| |
| |
| |
Aanteekeningen op de wereldgebeurtenissen
Door Mr. J.C. van Oven.
XIX.
De politiek der Entente.
Wereldschokkend zijn de twee historische gebeurtenissen van deze maand waarlijk niet geweest! De tiende Januari, de dag waarop de vrede ten langen leste definitief tot stand kwam door de teekening van het ratificatieprotocol, en de zestiende daarop volgend, toen met de eerste bijeenkomst van den Volkenbondsraad het nieuwe tijdperk der wereldgeschiedenis geopend werd,...... ze zijn aan ons voorbijgegaan als alle andere dagen en vermoedelijk heeft menig Nederlander de berichten over den watersnood met heel wat meer ontroering gelezen dan die over de plechtigheden in Parijs. We hebben op het einde van den oorlogstoestand àl te lang moeten wachten om er nog door geschokt te worden, en wat de eerste bijeenkomst van den Volkenbondsraad betreft, de meerderheid van het menschdom staat nog te twijfelmoedig tegenover den bond, om den 16en Januari als het gloren van een nieuwen dag te beschouwen. Intusschen, de vrede is er, de Duitsche krijgsgevangenen kunnen naar huis - als er spoorwagens en kolen zijn om hen te halen - er komen weer Engelsche en Fransche gezanten in
| |
| |
Berlijn en Duitsche in de Entente-hoofdsteden, kortom met frissche kracht kan men aan het werk gaan om het diplomatieke en vooral maatschappelijke verkeer tusschen de vijanden van vijf jaar te hervatten. En de volkenbond kan gaan werken en pogen het bewijs van haar recht van bestaan te leveren ondanks haar onvolmaaktheid en het ontbreken van de Vereenigde Staten.
Terstond na het vallen van het doek is de sterkste figuur uit het drama van het tooneel verdwenen. Clemenceau had zijn heengaan voortreffelijk geënsceneerd en het is een zwakheid van den sterken ouden man geweest dat hij den indruk heeft laten bederven door de malle historie der presidents-candidatuur. Hij, de ‘père de la victoire’ zou afscheid nemen, nu hij het werk waaraan hij zijn heele leven gewijd zou hebben, had voltooid, te weten Frankrijk de revanche voor 1870 had verzekerd, en hij zou zich in de provincie terugtrekken, voldaan over zijn welbesteed leven en omgeven door de bewonderende dankbaarheid van zijn volk. Daar was natuurlijk veel theatraals in dezen opzet en veel onwaars, want wie Clemenceau's leven kent, weet dat het in 't geheel niet het leven geweest is van een die zuiver en alleen voor zijn volk strijdt en lijdt en daarvoor eigen belang en levensvreugde offert, maar veeleer dat van een modern beroeps-politicus, bij wien vaderlandsliefde en andere idealistische motieven sterk dooreengeweven zijn met minder hooggestemde drijfveeren, als ijdelheid, heerschzucht en persoonlijke gevoeligheden. Niettemin zou het een mooi einde van een zeer geslaagd politiek leven geweest zijn, omdat dan toch ten slotte Frankrijk in waarheid het voor een zeer groot deel aan dezen man te danken heeft dat het aan den ondergang ontkomen is, die in het voorjaar van 1918 dreigde als gevolg van den golf van pessimisme die Hindenburg's geduchte aanval had gewekt, en kort daarop de overwinning vroeger dan verwacht werd bevocht. En 't is wel heel jammer geweest dat de apotheose bedorven is door de politieke vrienden die in de verhuizing naar
| |
| |
het Elysée een nóg schoonere bekroning van dit leven zagen. Want òf de tachtigjarige zou daar inderdaad - het beeld is al bijna banaal geworden - geweest zijn ‘de tijger opgesloten in de gouden kooi’, òf zijn dictatorsnatuur zou ook op deze plaats vaardig over hem geworden zijn en de traditie van het Fransche republikeinsche staatsrecht, dat den president slechts het schijntje politieken invloed van den constitutioneelen monarch gunt, zou gebroken zijn. Waarschijnlijk is de vrees voor zulk een dictator op het Elysée wel de oorzaak geweest van Deschanel's verkiezing en in elk geval zal men hierin geen bewijs mogen zien dat de Fransche volksvertegenwoordigers van Clemenceau's buitenlandsche en binnenlandsche politiek niet gediend waren, want die politiek was, gelijk bij tal van stemmingen gebleken is, geheel die van de meerderheid onder hen en 't was immers ook geen politieke of zelfs persoonlijke tegenstander die boven hem verkozen werd, maar een die in geen enkel opzicht een figuur van belang is in de Fransche politiek en die heel wat beter, ‘representatiever’, recepties houden en landbouwtentoonstellingen bezoeken zal dan de hartstochtelijke man die nu uit het politieke leven verdwijnt.
