de wereldgebeurtenissen
| |
[pagina 124]
| |
slagen, bedwongen door de regeeringstroepen, maar smeult niettemin het vuur; in het industrie-gebied van den Rijn en Westfalen echter heeft de communistische revolutie getriomfeerd en zijn alle plaatsen onder de macht van arbeidersraden die beschikken over een ‘rood leger’ dat volgens sommige berichten 50.000 volgens andere 100.000 man telt; met de leiders dier troepen is een wapenstilstand gesloten en wordt verder onderhandeld over de vraag of men het zal uitvechten dan wel op een accoordje gooien. Ziedaar de toestand waarin de contra-revolutie het Duitsche rijk gebracht heeft na veertien dagen, en wie deze misère vergelijkt met de hoopvolle verwachtingen die ik de vorige maand, nog wel onder het opschrift ‘een nieuw geluid’ mocht publiceeren, zal misschien wel met mij de aanleggers van het schelmenstuk van 13 Maart levenslange opsluiting op het Duivelseiland of een dergelijk oord gunnen. Men zegt dat het Ludendorff zelf geweest is die als regisseur dezer tragedie optrad en niemand die de werkzaamheid van die noodlottige figuur in de laatste jaren der geschiedenis van Duitschland gevolgd heeft, zal het onmogelijk achten, maar onverschillig of hij het was dan wel een zijner geestverwanten, zeker is wel dat de zelfde bent, dezelfde geest, die den oorlog ontketende en die hem Duitschland liet verliezen, ook aan deze waanzinnige misdaad schuldig is, die de juist ontloken hoop op herstel van het neergeslagen Duitschland en daarmee tevens van de Europeesche samenleving als met één ruwe schop van een kurassierslaars den bodem heeft ingetrapt. Want al gaat alles nu verder zoo gunstig als we het kunnen denken: al slagen de gematigde, vreedzame en werkzame elementen erin het gevaar voor een dictatuur van het sabel-régime en dat, voor een dictatuur van Jan Rap af te wenden, dan is toch het werk van herstel ongetwijfeld eenige maanden vertraagd. Het is immers moeilijk denkbaar dat de wereld bereid zal zijn | |
[pagina 125]
| |
crediet te geven aan een Duitschland waar de burgeroorlog smeult en dat vandaag of morgen misschien wel uiteenvalt in een Oost-Duitschland onder Jonker-heerschappij, een bolsjewistisch westen en een onafhankelijk, misschien constitutioneel zuiden. Laat ons intusschen ook tegenover dezen rampspoed de hoop op een ten slotte herstelde Europeesche samenleving niet prijs geven; wij hebben 't immers geweten, dat na die vijf jaar van vernietiging het herstel niet geleidelijk en zonder schokken wezen zou en als we genoeg vertrouwen in de Europeesche cultuur der twintigste eeuw gehad hebben om haar bestand te achten tegen den oorlog en haar gevolgen, dan mogen wij dat vertrouwen nog niet opgeven als 'n paar misdadigers in Berlijn den pas bezworen storm opnieuw ontketenen en na twee weken de ramp nog niet geheel hersteld is. Hoe is het gekomen? Landgenooten die Duitschland bezocht hebben in de laatste maanden hebben het zien aankomen. Het ging daar zóó slecht ten gevolge van de naweeën van den oorlog, de ontwrichting die de revolutie en de demobilisatie gebracht hadden, de noodlottige valuta-stand en de drukkende bepalingen van het verdrag van Versailles, dat er als 't ware behoefte was aan een nieuwe uitbarsting. De regeering die aan dit alles natuurlijk niets helpen kon, kreeg, even natuurlijk, van alles de schuld en wat Ludendorff en zijn