| |
| |
| |
Aanteekeningen op de wereldgebeurtenissen
Door Mr. J.C. van Oven.
XX.
Een nieuw geluid.
Zwaar van toekomstbeloften, als de natuur in de aanbiddelijk lichte vroeg-voorjaarsdagen dezer Februarimaand, zijn de wereldgebeurtenissen geweest, en zij overstelpten ons, nauwelijks minder dan toen het nog oorlog was. Wel is de stemming van het ‘nun soll sich Alles, Alles wenden’ ons nog zeer verre, maar er zijn toch teekenen die hoop geven op het keeren van 't wintergetij in de wereldhistorie, dat met den oorlog inzette doch met zijn ophouden niet afgesloten werd. Het zal ook nu nog wel geruimen tijd voortduren en nog lang daarna zullen de gevolgen nawerken, ja wij hebben eigenlijk geen enkele grijpbare reden om aan te nemen dat de tijden niet nog somberder zullen worden dan ze zijn en waren, maar niettemin zijn die enkele gunstige teekenen ons even welkom als de sneeuwklokjes, en zoo wenig zijn wij verwend met goed nieuws dat we al blij zijn met een aalmoes als deze.
Ja, ongetwijfeld wijzen de besluiten die de staatslieden der Entente op hun bijeenkomst in Londen genomen moeten hebben, de verzachtingen aangebracht
| |
| |
in de uitvoering van het verdrag van Versailles, op een wijziging in den geest der overwinnaars: Duitschland mag de oorlogsmisdadigers voorloopig zelf berechten; men zal den gewezen Keizer niet met geweld uit Doorn komen halen maar verandert de uitleveringsvraag, onder den schijn van een terechtwijzing aan onze regeering, in een dringende raad om hem onschadelijk te maken: de Duitschers krijgen drie maanden uitstel om hun leger tot een onvoldoend politie-corps te maken; de Turksche Sultan blijft in Konstantinopel, en over de valuta-ramp zal internationaal overleg gepleegd worden, waarbij de overwonnen volken toch wel noodzakelijk zullen moeten meepraten. Ik wil allerminst zeggen dat al deze concessies op zich zelf heilzaam of heugelijk zijn, want wie zou het betreurd hebben als de Turkenheerschappij in Europa eindelijk eens en voor al naar de geschiedenisboeken verwezen was, en ik voor mij zou mijn rechtsbewustzijn niet gekwetst gevoeld hebben wanneer de Duitschers wèl gedwongen waren de beulen van Dinant en Leuven uit te leveren. Maar dit is voor 't oogenblik bijzaak want wat ons met zoete hoop vervult is het feit op zich zelf dat de Ententeleiders tot zoo belangrijke concessies overgegaan zijn, omdat dit erop wijst dat de oorlogs- en overwinningspsychose wijken gaat en de rede veld wint op overwinnaarswaan. Het verdrag van Versailles bevat dus niet den onwrikbaren en onveranderlijken wil der machtigen, en de onuitvoerbaarheid van sommige zijner bepalingen wordt metterdaad erkend.
Zoo moest het gaan en zoo alleen kan dit zeer onvolmaakte product van geven en nemen een betere toekomst voorbereiden en 't is daarbij van weinig belang, dat dit aan den dag treedt niet doordat men tot beter inzicht komt, maar als een gevolg van de nuchtere overweging dat pogingen om de uitlevering af te dwingen vermoedelijk meer nadeel dan voordeel zouden brengen aan de Entente-volken zelf. Het bewijst slechts dat zij goed gezien hebben die het verdrag nimmer
| |
| |
verheerlijkt en nimmer uitgekreten hebben, maar het zagen als 't noodzakelijk resultaat van een overwinning bevochten na zulk een oorlog en door zulk een combinatie op zulk een vijand, en die er goeds van verwachtten juist dank zij de feitelijke onuitvoerbaarheid van sommige bepalingen. De verzachting zou komen en moest komen zoodra de onvereenigbaarheid blijken zou van zijn hardheden met het verlangen naar hernieuwd verkeer met de overwonnen volken en ten gevolge daarvan de oorlogs-haat zou gaan uitslijten. 't Is zeker geen teleurstelling dat dit proces nu reeds inzet, d.i. één maand na het definitief in werking treden van het verdrag!
