| |
| |
| |
Aanteekeningen op de wereldgebeurtenissen
Door Mr. J.C. van Oven.
XVIII.
De volkenbond. - Keizer Wilhelm.
Uit de berichten van deze dagen schijnt te volgen dat de vrede misschien toch nog vóór Nieuwjaar geratificeerd zal zijn, al wordt er dan nog onderhandeld over de schadeloosstelling die de Duitschers te betalen zullen hebben voor de vernielde schepen in Scapa Flow. Het verdrag van Versailles zal dan, na uitwisseling der ratificaties tusschen Duitschland, Engeland, Frankrijk en Italië, krachtens zijn eigen slot-artikel in werking treden en het zal vrede zijn.
Toch niet, heel en al vrede zal het niet zijn, want al is volgens dit in werking getreden verdrag Amerika daarbij partij, toch zal Amerika niet in vrede met Duitschland zijn en niemand weet goed te zeggen hoe het in vrede komen zal en in welken vorm het zich metttertijd bij het verdrag zal aansluiten. En wat heeft het vredesverdrag van Versailles te beduiden als de Vereenigde Staten er buiten blijven? Dus zal 't ook na Nieuwjaar, juist gelijk nu, deels wel deels niet vrede zijn en tallooze moeilijkheden zullen uit deze situatie voortkomen, omdat er bij de samenstelling van het verdrag immer op gerekend is dat het voor alle degenen die het sloten, gelden zou, en niet voor allen op Amerika na. Wij behoeven ons
| |
| |
in die moeilijkheden gelukkig niet te verdiepen, want de diplomaten zullen er wel een oplossing voor vinden en wij gelooven ook niet dat Amerika buiten het verdrag zal blijven als eenmaal de Oude Wereld formeel een einde heeft gemaakt aan den oorlog, die haar toch meer aanging dan de Amerikanen. Men zal er iets op vinden, misschien een toetreding onder reserves die niet de basis van het tractaat volkomen aantasten, maar die natuurlijk wel een zeer moeilijken en scheeven toestand in het leven zullen roepen en bron zullen blijven van tal van nieuwe diplomatieke moeilijkheden. In elk geval, voor wie tijd van leven heeft zal het oogenblik wel eens aanbreken waarop de wereld definitief overgegaan zal zijn van den oorlogs- naar den vredes-staat.... Ook is het een gewichtig ding dat na deze ratificatie eindelijk het half millioen Duitsche krijgsgevangenen uit Frankrijk naar huis gezonden zal worden - al zal het dan voor hen ook ‘thuis’ niet zulk een prettig leven zijn - en ook is het een geluk dat dank zij Engeland's invloed de vredestoestand tusschen Duitschland en de groote mogendheden van Europa een werkelijke staat van vrede zal zijn en niet een halve wapenstilstand, gelijk oorspronkelijk het plan was.
Evenwel, met al dat geharrewar, met al die overwinningen van den ouden geest op den nieuwen, is van het weinige hoopvolle voor de toekomst dat het verdrag van Versailles gebracht heeft, wel bitter weinig overgebleven en schrijver dezes zou zich ten volle aansluiten bij de meening van een onzer kamerleden die bij de debatten over de oorlogs-begrooting den Volkenbond zoo dood als een pier noemde, als hij niet in gemoede overtuigd was, dat de volken na deze vijfjarige aderlating den Volkenbond in waarheid noodig hebben en hem daarom vandaag of morgen in eere zullen herstellen. Als dan gaandeweg de oude geest wijkt voor den nieuwen - het is immers de strekking van oude geesten om op den duur te verdwijnen - dan zal men eenmaal blij zijn, dat de grondslag voor den Bond op papier staat en zijn organen
| |
| |
gevestigd zijn en ook senator Lodge zal er niet in slagen de Nieuwe Wereld erbuiten te houden.
Moge het aldus gaan. Voor 't oogenblik echter zal niemand zoo dwaas zijn om de oogen te sluiten voor het feit dat de Europeesche politiek beheerscht wordt door de aanvankelijke mislukking van den Volkenbond en dat men, zonder zich nu bepaald op een volgenden oorlog met alle macht voor te bereiden, toch alom met dit toekomst-schrikbeeld wel degelijk rekening houdt. Kortom: de Volkenbond wordt wel niet losgelaten, maar hij beheerscht de politiek niet, gelijk hij zou moeten doen als men in hem geloofde; de politiek gaat intusschen voort op haar oude banen, d.z. die van het zoeken naar bondgenooten.