bent Duitschland voor misère bezorgd hadden werd op rekening van de republiek geschreven, omdat het vroeger immers zoo veel beter geweest was dan thans. Daar komt bij dat de directe aanhangers van deze regeering nooit zoo heel sterk in aantal geweest kunnen zijn: de ‘hoogere standen’ uit het oude Duitschland waren bijna geheel monarchistisch, grootendeels zelfs geestverwanten van de jonkers, en de arbeidersmassa was weer voor een zeer groot deel uiterst links, was al dadelijk na de eerste revolutie bereid geweest Rusland's voorbeeld te volgen. De groepen die deze regeering | |
[pagina 126]
| |
steunden, waren derhalve de middelste lagen, d.z. de bezadigde arbeiders en burgerij, misschien wat men pleegt te noemen de kern van een natie, maar dan een kern die vermoedelijk in aantal heel wat minder sterk was dan de beide vleugels en die in elk geval bestond uit vreedzame, werkzame, rustige menschen die niet zoo maar één, twee drie naar een geweer of een handgranaat grijpen. De regeering regeerde dus bij gratie van links en van rechts en het is duidelijk dat zoodra dit evenwicht van een van de twee kanten verbroken werd, haar aanhangers niet gereed zouden staan om haar in straatgevechten te verdedigen, juist omdat die aanhangers het tegendeel van vechtgrage lieden zijn. Nu was echter na de communistische woelingen van verleden jaar de evenwichtstoestand - een toestand van zeer labiel evenwicht natuurlijk - zoo tot stand gekomen, dat de eigenlijke steun voor de regeering lag aan den rechtervleugel. De groote mannen van het oude regime hadden na de nederlaag tegenover de geallieerden ingezien dat het voor hen zaak was, zich voor 't oogenblik terug te trekken en anderen te laten regeeren. Zij immers zouden van den vijand niets gedaan krijgen en bovendien was het voor hen onmogelijk om te regeeren, omdat de arbeiders weigerden onder het oude regime te werken. Aldus regeerden Ebert en de zijnen, steunend eenerzijds op de bajonnetten van rechts, anderzijds op het vertrouwen dat zij bij een deel der arbeidersmassa genoot, want zij zag er wel kans toe de arbeiders aan het werk te houden en wist àl te ernstige stakingen te bezweren. Het was dus wel is waar niet geheel onjuist als angstige en wantrouwende Fransche bladen schreven dat de regeering Ebert een ‘camouflage’ was van de Duitsche militaristen, want het militair gezag waarop zij steunde kwam inderdaad van dien kant, maar toch was het ook weer niet geheel juist, want het jonkerdom liet Ebert en de zijnen niet regeeren uit eigen vrijen wil maar omdat hetzelf er geen kans toe zag, en 't is dus niet waar dat de socialistisch- | |
[pagina 127]
| |
burgerlijke regeering voor stroopop diende. Wel deden die groote heeren uit den ouden tijd zoo nu en dan hun macht voelen - men denke maar aan den toon dien Ludendorff durfde aanslaan voor de onderzoekings-commissie voor welke zijn schuld aan Duitschland's ondergang zoo duidelijk bleek, doch die niettemin doodsbang was voor zijn vuist op de tafel - maar des ondanks bleef de invloed der jonkers binnen vrij beperkte grenzen en dus, terwijl de werkschuwheid der arbeiders begon te verminderen, ja hier en daar weer het stukwerk-loon ingevoerd werd om de productie te verhoogen, en aan den anderen kant het militairisme der jonkers zich niet uitte in al te ernstige of voor het buitenland schadelijke maatregelen, herwon