Of de uitlevering van de zoogenaamde oorlogsmisdadigers inderdaad een feitelijke en fysieke onmogelijkheid geweest zou zijn, zooals de Duitsche regeering en de Duitsche pers verkondigd hebben aan elk die het hooren wilde, kunnen wij daarlaten. Hadden de overwinnaars den eisch een jaar vroeger gesteld, dan zou het vermoedelijk niet feitelijk onmogelijk geweest zijn en wellicht ook nu nog niet, als zij 't hiervoor over hadden een nieuwen oorlog te beginnen, d.i. als een geallieerde troepenmacht gereed stond om over den Rijn te trekken en Hindenburg c.s. te komen halen, gelijk er een was, verleden jaar, toen Duitschland bij hoog en laag bezwoer dat het 't verdrag van Versailles niet onderteekenen zou. Dan, gelooven wij, had men toegegeven evengoed als destijds. Maar het groote belang van wat nu geschiedde is juist, dat men dit er niet voor over had: dat de geest onder de volken der Entente niet meer zoo fel van haat is tegenover den verslagen vijand, dat een nieuwe militaire expeditie, hoe makkelijk ze ook slagen zou, ondernomen kan worden voor zulk een doel. Dàt is een bewijs dat de oorlogsgeest plaats gaat maken voor dien van vrede; het verdrag van Versailles ligt daar als voortdurende bedreiging van den verslagen vijand en een macht van middelen geeft het aan de overwinnaars om hem in bedwang te houden,
| |
| |
maar volstrekt aan hun genade overgeleverd, gelijk een jaar geleden, is hij niet meer. Er is een grens, die de Engelsche en Fransche staatslieden zelf niet overschrijden kunnen, omdat de stemming onder hun volkeren niet meer elken maatregel tegen Duitschland die dienstig kan zijn om elke bepaling van het verdrag af te dwingen, toestaat. De Entente-volken zelf beginnen vrede met Duitschland te wenschen en dit is het dat den toestand van de verslagenen iets minder hopeloos maakt.
Wat Frankrijk betreft is dit alles niet met zekerheid vol te houden, wat Engeland aangaat wel. Wie zal zich over het verschil verwonderen? Frankrijk heeft de uitvoering van het verdrag noodig om zelf weer op adem te komen, Engeland heeft de voordeelen reeds grootendeels binnen. Frankrijk bloedt uit duizend wonden, Engeland is op weg zich te herstellen. Frankrijk haat in evenredigheid van zijn lijden en vreest tegelijkertijd, Engeland voelt zich gerust nu het Duitsche gevaar bezworen is en kijkt uit naar verdere perspectieven. Kortom, nu eerst doet zich gevoelen onder hoe verschillende omstandigheden, met welk verschillend doel de bondgenooten den oorlog gevoerd hebben. Toch moet ook in Frankrijk de stemming komen die zich in Engeland zoo duidelijk begint af te teekenen en wel vooreerst omdat zelfs een haat en afschuw als de Duitsche barbaarschheden in België en Frankrijk verwekt hebben, moeten uitslijten, maar vooral omdat in het leven der volkeren motieven als deze toch niet bestand zijn tegen den drang der materieele factoren. En wanneer in Frankrijk het besef doordringt dat Duitschland de oorlogsschatting in waarheid niet betalen kan als men het zijn kolen, ijzer, schepen en vee afneemt, en als men het crediet weigert om voedsel en grondstoffen te koopen, dan zal het nuchtere eigenbelang 't winnen op de befaamde en inderdaad nimmer te onderschatten inponderabilia. Juist de sterkste sympathie voor Frankrijk en de innige verontwaardiging over dien
| |
| |
barbaren-inval die een van de heerlijkste landen der wereld in een woestenij herschapen heeft, moeten ons doen hopen dat dit besef hoe eer hoe beter in Frankrijk doordringt. Want hierdoor en hierdoor alleen bestaat de mogelijkheid dat het Fransche volk zich van zijn wonden herstelt. Niet Amerika, niet Engeland, niet de neutralen kunnen Frankrijk tot den bloei terugbrengen waarop het recht heeft, maar alleen het sterke Fransche volk zelf en alleen met hulp van het groote Duitsche buurvolk. Niet door dit uit te mergelen en het te laten afstaan wat het zelf niet missen kan, maar door het tijd te laten om zich te herstellen en zijn onmetelijke schuld af te betalen.