Met hem verdwijnt zijn politiek niet. Zijn binnenlandsche niet, die bestond in het fel bestrijden van die richting, die tijdens den oorlog ‘défaitisme’ werd gescholden en die thans tot op zekere hoogte een communistisch karakter schijnt aan te nemen; zijn buitenlandsche evenmin, welke beheerscht werd door vrees voor opleving van Duitschland en Duitsche revanche en niet anders beoogde dan waarborgen te scheppen tegen een nieuwen aanval uit het oosten, sterke waarborgen in den vorm van bondgenootschappen met Amerika, Engeland, Italië, België,...... Nederland zoo mogelijk, en daarnaast in het klein houden van den verslagen vijand door middel van het stel, met onuitputtelijke scherpzinnigheid in het verdrag van Versailles neergeschreven, dwangmaatregelen. Deze politiek nu zal vooreerst voortgezet worden omdat er voor het oogenblik geen andere mogelijk is.
| |
| |
Zoolang de Volkenbond nog maar zeer twijfelachtige waarborgen biedt, Frankrijk zucht onder zijn ontzagwekkend verlies aan menschenlevens en de onmetelijke materieele schade niet hersteld is, staat het daar als zwakke overwinnaar naast een verslagen maar sterken vijand, die, wie weet op welke wijze, weer kan opstaan en zich nog eens op Frankrijk werpen. Wat kan dit anders doen dan zich verzekeren van sterke hulp en tegelijk angstvallig toezien dat de neergesmakte reus niet weer herrijst? Clemenceau zelf heeft in een van zijn laatste redevoeringen, in 't eind van December, nog eens den angst die zijn politiek beheerscht uitgeroepen: Duitschland wil Rusland koloniseeren! Dat beteekent: Duitschland wil zich ten koste van Rusland herstellen en vervolgens revanche nemen.
Millerand zal dus vooreerst niet anders doen dan Clemenceau: streng waken voor uitvoering van het verdrag van Versailles en daarnaast bondgenootschappen zoeken of versterken. Maar moet dit voor onafzienbaren tijd de richtsnoer der Fransche politiek blijven? Blijkbaar zijn velen in Frankrijk die meening toegedaan, en gelooven dat er voor een groot Fransch en een groot Duitsch volk naast elkaar geen plaats is. Dus moet Frankrijk Duitschland vernietigen; zoo niet, dan gaat het zelf zijn ondergang tegemoet. Wie de Fransche pers volgt, ontmoet telkens deze onuitgesproken gedachte, en wie zal kunnen ontkennen dat de ‘lessen der geschiedenis’ in verband met de feitelijke verschijnselen haar verklaren. Zoover de herinnering reikt, hebben de volken aan weerszijden van den Rijn elkander bevochten en als nu dat ten westen van den stroom door te gering geboortecijfer aan volkskracht inboet, terwijl de vijanden op den anderen oever in aantal toenemen, wat kan dan de uitkomst anders zijn dan dat de oostelijke buren de westelijke verdringen, absorbeeren, vernietigen? En dus, wie zelf den ondergang wil ontgaan moet den ander neerwerpen, voor eeuwig. Maar dadelijk rijst, voor wie verder denkt, de vraag: hoe kàn Frankrijk dit volbrengen, nu het
| |
| |
een anachronisme is geworden, een volk uit te moorden of in slavernij te brengen? Hoe is de onvermijdelijke overheersching te ontgaan, als het Fransche volk volhardt bij zijn depopulatie-streven? Hier ligt de kern van het vraagstuk en omdat niemand het middel ziet, de Fransche ouders ertoe te brengen, den achterstand in te halen door het vormen van groote gezinnen in een tijd dat de economische omstandigheden het al bijna onmogelijk maken een klein gezin te onderhouden, daarom schijnt het probleem wel in waarheid onoplosbaar.