Duitschland gaandeweg eenig vertrouwen bij sommige van zijn vroegere vijanden, met het zeer gewichtige en voor Duitschland heilzame gevolg dat het aaneengesloten vijandelijk front begon te scheuren en Engeland zeer belangrijke teekenen ging vertoonen van het ontstaan eener vredes-psychose in de plaats van den oorlogsgeest. En ongetwijfeld zou Frankrijk op den weg gevolgd zijn, want zelfs de ‘Temps’ bepleitte de ‘rélevement économique’ van den nog immer gehaatten vijand (Temps van 4 en 5 Maart) en het economisch memorandum der geallieerden, al was het dan vaag en al wisten de Fransche diplomaten het een weinig minder gunstig voor Duitschland te maken, dan het oorspronkelijk was ontworpen, was een duidelijke bevestiging van dit nieuwe geluid, waarover de vorige maal mijn Aanteekening handelde. Maar ziedaar dat in de hoofden van een groep verdwaasde Duitschers de oude geest aan het spoken ging. Inplaats van deze blijde teekeningen eener betere toekomst met vreugde te begroeten en de regeering die onder zulke weergaloos moeilijke omstandigheden het zoover had weten te brengen, te steunen, werd een deel van het Duitsche volk de altijd maar voortdurende misère blijkbaar te machtig en de hoop dat er eerlang | |
[pagina 128]
| |
beter tijden zouden kunnen aanbreken, was niet krachtig genoeg om hen uit de desperado-stemming op te heffen, die zich uitte in verzet tegen de mannen van thans en verheerlijking van den ouden tijd. We hebben allen daarvan de teekenen gezien en verstaan: de arrogantie van Helfferich in het Erzberger-proces, de relletjes tegen Duitsche professoren die geen jonkergeest ten toon spreidden - de studenten waren immers bij uitstek menschen van het oude regime, verarmd als ze waren door de waardevermindering van het geld en door het vervliegen van de hoop op een mooie carrière, die bij het oude regime hun zeker gewacht zou hebben! - het stijgende anti-Semitisme en eindelijk het relletje in hotel-Adlon, dat levendig denken deed aan incidenten uit de jaren voor den oorlog...... Maar dat men zoover zou gaan van nu reeds openlijk voor den dag te treden, hadden wij hier, die de dingen gemakkelijker objectief kunnen beoordeelen dan men het in Duitschland zelf kan, toch niet kunnen verwachten, en men vraagt zich ook nu nog met verbazing af, hoe zelfs mannen met zoo weinig politiek besef als de Duitsche jonkers ertoe zijn kunnen overgaan. Want al was nu de ontevredenheid over den toestand zeer groot en al gaf men de regeering daarvan de schuld en al was de haat tegen Frankrijk gaandeweg genoeg gegroeid om een belangrijk deel van het Duitsche volk - hoewel dan toch vermoedelijk wel weer in hoofdzaak: ‘de hoogere standen’ - te laten terugverlangen naar de oude monarchistische glorie, die misschien bij velen als een voorbereiding gehoopt werd voor een revanche op Frankrijk na niet te langen tijd, - men moet toch geweten hebben dat elke regeering met monarchistische gevoelens of zelfs alleen maar bestaande uit mannen die groot waren geweest onder het oude regime, uiterst zwak moest staan naar twee kanten: tegenover de Entente die hier terstond den ouden vijand herrezen zou zien, en tegenover de arbeiders die met goede woorden en dreigementen ertoe gekregen | |
[pagina 129]
| |
waren te werken voor de regeering-Ebert maar die dit zeker niet zouden willen voor de bende van Ludendorff.