Of zou in waarheid het doel van Clemenceau's reis naar Londen - die den kranigen ouden heer op een ribfractuur te staan kwam, hetgeen echter voor dezen ‘Uebermensch’ geen beletsel is om kalm door te werken - iets anders geweest zijn dan zich in Londen van Engeland's steun te verzekeren, nu hij ziet aankomen dat Amerika niet alleen uit den Volkenbond wegloopt maar tevens niet wil weten van bondsplichten tegenover Frankrijk voor het geval Frankrijk weer eens aangevallen werd uit het Oosten? Natuurlijk niet wegens de mislukking der Volkenbondplannen was Clemenceau naar Londen gestoomd, want de Volkenbond is voor dezen Franschen ‘reaal-politicus’ altijd maar een concessie aan de sentimentaliteit van anderen geweest, maar 't was omdat hij als vrucht van den oorlog een blijvende beveiliging verlangt van het zoo zeer gedunde en door geboorten zich niet aanvullende Fransche volk, in een soort van eeuwig verbond met de vrienden van thans, Engeland en Amerika. Valt Amerika daarvan af, dan blijft slechts Engeland over als steun en toeverlaat en waarlijk Clemenceau mocht er een gebroken rib voor over hebben om dank zij zijn kolossalen persoonlijken invloed de staatslieden aan den Theems er toe te gaan brengen, zich tot
| |
| |
hulp en bijstand te binden, ook voor 't geval Amerika een volgende maal afzijdig zou blijven.
Geheel overeenkomstig deze vermoedens is het ook dat Italiaansche diplomaten de conferentie hebben bijgewoond, want al zal Italië nimmer de plaats van Amerika kunnen innemen, er is toch een waarborg te meer als het vaststaat dat bij een aanval uit het Oosten op de Fransche grenzen, Italië helpt door zijnerzijds den aanvallers stooten uit het Zuiden toe te brengen. Dat is dus alles zuiver ouderwetsche politiek, maar inderdaad heeft Clemenceau zich nimmer als een aanhanger van de nieuwe school doen kennen.
Of hij geslaagd is? Ook in hun uitlatingen in het openbaar hebben de diplomaten de oude vormen behouden. Het was het van ouds bekende recept: de officieele agentschappen brachten de geijkte formule ‘er is overeenstemming op alle punten bereikt’, en toen Lloyd George over de resultaten der conferentie in het Lagerhuis verslag zou doen, bevredigde deze diplomaat-advocaat van den eersten rang de nieuwsgierigheid van parlement en publiek, door de vraag.... niet te beantwoorden maar te zeggen, dat naar zijn meening Amerika zich niet aan de verplichtingen onttrekken zàl. Is nu Clemenceau naar Parijs teruggekeerd met de toezegging in zijn zak, ja of neen?