't Is alweer de Volkenbond en nogeens de Volkenbond die uitkomst brengen kan: als hij eenmaal groeit tot een ware organisatie van staten, tot een volkengemeenschap die onderlingen strijd met wapenen uitsluit, dan is niet meer het bevolkingscijfer, het domme getal, de beslissende factor, en in den dan vreedzamen strijd der volken kan een kleinere Fransche natie bestaan naast en wedijveren met een talrijke Duitsche bevolking. Mij dunkt, andere, kleinere, West-Europeesche volken hebben reeds bewezen dàt het kan.
***
Voor het oogenblik staat de Fransche politiek, staan alle Ententelanden, voor een urgenter moeilijkheid dan de mogelijke opleving van het Duitsche militairisme, dat toch in elk geval voor een menschenleeftijd wel onschadelijk gemaakt is. 't Is de Russische quaestie, die op eenmaal een ernstig karakter aangenomen heeft. Het reeds vele malen op sterven na dood verklaarde bolsjewisme in Rusland heeft in de laatste weken zoo groote overwinningen behaald op zijn tegenstanders, dat het de belangen der Entente op verscheidene plaatsen bedreigt. Alle door de Entente gesteunde, tegen de Sovjetrepubliek vechtende generaals zijn verslagen: over Joedenitsj hoort men niet meer, Denikin is tot heel in het zuiden teruggedrongen, Koltsjak moest diep in Siberië tot aan het Baikal-meer wijken en schijnt daar zelfs
| |
| |
gevangen genomen, ondanks Japansche hulp, kortom de regeering in Moskou is vrijwel alleen-heerscheres over heel het vroegere rijk van den Tsaar voorzoover dit niet door de nieuwe randstaten (Finland, Polen e.d.) is verkleind of door Japanners bezet. En van hieruit bedreigen nu de bolsjewiki de omgeving. In de plaats van het Tsaristische Russische annexionisme is dus als factor van belang in de Europeesche politiek gekomen de bolsjewistische expansiedrang. Deze bedreigt nu via Afganistan Britsch-Indië; bedreigt het Turksche rijk en daarmee de hoog-politieke plannen die Frankrijk en andere in Syrië, Anatolië en Armenië koesteren; bedreigt Roemenië, dat juist zijn toch al geweldig uitgedijd gebied met Bessarabië gaat vermeerderen; bedreigt Polen, de kleine randstaten in het noorden, en eindelijk het westen zelf. Dit is geen denkbeeldig gevaar meer, gelijk het enkele weken geleden nog scheen, maar een zeer reëel en dat het gekomen is zal voor de Entente-staatslieden wel geen verrassing geweest zijn.