* * *
In vijf dagen tijds hebben de feiten het bewezen! De nauwkeurige geschiedenis van de contra-revolutie moet nog geschreven worden, maar als het waar is dat zij Ludendorff's werk is geweest dan is van de vele flaters deze wel de meest krasse, dat voor de uitvoering van deze Duitschland-verlossende-daad gekozen werd iemand als Kapp, wiens naam nergens bij de natie eenig gezag had behalve bij een handjevol van de aller-conservatiefste jonkers en wiens eenige glorie in vroeger tijd geweest is dat hij een smaadschrift tegen Bethmann-Hollweg schreef en nadat hij door deze in den rijksdag aan de kaak gesteld was, den kanselier tot een tweegevecht uitdaagde. Dat de contra-revolutie begon met te slagen zal wel te wijten geweest zijn aan de omstandigheid dat de regeering over veel te weinig troepen beschikte om dit jonker-leger dat in de Baltische provinciën op eigen avontuur gevochten had en daarna blijkbaar tegen den wil der regeering naar Döberits bij Berlijn gesmokkeld was, te bevechten, zoodat de vlucht naar Stuttgart een daad van wijs beleid was hoe weinig zij van kracht getuigde. Immers, blijkbaar had de regeering goed gezien dat dit jonker-bewind onmogelijk lang overeind zou kunnen blijven staan, want den eersten dag reeds bleek zijn zwakte, toen het niet rondweg uitkwam voor zijn verlangen om de Hohenzollern terug te halen en ook geen revanche tegen Frankrijk predikte, maar integendeel begon met te verklaren dat het vredesverdrag zou worden uitgevoerd. Want waartoe diende het, de regeering weg te jagen als het niet was om de republiek den dood aan te doen en de revanche voor te bereiden? Natuurlijk echter kón de nieuwe regeering niet anders handelen dan zoo, omdat ze anders dadelijk heel de macht der Entente tegen | |
[pagina 130]
| |
zich gehad zou hebben en bovendien het gros der Duitsche natie ongetwijfeld nog zeer weinig verlangend is naar een nieuwen oorlog met de Franschen, anders gezegd omdat zij in alle opzichten veel te zwak was om datgene te volbrengen waarvoor zij gekomen was. Edoch de camouflage van haar ware bedoelingen baatte haar niet: de Entente wilde niets van haar weten en de arbeidersmassa herkende terstond den wolf onder de schaapsvacht en weigerde voor deze nieuwe-oude mannen een hand uit te steken. Men kent den verderen loop van zaken: de revolutie van links die op den loer lag om zoodra de kans schoon was het verloren terrein te herwinnen stak het hoofd op, Kapp en de zijnen verdwenen nog schielijker dan zij gekomen waren, en in den brand dien hij gesticht had werd het gebouw van Duitschland's herstel verteerd. Een oorlog van allen tegen allen barstte los aan alle kanten, arbeidersraden werden gevormd en met hen de befaamde roode legers en het in vijf jaar oorlogs zoo uitmuntend getrainde Duitsche volk brengt nu in zijn eigen huis de zegeningen van den krijg die het vroeger zoo verheugd was te mogen voeren op anders erf. Maar wie zijn eigenlijk de mannen die overal aan het vechten zijn? Wie zijn de roode troepen, wie de regeeringssoldaten? Zijn de regeeringssoldaten wel echte regeeringssoldaten, d.i. aanhangers van Ebert en de zijnen, of zijn het eigenlijk weer dezelfden die daar straks in de bres stonden voor Kapp en zijn bende? Dit zijn vragen waarop men het antwoord tevergeefs zoekt in de berichten, maar wat men wel duidelijk ziet is dat de communistische idee in staat is goed bewapende legers als uit den grond te stampen die hier wel, daar niet in bedwang gehouden worden door andere troepen, die heeten te vechten voor de regeering maar die 't misschien alleen doen tégen de communisten en die straks weer gereed zullen zijn om voor een monarchaal regime de wapens op te vatten. Natuurlijk kunnen er ook waarachtige aanhangers der regee- | |
[pagina 131]
| |