Met de mislukking der Volkenbondplannen en de vrees voor een toekomstigen nieuwen aanval uit het Oosten hangt vermoedelijk ook de houding van Frankrijk tegenover het hongerende Oostenrijk samen. Daar kon men deze maand in de Fransche pers zoowaar opeens de gedachtengang vinden, waarin wij neutralen sinds den wapenstilstand denken maar waarvoor de mentaliteit der overwinnaars ontoegankelijk bleek zoolang het werkelijke of vermeende belang der Entente zich ertegen verzette: de Oostenrijkers die op 't oogenblik verhongeren - aldus de Fransche pers - zijn niet medeverantwoordelijk voor de schurkerij van eenige machthebbers die de wereld in den oorlog stortten, en men zal in de toekomst
| |
| |
niet mogen zeggen dat de overwinnende Entente den Oostenrijkschen staat heeft laten te niet gaan door honger. Nietwaar, zoo redeneerden wij ten aanzien van Duitschland en Oostenrijk van het oogenblik af dat deze landen den oorlog verloren hadden, maar de Entente handelde naar een andere leer en deze wordt eerst nu overgenomen en alleen ten aanzien van Oostenrijk. Waarom? Omdat men nu eerst aan den noodtoestand daarginds gelooft of omdat het water in Oostenrijk tot aan de lippen gestegen is? Misschien ook om deze redenen, maar waarschijnlijk toch vooral, omdat de Fransche diplomaten Oostenrijk in leven willen laten, wijl dit in hun stel van maatregelen tot beveiliging van Frankrijk tegen nieuwe gevaren past. Die nieuwe gevaren dreigen immers naar hunne meening van Duitschen kant en worden vooral gezien in de mogelijkheid van een samengaan tusschen Rusland en Duitschland. Tegenover dit gevaar zijn er een macht van kleine staten in het Oosten en Zuidoosten van Europa op de been geholpen (Polen, Tsjecho-Slowakye, Serbo-Kroatië e.d.) maar het gaat in het meerendeel van deze nationalistische Entente-scheppingen niet al te best en wie weet of de loop der gebeurtenissen hen niet nog eens in de armen werpt van diegenen waarvan naar de Fransche meening het gevaar voor het Westen dreigen blijft. Laat dus Oostenrijk dit gevaar niet komen verhoogen. Laat het zich niet, tot wanhoop gebracht, oplossen in verschillende stukken, zich voegen bij andere die eenmaal wellicht tegenover Frankrijk zullen staan, maar laat de Entente het in leven houden en tot vriend maken. Het is met weinig tevreden! Renner komt als smeekeling uit Weenen, uit dat zelfde trotsche Weenen waar de oorlog tegen Frankrijk ontketend werd! De hongerende Weeners zijn blij met wat graan en wat kolen, want hun weekrantsoen brood is als voor ons een dagrantsoen en ze hebben alleen Zondags de kachel aan in één kamer. Geeft hun wat graan dat in Triëst ligt en wat kolen en ze
worden uw vrienden voor geringen prijs! Dit schijnt de grondslag waarop de nieuwe Fran- | |
| |
sche politiek tegenover Oostenrijk is gebaseerd. Laat ons ten minste blij zijn dat, nu de nood 't allerhoogst gestegen is, politieke berekening en plicht van menschelijkheid tot hetzelfde doel leiden. Weenen en de rest van Oostenrijk zullen intusschen door neutralen en Europeesche Entente-landen alleen niet te redden zijn; hier moet ook Amerika helpen. Maar Amerika denkt slechts aan presidents-verkiezingen en.... Wilson is nog altijd ziek.
Natuurlijk moeten ook de neutralen en in 't bijzonder de kleine West-Europeesche landen, rekening houden met de aanvankelijke mislukking van den Volkenbond, en dat deze inderdaad ook op onze politiek grooten invloed uitoefent, bleek bij de behandeling der marine- en oorlogs-begrooting in de Tweede Kamer, welke aan onze twee defensieministers het ministerieele leven kostte.
De Volkenbond is immers voor kleine naties nog oneindig meer noodig dan voor de groote, want het is in dezen oorlog gebleken dat bij een botsing tusschen de grooten de kleintjes onder den voet raken (België, Servië, Roemenië) en dat het niet in hun macht staat om neutraal te blijven als zij willen. Geen verdedigingssysteem, zelfs niet het felst militaristische, kan deze calamiteit afwenden en de eenig denkbare beveiliging die zij kunnen vinden bestaat in den Volkenbond en niets dan den Volkenbond. Het was dus voor hen een zegen toen de overwinnaars den bond - hoe onvolmaakt hij ook was - in de vredesvoorwaarden opnamen en hun aansluiting daarbij sprak vanzelf, ook al legde zij hun verplichtingen op, die in het oude stelsel nooit aanvaard zouden zijn.