Dit wat Frankrijk betreft. In Engeland begint dit besef reeds door te dringen. Hoe volkomen daar de stemming gewijzigd is sedert een jaar is met overgroote duidelijkheid gebleken in de uitleverings-quaestie. Wie die Britsche pers kent vindt in haar een schier onfeilbare graadmeter van den volksgeest en als nu in zake de uitlevering van de oorlogsmisdadigers en van den Keizer de Daily News, Westminster Gazette en Manchester Guardian, d.i. de groote bezadigd-liberale pers, dag in dag uit durft toornen over de dwaasheid van het uitleveringsplan, als dan de in 't midden staande Daily Chronicle aarzelend daaraan gaat deelnemen en hiertegenover geen storm opsteekt in de Jingo-pers, dan is het zonder meer duidelijk dat de Britsche volksgeest niets meer hiervan hebben moet en men kan er zonder mankeeren op rekenen dat ook de regeering dan zal inbinden. Zoo is het gegaan ten aanzien van de oorlogsmisdadigers en 't was duidelijk dat daarbij de Engelsche pers front maakte tegenover den Franschen bondgenoot, die het inderdaad terstond moest afleggen toen de diplomaten bijeenkwamen...... niet meer als vroeger in Parijs, maar nu in Londen en niet meer onder Clemenceau maar met den zooveel kleineren Millerand in diens plaats als Frankrijk's vertegenwoordiger. Is het niet alsof deze uiterlijkheden symbolische beteekenis hebben? En niet
| |
| |
anders ging het met de Keizer-quaestie al heeft men daar den schijn willen bewaren dat de mogendheden niet van hun prooi afzien. Want ook hier staat de Engelsche openbare meening tegenover de Fransche, als de laatste welke dwangmaatregelen ook tegenover ons land zou billijken wanneer onze regeering zich niet gerechtigd acht den gewezen Keizer, welke ook zijn misdaden mogen zijn, aan zijn vijanden uit te leveren. Ook dit was weer overduidelijk in de Londensche pers, want als de Times de fiolen van haar toorn uitstort over de jongste Keizer-nota der Entente, dan kan men daaruit allerminst lezen dat naar haar meening de geallieerden den Keizer moesten komen halen of ons moesten dwingen hem af te geven, maar alleen dat de heeren diplomaten een allerongelukigsten vorm gekozen hebben om hun aftocht te dekken.
* * *
Het is dus duidelijk als de dag: het Britsche volk treedt gaandeweg uit de oorlogs-periode in die van den vrede, Frankrijk streeft nog tegen, dreigt met blijvende bezetting van den linker Rijn-oever en wat dies meer zij maar op den duur zal het niet anders kunnen doen dan den koers volgen dien Engeland thans aangeeft. Waar ligt de oorzaak van dit nieuwe geluid? De diepst liggende, schoon niet erkende oorzaak is, het spreekt van zelf, het bloote feit dat de oorlog al meer dan een jaar uit is, d.i. dat men begint te vergeten en in de toekomst te zien inplaats van naar het verleden en dat met de verdwijning van het Duitsche gevaar de Duitscher zijn schrikwekkend aangezicht voor den Engelschman verloren heeft. Directe en praktische oorzaken helpen dit proces zich voltrekken. Zij zijn veelvuldig, niet allen na te speuren en ik wijs slechts op een die van groot belang schijnt.