ring-Ebert bij zijn, maar 't staat toch te bezien of die in groote getale aanwezig zijn, want zij zijn immers juist de bij uitstek vreedzame burgers en dezen blijven in tijden als deze binnenshuis en laten het aan anderen over, met handgranaten en machine-geweren te loopen. Wat moet er van dit alles worden? De regeering poogt blijkbaar den evenwichtstoestand te herstellen die op 13 Maart verbroken werd, en volgens de jongste berichten ziet 't er wel naar uit, dat zij slagen zal, al zal zij zelf wel belangrijk gewijzigd worden. In elk geval zal men de rust alleen kunnen herstellen door weer op de geweren van rechts te steunen tegenover de macht van links. Vermoedelijk zal het zwaartepunt naar links verschoven worden, nu gebleken is dat uiterst links op stuk van zaken sterker is dan uiterst-rechts, en zullen - gesteld de communisten dragen de overwinningspalm niet weg - er zooveel concessies aan de sovjet-vrienden gedaan worden dat er meer dan vroeger waarborgen gevonden worden tegen een te sterken invloed van de jonkers. Maar in elk geval zal het een zeer labiel evenwicht zijn, zoolang de toestand in Duitschland niet in waarheid geconsolideerd is, d.i. zoolang het verscheurde land niet weer een ware regeering heeft met macht van oost tot west en noord tot zuid, steunend niet op soldaten en officieren die eigenlijk tegenstanders zijn en op arbeiders die ook niet van haar willen weten, maar op een volksgeest die de hare is en die haar in staat stelt een betrouwbaar leger tot bewaring van de orde te vormen. Is die toestand denkbaar in afzienbare toekomst? Zooals op dit oogenblik de zaken staan kan de situatie zich naar twee kanten ontwikkelen: óf het roode leger breidt zijn macht uit over heel Duitschland en dit gaat het lot van Rusland tegemoet, óf de evenwichtstoestand waarvan zoo even gesproken werd herstelt zich. In het eerste geval, dat gelukkig steeds minder waarschijnlijk wordt, kan niemand de gevolgen overzien, in het tweede moet iedere Duitscher die | |
[pagina 132]
| |
het wel meent met zijn land en iedereen daarbuiten meewerken om het labiele evenwicht in een stabiel te doen overgaan. Hier ligt een levensbelang van de allereersten rang voor de Entente, zóó groot dat wij in de laatste dagen de berichten uit Londen en Parijs met nauwelijks minder spanning hebben gevolgd dan die uit Berlijn. Want denkt de Entente te doen? Zal zij volharden bij haar afwachtende houding, of ingrijpen? Men zegt, dat zij ook in dit zoo uiterst gewichtig vraagstuk niet eensgezind is of althans geweest is en zeker is het dat een invloedrijk deel van de Fransche pers voortdurend heeft aangespoord tot ingrijpen terwijl men in Londen daarvan ongetwijfeld niet gewild heeft. Aarzelend was zelfs tot enkele dagen geleden de houding die aangenomen werd ten aanzien van den strijd in het industrie-gebied, d.i. aan den rand van het door de Entente bezette territoir, en blijkbaar heeft het eenige zelfoverwinning aan Foch en Millerand gekost om tot het besluit te komen dat de regeeringstroepen gesteund zouden worden!Ga naar voetnoot1) Toch ligt het voor de hand dat het in de eerste plaats Frankrijk's belang is, Duitschland niet den weg van Rusland te laten opgaan, maar alles te doen wat mogelijk is om het te behoeden voor een bewind van links even goed als voor een van rechts, dus om de tegenwoordige regeering te steunen. De Temps zelf betoogt met recht dat militairisme en bolsjewisme elkaar geenszins uitsluiten en dat een Spartacistisch Duitschland voor Frankrijk militair gevaar oplevert evengoed als een Jonker-regime! Wat dan te doen? Zorgen dat Duitschland het vredesverdrag nakomt en zijn kanonnen, vlammenwerpers en machine-geweren afgeeft, - zegt de Temps, maar wij die ondanks alle bescheidenheid gelooven dat wij den toestand objectiever en daarom juister kunnen beoordeelen dan het groote Parijsche | |