Gelijk bekend, heeft de Entente na den wapenstilstand tegenover Rusland deze gedragslijn aangenomen: niet ingrijpen met groote legermacht, maar de tegenstanders der Sovjet-regeering met geld en oorlogstuig steunen. Toen evenwel Lenin en de zijnen vaster in den zadel bleken te zitten dan men vermoedde en in een jaar tijds de concentrische aanval niet tot succes leidde, stonden zij opnieuw voor de keus: ingrijpen of niet-ingrijpen. De binnenlandsche stemming in Engeland en Frankrijk deed het laatste kiezen en dus trokken de Engelschen hun troepen uit het noorden terug die daar al jaren lagen, en verzwakte men blijkbaar ook den materieelen steun aan Koltsjak en Deninkin, in de hoop wellicht dat het bolsjewistisch regime zijn eigen dood zou sterven of anders gaandeweg in die mate zou verslappen, dat samenleving met de vijanden van het kapitalisme mogelijk was. Evenwel de Sovjet-regeering hield zich staande en de Roode troepen versloegen de tegenstanders aan alle kanten, terwijl besprekingen tusschen vertegenwoordigers
| |
| |
van Engeland en van de Sovjet-regeering, in Kopenhagen gehouden, wel tot eenig resultaat, maar niet tot vrede leidden. Zoo staat nu de Entente tegenover een tamelijk sterke, vijandige Russische regeering, zonder dat zij zich zelf krachtig genoeg voelt om door een directe expeditie een einde te maken aan het Sovjet-regime en in Rusland een regeeringsstelsel te vestigen dat het land in staat zou stellen saam te leven met de verdere, nog immer kapitalistisch geregeerde wereld. Anders gezegd: de Entente is in staat geweest om ongeveer alom in Europa haar wil door te zetten, maar haar vroegere Russische bondgenoot ontsnapt aan haar greep en bedreigt nu haar hoog-politieke plannen elders.
Welke maatregelen bereidt nu de Entente voor? Duidelijk is het allerminst, maar blijkbaar is haar Russische politiek nog steeds dezelfde: geen onthouding en geen krachtig ingrijpen. De Britsche Middellandsche Zee-vloot is met de Fransche naar de Zwarte Zee gestoomd om Odessa te beschermen en Japan zal wellicht in Siberië tegen de Rooden optreden. Bovendien zendt Engeland troepen naar de Kaukasus om gevaar voor Indië en zijn belangen in Perzië af te wenden. Intusschen echter heft de Entente in zoover de blokkade van Sovjet-Rusland op dat zij den handel toestaat met de Russische coöperatieve vereenigingen, die wel is waar tot op zekere hoogte vijandig staan tegenover de Sovjet-regeering, maar waarvan deze toch ongetwijfeld profiteeren zal als zij toevoer krijgen uit het buitenland. Dus oorlog met de Sovjet-regeering is er niet, vrede ook niet en voorzoover men kan zien wil de Entente niet anders dan dadelijk gevaar voor haar eigen directe belangen afwenden en inmiddels afwachten hoe de toestand in Rusland zich verder ontwikkelt.
Wie zal deze politiek durven kritizeeren? Rusland is voor den West-Europeaan altijd een land van raadselen geweest, maar sinds Lenin's regime is het een Sphynx gelijk. De talrijke gruwelverhalen, in de Engelsche pers vooral, over de roode terreur en de van honger stervende
| |
| |
bevolking, worden zoo nu en dan afgewisseld door berichten, ook van ooggetuigen maar zeker niet minder partijdig en onbetrouwbaar, dat het daarginds zoo kwaad niet gaat; dat er wel een streng regime heerscht en de ‘bourgeois’ het er niet aangenaam hebben, maar dat van gruwelen geen sprake zou zijn, zelfs niet van een terreur, zeker niet van een onnoodige terreur, en dat er gaandeweg een nieuwe bolsjewistische orde rijst op de puinhopen van de oude Tsaristische. Natuurlijk kunnen we zulke berichten allerminst voor goede munt opnemen en hun getuigenis doet allerminst het vele teniet wat van andere zijde is meegedeeld, maar in elk geval blijkt het bolsjewistisch regime heel wat sterker te staan dan oorspronkelijk gemeend werd, want het is niet alleen in staat zijn terrein te behouden, maar kan het nog uitbreiden ook. Tegenover deze onzekerheid en moeilijk te verklaren verschijnselen kan een politiek als thans door de Entente gevoerd wordt, vooral nu zij niet sterk genoeg is om zelf orde op zaken te stellen, wellicht de wijste zijn.