Zij is de voor ons, inwoners van de Oude Wereld, volslagen ondoorgrondelijke houding van het volk en
| |
| |
de regeering van Amerika. Daar is een volk dat den oorlog heeft gevoerd met een geestdrift zeker niet geringer dan die van Engeland; dat gevochten heeft, evenals de anderen, uit idealistische naast berekenende motieven, maar dat zeker minder dan alle andere groote mogendheden eigen voordeel heeft nagejaagd. De overwinning is nu behaald, het doel bereikt, en inplaats van thans mede te werken aan den opbouw van de Oude Wereld, trekt het zich terug in zijn isolement. weigert de deelneming aan het groote wereld-statuut waaraan zijn president zijn zegel heeft gehecht, kortom laat de Oude Wereld zijn en blijven wat zij is als lag zij op een andere planeet. Vraag: waarom dan maar niet buiten den oorlog gebleven? Ik kan op dit wonderlijke verschijnsel en de mogelijke verklaring hier niet ingaan; het is zoo gecompliceerd en veelzijdig dat ik er een afzonderlijk opstel aan zou moeten wijden: ik wijs slechts op het groote belang van deze Amerikaansche afzondering, politiek en economisch, voor de staatkunde der Entente en in 't bijzonder voor Engeland. Toen namelijk Amerika vast verbonden was aan het Entente-bondgenootschap was dit tot op zekere hoogte oppermachtig in de wereld in politieken zin, terwijl de economische steun van het bloeiende werelddeel over den grooten plas een betrekkelijk spoedig economisch herstel van de Entente-landen beloofde. Dit alles valt weg nu Amerika wel is waar den band niet doorsnijdt, maar toch zich gaat afzonderen gelijk vroeger, zijn eigen weg bewandelt in politieke zaken en verdere medewerking aan het economisch herstel van Europa weigert. Dat dit een scheeve verhouding te weeg brengt laat zich hooren want Amerika bemoeit zich toch nog telkens met Europeesche aangelegenheden, laat zijn stem hooren in de Adriatische en de Turksche quaestie, poogt dus nog een zekere voogdij uit te oefenen al helpt en steunt het niet meer. Misschien is dit een teeken dat het na eenigen tijd weer van richting veranderen zal, maar misschien ook niet en
de kans is zeker niet gering dat het zich
| |
| |
spoedig heel en al uit de Europeesche zaken zal terugtrekken. Natuurlijk meenen wij in Europa dat dit een kortzichtige politiek is die den wereldvrede weer verder af brengt en gelooven wij dat na langen of korten tijd Amerika zal merken dat de zeeën die het van de rest der wereld scheiden geen inter-planetaire ruimte zijn en dat zijn belang meebrengt, zich niet af te zonderen. Maar met het feit heeft men te rekenen en dit brengt mee dat de Entente nu weer een Europeesche bond geworden is inplaats van een wereldbond. Als zoodanig evenwel staat ze niet zoo muurvast als ze stond toen Amerika er bij was, want ten slotte omvat zij slechts drie van de Europeesche groote mogendheden, waarvan één, Italië, altijd 'n weinig onberekenbaar is, en de rest van ons werelddeel met zijn circa tweehonderdmillioen inwoners staat erbuiten. Wat is de consequentie? Dat men zich tegenover die rest niet meer vijandig kan houden als tot dusver, d.i. dat de harde trekken op het overwinnaarsgelaat zich moeten ontspannen om plaats te maken voor den innemenden glimlach van hem die de vriendschapshand komt toesteken. Natuurlijk gaat dit niet in eens en de glimlach is nog allesbehalve innemend, maar dat het er van komen moet als de toestand zich blijft evolueeren in de richting van deze weken, is duidelijk. En daarvan is dan het onmiddellijk en onvermijdelijk gevolg dat men afziet van een uitlevering die wellicht een zeer gemotiveerd rechtvaardigheidsgevoel zou bevredigen maar die geen enkel materieel of politiek voordeel oplevert, integendeel veel last zal brengen, en waarmee men riskeert het verslagen volk met hetwelk men nu juist moet gaan samenwerken, dermate tot wanhoop te brengen dat het zich in den afgrond stort die nog immer naast zijn weg gapen blijft.