Mislukt nu de Volkenbond inderdaad definitief dan staan zij - ons land en België in de allereerste plaats - voor een vrijwel onoplosbaar probleem. Uit eigen beweging tot ontwapening over te gaan, vrijwillig het lot te kiezen dat aan Duitschland is opgelegd, zou later kunnen blijken onverantwoordelijk te zijn, maar ons voorbereiden op een nieuwen oorlog gaat, gezien de eischen
| |
| |
die een oorlog tegenwoordig stelt en die in een oorlog over tien jaar nog heel wat geduchter zullen zijn, de kracht van een volk als het onze, het Belgische, het Deensche, in alle opzichten te boven. Dit geldt reeds voor de groote naties, maar voor de kleine is het nog zooveel zekerder. Komt er dus niets van den Volkenbond en valt de wereld geheel en al terug in het stelsel van bondgenootschappen en wedloop in bewapening, dan staan de kleine naties voor de vraag of zij daaraan zullen meedoen, d.i. zich zullen aansluiten bij de groote groepen die zich weer vormen gaan en, als zij, zich zullen voorbereiden op den nieuwen strijd en daarmee hun volkskracht uitputten, dan wel of zij zullen doen als vroeger, te weten zich afzijdig houden en hopen en bidden dat een volgende oorlog hen spaart.
In afwachting nu van de beslissing in den strijd tusschen nieuwen en ouden geest is het voor ons en onze lotgenooten een onoplosbare vraag, hoe te handelen, en wie de Belgische pers volgt, zal zien dat men daar precies evenmin als bij ons weet welken weg uit te gaan. Een beslissing nemen in den eenen of den anderen zin kunnen wij niet, zoolang de situatie op het wereldtooneel niet duidelijk geworden is en aldus moet er een weifelende, aarzelende buitenlandsche en militaire politiek uit voortkomen, een voortgaan op den ouden, niemand bevredigenden weg, en het kan niet anders of dit leidt tot binnenlandsche politieke botsingen gelijk wij ze in deze maand in ons parlement zagen. Een bevredigende oplossing is in dezen onmogelijk. De eenige oplossing ligt in den Volkenbond en wij kunnen niet anders doen dan onze zwakke krachten inspannen om dezen te helpen tot stand komen.
* * *
Als een aanklacht tegen de menschen die al het leed over de wereld gebracht hebben zijn, in dezen nog immer lang niet vroolijken Kersttijd, de publicaties van de Duitsche documenten met de kantteekeningen van den Keizer verschenen. Wij mogen dit neerschrijven omdat
| |
| |
alles wat er sinds den wapenstilstand gepubliceerd is de verantwoordleijkheid van de kleine groep Oostenrijksche en Duitsche machthebbers is komen verzwaren. Natuurlijk is het waar dat de onthullingen van één kant gekomen zijn en dat Fransche, Engelsche en Russische documenten als zij gepubliceerd werden, vermoedelijk zouden getuigen tegen de diplomaten aan gene zijde. Edoch, dat nieuwe onthullingen de verantwoordelijkheid voor het uitbreken van dezen oorlog op dit tijdstip zouden kunnen verminderen, het is nauwelijks te gelooven. Omtrent de diepere oorzaken en gronden van den oorlog kan men van meening verschillen en als men de verantwoordelijkheidsvraag zoo diep gaat ophalen, zijn Duitschland en zijn bondgenooten zeker niet de eenige schuldigen, maar dat de oorlog in Juli 1914 ontketend is door de schuld, tot op zekere hoogte zelfs door het opzet, van Duitsche en Oostenrijksche machthebbers staat na de jongste publicaties vast. Zij stellen ons in staat om van dag tot dag de ontwikkeling der Duitsch-Oostenrijksche politiek te aanschouwen. Eerst het Oostenrijksche besluit om na den moord op Frans Ferdinand Servië te ‘tuchtigen’, omdat Berchtold en eenige anderen zich in het hoofd hebben gezet - misschien te recht, misschien ten onrechte - dat als men de Serviërs laat voortgaan zooals zij doen, de Oostenrijksch-Hongaarsche monarchie ten onder moet gaan. Dan de vraag aan Berlijn om steun wat er ook uit moge voortkomen en het afleggen van die steun-belofte, het geven van volslagen carte blanche ten aanzien van Servië door de machthebbers in Berlijn, politieke en militaire, den Keizer aan het hoofd. Is dat reeds het opzettelijk uitlokken van den wereld-oorlog? Neen en ja. Het blijkt uit de akten dat men gelooft Servië te kunnen tuchtigen, misschien te veroveren, en daarmee Rusland en de heele Entente een geweldige diplomatieke nederlaag toe te brengen, zonder algemeenen Europeeschen oorlog, dus alleen
ten koste van een Oostenrijksch-Servischen, misschien van een Duitsch-Oostenrijksch-Russisch-Franschen. Men hoopt
| |
| |
immers dat Engeland neutraal zal blijven! Daarna komt de angst, als blijkt dat Italië in het beste geval neutraal zal blijven, Engeland waarschijnlijk tot de vijanden zal behooren. En met dien angst ontstaat er een neiging om de ramp te verhoeden, niet wegens het eindelooze leed dat daarmee de wereld wordt aangedaan, maar omdat men ziet aankomen dat Duitschland het op deze manier verliezen zal. Maar als die neiging ontstaat, is het te laat; dan nemen de militairen in Duitschland de leiding in handen, de diplomaten verliezen totaal het hoofd en als ten slotte het bericht der Russische mobilisatie komt, dan wordt het noodlottig besluit genomen.