Wegens de onzekerheid betreffende Rusland moet de Ententepolitiek in Zuid-Oost-Europa en de Levant eveneens onzeker zijn, d.w.z. zoo gevoerd worden dat de mogelijkheid van verschillende oplossingen wordt opengelaten. Vandaar vermoedelijk het uitstellen der oplossing van de eigenlijke Oostersche quaestie, de vraag wat er met Konstantinopel en in het algemeen met het Turksche rijk gebeuren zal. Wel nestelt Frankrijk zich in Syrië, en schijnt Klein-Azië geheel verdeeld te zullen worden in Entente-invloedssferen, maar de eigenlijke Oostersche quaestie blijft onopgelost, en de hoop van de Turken om Konstantinopel te behouden is nog niet volkomen ijdel gebleken. Ten slotte heeft de oorlog, die naar aanleiding van de Oostersche quaestie begonnen is, deze geen stap nader tot haar oplossing gebracht: evenmin als vroeger vertrouwt men elkaar den sleutel van de Zwarte Zee toe en aldus kan het zijn dat de Turken op stuk van zaken sleutelbewaarders blijven, hoe zeer
| |
| |
hun aanwezigheid in Europa ook een anachronisme moge zijn.
Wel is nu gaandeweg de situatie die zal rijzen op het gebied der voormalige Donau-monarchie vastgesteld. Oostenrijk aanvaardde reeds zijn verminking ten koste van Polen, Tsjechen, Roemenen en Italianen, Hongarije zal binnen eenige dagen den beker moeten ledigen en het rouwt thans. Hebben de Hongaren gehoopt, dank zij de kortstondige bolsjewisten-heerschappij betere voorwaarden van de Entente te krijgen? De verjaging van hun communistische onderdrukkers geschiedde immers met Entente-hulp en ook in Entente-belang en weer met Entente-hulp werden daarop de Roemeensche legers uit Boedapest verwijderd. De verhouding met Parijs scheen zoo goed, dat Hongarije weer nationalistische neigingen begon te vertoonen, begon te droomen van herstel der oude heerlijkheid. De monarchistische idee won sterk veld bij de zeer weinig republikeinsch aangelegde bevolking en de herinnering aan de maanden van bolsjewisme werd zoo zeer tot een schrikbeeld, dat een witte terreur en een soort van autocratisch regime als reactie ontstond. Van daar naar hoop op herstel der oude grenzen was slechts één stap. Maar midden in dien hoopvollen waan kwamen de vredesvoorwaarden uit Parijs als een ijskoud stortbad: Hongarije verkleind tot op een derde; het zuiden aan Joego-Slavië, het oosten (Zevenbergen en nog een heel stuk) aan Roemenië, het noorden tot op een tiental kilometers afstand van Boedapest aan de Tsjechen; een leger van 35000 man hoogstens! Kortom, Hongarije wordt weerloos gemaakt als Oostenrijk en Duitschland, d.i. overgeleverd aan Roemenen, Kroaten, Serven. Roemenië wordt immers een vrij groote mogendheid, met zeventien millioen inwoners en een zeer uitgestrekt grondgebied, de Zuid-Slavische staat wordt een machtig geheel dank zij de toevoeging van Kroatië, Slavonië, Bosnië, Dalmatië en Bulgarije. Het zijn geen kleine naties meer, deze nog zoo kort geleden aan de Turksche heerschappij ontworstelde
‘Donau-vorsten- | |
| |
dommen’, maar zeer aanzienlijke volksgemeenschappen, met sterk nationaal gevoel, in hun politieke jeugd nog, bovendien in zeer slechte economische omstandigheden verkeerend en dus vol expansie-drang. Als de grooten van den Volkenbond hen niet in bedwang houden, dan zijn de trotsche Madzjaarsche edellieden aan hun genade overgeleverd, weerloos. Daarom rouwt Boedapest: op de ellende van den oorlog en van de revolutie is de nationale vernedering gevolgd.