Ook wat Rusland betreft kon het niet anders of de nieuwe situatie moest invloed uitoefenen op de politiek en zoo hoorden wij ook hier een nieuw geluid. Het was Lloyd George die het hooren deed in schijnbaar
| |
| |
nietszeggende woorden: het bolsjewisme is blijkbaar niet met wapenen te overwinnen - zeide hij - men wil ook geen vrede met de Sovjet-republiek, maar slechts handel. Dit schijnt eenvoudig genoeg, want ook met wilde volkstammen leeft men niet in oorlog en niet in vrede maar men drijft toch handel met hen, en de handel die met de Russen gedreven zal worden zal inderdaad een handel als met wilden zijn, d.i. een ruilhandel. Maar intusschen is dit toch wel degelijk een nieuwe richting in de politiek ten aanzien van de bolsjewisten, want al wordt er dan geen vrede gesloten, al zal er geen Sovjet-gezant in Londen wonen en geen Britsche vertegenwoordiger in Moskou, er zullen toch vreedzame betrekkingen zijn met hen die tot dusver beschouwd werden - ik zeg niet: ten onrechte - als de vijanden van het menschelijk geslacht. Er zal telkens overleg noodig wezen en nu reeds, terwijl er nog een soort oorlogstoestand bestaat, onderhandelen Engelschen en Russen in Kopenhagen en komen tot overeenstemming omtrent uitwisseling van krijgsgevangenen.
't Is duidelijk dat deze houding van de Engelsche regeering geheel in overeenstemming is met de hierboven geschetste algemeene situatie. Nu Amerika zich terugtrekt, moet Europa voor zich zelf zorgen, en Rusland hoort tot Europa. Dat het geregeerd wordt door menschen die de maatschappelijke orde omver willen werpen in alle landen, is een bezwaar, maar men moet er overheen stappen en men heeft vroeger immers zoo vele jaren samengeleefd en gehandeld met een Rusland welks politieke toestand evenmin als de tegenwoordige overeenstemde met West-Europeesche opvattingen? In plaats van met een door Tsaar Nikolaas geterroriseerd Rusland gaat men nu handelen met een dat zucht onder de tyrannie van Tsaar Lenin. Ziedaar alles.
Intusschen wordt hiermee de positie van de Sovjet-Republiek in de wereld een geheel andere dan ze was. Dit is nog zooveel te meer het geval omdat ook Duitschland zich gereed maakt handelsbetrekkingen, gebaseerd
| |
| |
op goederenruil, aan te knoopen met de heeren in Rusland. Derhalve, de wegen die Rusland met Europa verbinden zullen eerlang weer openstaan en dit Rusland zal zijn het Rusland der Sovjets. Zoo sterk is de drang naar samenleving onder de volken dat een kloof als die tusschen de wereldbeschouwing en de politiek der bolsjewisten en die van West-Europa haar op den duur niet verhinderen kan.
De toekomst alleen kan leeren of deze wijziging in de positie der Russische Sovjet-republiek een heil dan wel een ramp voor de menschheid worden zal. De ‘geheime samenzwering’ in Amsterdam, de vestiging der derde internationale aldaar bewijst, dat al verandert de houding van de Europeesche politiek tegenover de bolsjewisten, dezen hunnerzijds hun houding tegenover het kapitalistische West-Europa niet wijzigen.
* * *
Ik behoef nauwelijks te zeggen dat, gezien van het standpunt in dit artikel beschreven, onze aansluiting bij den volkenbond, waartoe de Tweede Kamer in deze maand besloot, een noodzakelijkheid is. Juist als Europa op zich zelf aangewezen de toekomst tegemoet gaat en de toenadering van wie tot nu toe gescheiden waren zich begint te voltrekken, kan een klein land als het onze zich niet afzijdig houden, ondanks alle moreele en materieele bezwaren. Wat de Amerikaansche Unie zich kan veroorlooven staat ons niet vrij, ook al mochten wij het willen.
Groningen, 23 Februari. |
|