[pagina 133]
| |
orgaan, zijn van meening dat al kan hierin eenige waarborg gelegen zijn, het toch een zeer onvolledige en zwakke is. En wij voor ons kunnen niet anders meenen dan dat de beste waarborg voor de toekomst die Frankrijk en de rest van Europa vinden kan, ligt juist in de politiek die Engeland begon te voeren en leidt to het herstel van Duitschland. Want al zijn nu Ludendorff c.s. de bedrijvers van het misdrijf, de Entente-politiek heeft het hun mogelijk gemaakt en voor de zóóveelste maal is gebleken hoe chauvinisten aan weerszijden van de grenzen - onderling de felste vijanden natuurlijk - samenwerken om de wereld in den afgrond te storten. Indien er in Versailles gesloten was een vrede-Wilson in plaats van een vrede-Clemenceau, dan was er geen sprake geweest van een contra-revolutie, omdat Duitschland dan op 't oogenblik veel verder op weg zou zijn om zich te herstellen en immers alleen de ellende waarin het Duitsche volk nog maar altijd leven blijft, al is de oorlog meer dan een jaar geleden geëindigd, uitbarstingen als die nu voorgekomen zijn mogelijk maakt. Psychologisch moge het uitstekend verklaarbaar zijn dat men een onmenschelijken en onbarmhartigen vijand als Duitschland geweest is een harden vrede heeft opgelegd - en schrijver dezes heeft nimmer meegedaan met hen die de Entente-leiders deswegen voor schelmen uitmaakten - maar al was al het leed dat men Duitschland te lijden geeft nog oneindig meer verdiend geweest dan het nu misschien is, dan nog zou het simpelste eigenbelang van de geallieerden hen ertoe moeten brengen er een eind aan te maken en den vijand van gisteren 'n paar jaar tijd te geven om zich te herstellen, en daarmee zich zelf in staat te stellen de aangerichte schade te vergoeden. Het kàn bijna niet anders, of ondanks gebeurtenissen als die van deze maand, gaat men ten slotte toch in deze richting varen, maar waarlijk hier is nu eens gevaar bij verzuim en juist het feit dat Duitschland nog altijd | |
[pagina 134]
| |
staat aan den rand van den afgrond die in deze maand zich geopend heeft behoorde een einde aan alle aarzeling te maken. Waarlijk, het verdrag van Versailles behoeft niet eens gewijzigd te worden! Frankrijk heeft volkomen gelijk als het daarvan niets weten wil, maar wel kan men het op zulk een wijze toepassen dat Duitschland op adem komen kan: men kan uitstel geven van betalingen, van leveringen, men kan helpen en steunen en vooral men kan en men moet hoe eer, hoe beter Duitschland toelaten tot den Volkenbond! Geen andere politiek dan deze kan Europa beveiligen tegen doodelijke gevaren, en hoe eer men haar inzet, hoe krachtiger haar doorvoert, des te geringer is het gevaar, des te grooter de kans dat Duitschland zijn verplichting om Frankrijk te herstellen nakomt.
* * *
De Duitsche contra-revolutie heeft alle andere gebeurtenissen van deze maand in onze aandacht verdrongen en ik zie er van af deze tot slot te resumeeren. Maar één aangelegenheid mag toch niet onvermeld blijven: 't is de bezetting van Konstantinopel door Engelsch-Fransche troepen naar aanleiding van de bloedige gevechten in Klein-Azië, en daarnaast de uitroeping van een Syrisch rijk onder den Emir Faitsjal. De oostersche quaestie was de aanleiding tot den oorlog, maar haar oplossing bracht deze nog niet en alle politiek beleid der Entente-diplomaten zal noodig zijn om in den Levant een situatie te scheppen die overeenstemt met de verlangens der mogendheden en geen gevaar oplevert voor nieuwe schokken. 't Is duidelijk dat Engeland en Frankrijk voorshands den toestand daarginds niet beheerschen; zullen zij er meester kunnen worden zonder groote offers en zullen de naties tot die offers voor dit doel bereid zijn?
Groningen, 25 Maart 1920. |
|