Deze loop van zaken, reeds in groote trekken bekend op grond van het vroeger gepubliceerde, wordt door wat nu wereldkundig gemaakt werd bevestigd en wel zoo dat de houding der Duitsche machthebbers er zeker niet gunstiger op wordt. Dit is het duidelijke beeld van den zoogenaamden preventieven oorlog die wel is waar niet terstond bij den eersten stap beoogd wordt, maar wel dadelijk als mogelijk wordt voorgesteld; dien men aandurft omdat men - door de het Servische nationalisme - een Oostenrijksch en ook een Duitsch levensbelang bedreigd ziet en omdat men hoopt, door met den wereldoorlog te dreigen, dit gevaar den kop te kunnen indrukken en den grooten diplomatieken tegenstanders een gevoelige nederlaag in het politieke steekspel te kunnen toebrengen. En bij dit alles weet men van den aanvang af, dat dit spel kan uitloopen op een oorlog van ongekenden omvang en namelooze verschrikking, maar men waagt die kans omdat men verwacht dat, als het tot oorlog komen zal, deze tot een gunstig einde gebracht zal worden, en omdat men vreest, dat als de oorlog nu niet komt, hij later toch uitbreken zal onder minder gunstige omstandigheden.
Deze gansche ontwikkeling speelt zich het allerduidelijkst af in het gemoed van den Keizer, zooals dit in zijn kantteekeningen wordt bloot gelegd. Zij getuigen van een zoo volslagen onbeheerschte en onberedeneerde impetuositeit, zelf-overschatting en gebrek aan verant- | |
| |
woordelijkheidsbesef dat men zich telkens afvraagt of hij die dit schreef wel ten volle toerekenbaar geacht mag worden. Daar komt nu wel Bethmann-Hollweg, de door den Keizer in zijn gemoeduitstortingen bijna gehoonde ‘Zivil-Kanzler’, verkondigen, dat die kantteekeningen geen invloed op den gang van zaken hebben gehad, en dus zonder belang zijn, maar dit is immers te dwaas om van te praten, want de man wiens gemoedserupties wij hier in deze bittertafel-exclamaties neergelegd zien, was in waarheid de opperste leider, had de beslissingen te nemen, leidde de Duitsche politiek sedert een kwart eeuw, was de hoofddader van al wat ‘Duitschland’ deed.
En hoe verklaart dit thans blootgelegde gemoed de misslagen der Duitsche staatskunde uit de laatste jaren! Met dezen onberekenbaren, ijdelen dilettant op den troon, die liefhebberde in politiek zooals hij liefhebberde in schilderen en componeeren, kon wel geen staatsman van beteekenis en karakter regeeren, want welke ‘burger-kanselier’ van beteekenis zou het dulden dat zulk een monarch meeregeert en zijn staatkunde in de war brengt! Vandaar dat van het groote aantal groote mannen dat Duitschland onder de regeering van Wilhelm II voortgebracht heeft, geen enkele een leidende plaats in het politieke leven heeft ingenomen, en van, daar dat, terwijl het jonge Duitsche rijk in bijna elk opzicht zich kon meten met de oudere Europeesche naties, het in de staatkunde slechts tegenslagen ondervond, totdat de grootste misslag van alle misslagen begaan werd, d.i. een oorlog werd ontketend tegen een overstelpende overmacht.
Groningen, Kerstmis 1919. |
|