Ziehier dus wel zeer doelbewuste Entente-politiek. Een sterk Roemenië, Servië, Tsjecho-Slowakije, Polen moeten samen een dam vormen tegen de gevaren uit het oosten en dienen tegelijkertijd om de verslagen Centrale mogendheden ingesloten te houden, want de keten van Entente-vrienden strekt zich in het noorden uit, door Koerland, Estland, Lithauen en Finland tot aan de Oostzee toe. Zal dit stelsel tegen den drang der gebeurtenissen bestand zijn? Zullen deze Entente-pionnen in het oosten de uitbreiding van Russischen, bolsjewistischen invloed naar het westen, een mogelijke vereeniging van Russen en Duitschers - het schrikbeeld van de Britsch-Fransche pers - kunnen beletten! Het schijnt er te kunstmatig voor, te gewild, ondanks de schijnbare toepassing van het nationaliteiten-beginsel. En wie staat borg voor de houding van deze vrienden van thans in later tijden? Ook hier weer verschijnt de ware Volkenbond als het plechtanker der toekomst: komt hij in waarheid tot stand en vooral, wordt Duitschland, hersteld en herleefd maar genezen van zijn wereld-beheerschingsneiging, erin opgenomen, dan zijn er nauwelijks gevaren te duchten. Zoo niet, dan zal deze regeling na verloop van tijd wel ineenstorten als alle vroegere.
Onder het licht van deze politiek moet natuurlijk ook de Fiume-quaestie gezien worden. Fiume zou vermoedelijk reeds lang aan Italië toegewezen zijn, indien Wilson's op de billijkheid gegronde wensch niet gesteund werd door het verlangen der andere Entente-genooten om den Zuid-Slavischen staat te versterken door het bezit van
| |
| |
deze mooie haven aan de Adriatische Zee. Nu moesten een Italiaansch en een Zuid-Slavisch belang tegen elkander afgewogen worden en het gevolg was het compromis-voorstel dat Clemenceau's laatste regeeringsdaad geweest is: Fiume zelfstandig maar toch onder Italiaansch toezicht, en de Dalmatische havens Zuid-Slavisch. Dat wil dus zeggen, de Zuid-Slaven mogen, den Italianen ten spijt, aan de Adriatische zee komen, maar de mooiste haven blijft feitelijk voor Italië bestemd. Servië heeft nog niet toegestemd, maar een ultimatum dringt het daarheen en in geval van weigering wordt het voor een nog ongustiger regeling gesteld. Zal het de Entente durven weerstreven, nu het toch reeds veel gewonnen heeft?
* * *
De Entente-staatslieden voeren derhalve overal waar het hun mogelijk is een zeer doelbewuste politiek, en slechts daar waar de toestand onzeker is, bepalen zij zich tot afwachten en oppassen. Of de wereld zich dank zij deze staatkunde zal consolideeren en herstellen van de slagen der laatste vijf jaar, kan niemand voorspellen. Er werken hier te veel factoren die zich aan menschelijke berekening, ook aan berekening van staatslieden, onttrekken. Het succes van den Volkenbond is een van deze, een zeer gewichtige. Een andere bijna even gewichtige is de loop van zaken in Duitschland. Deze maand wist de Duitsche regeering weer een revolutie-poging te bedwingen, maar zij blijft aan den rand van den afgrond, steunt op de bajonnetten van haar vijanden rechts tegenover die van links, houdt zich derhalve tot op zekere hoogte staande bij genade van rechts, of beter gezegd krachtens een compromis met rechts, want daar weet men dat een regeering van het oude soort nog immer onmogelijk is, omdat de arbeiders die nu de communistische woelingen en stakingen doen mislukken zich dàn bij de opstandigen zouden voegen. Maar intusschen wacht rechts evengoed als links zijn uur af, en misschien komt er een uitbarsting ten gevolge van de eco- | |
| |
nomische crisis (de mark daalt nog steeds, de duurte stijgt nog immer!): misschien als de driehonderd ‘oorlogsmisdadigers’ die de Entente opeischt, gearresteerd zullen worden. Gelukkig voor het Duitsche volk wordt het althans niet voor de vraag gesteld of het zijn gewezen Keizer zal uitleveren. Dezen dienst heeft Wilhelm zijn volk ten minste bewezen dat hij het die moeilijkheid bespaard heeft...... door haar ons op den hals te schuiven. Maar dat wij de uitlevering zouden weigeren, kan niemand betwijfeld hebben, al zal het ons eenige last en scheldwoorden bezorgen.
Groningen, 24 Januari. |
|