Dr. N. Japikse. Brieven van Johan de Witt. Uitgegeven door de Maatschappij voor goede en goedkoope lectuur. Amsterdam, 1919.
Wie, nu vier jaar geleden, kennis nam van het even uitvoerige als degelijke werk van den Schrijver over Johan de Witt, dat in de Nederlandsche Historische Bibliotheek verscheen, zal natuurlijk in deze ‘Brieven’ weinig nieuws vinden; de heer Japikse heeft daarvan, en van vele andere bescheiden, in zijne monografie een behoorlijk gebruik gemaakt.
Het thans voor ons liggend boekje is alzoo voor een anderen kring van lezers bestemd: voor de talrijke Nederlanders die, zonder nu juist aan historische studiën te doen, toch wel iets willen weten van hunne groote landgenooten. Dr. Japikse is daarbij een uitmuntende leidsman; hij koos, uit de Witt's omvangrijke briefwisseling, de stukken die het best de persoonlijkheid van zijn held doen kennen; en hij geeft daarbij, in het kort, de noodige historische toelichtingen.
E.B.K.
Is. Querido. De oude wereld. Het land van Zarathustra. Koningen. Amsterdam. Scheltens en Giltay.
Zooals wij van Querido wel verwachten, is dit ‘Koningen’ een schepping van den overvloed. Voor Q. verschijnt de wereld niet verenkelvoudigd in schematische hoofdvormen, maar in een met zijn bewegelijk kunstenaarstemperament overeenstemmenden vormenrijkdom. De pracht van het Oosten weerspiegelt zich in zijn boek door den mateloozen overvloed des woords. Voor Q. is het detail tot in zijn fijnste vervezeling een onmisbaar ornament des geheels en zoo vinden wij ook in dit boek een scheppenden vloed, verrassende afwisseling en toomeloos spel van beeld en gedachte. Q. schildert de majesteit en praal van Perzische vorsten, hun overmoed, willekeur, macht, grootschheid, toorn; hun afgrijzen en hun lusten. Hij laat ze verkeeren in marmeren paleizen, op legervelden en in landschappen, en geeft uiting aan hun gedachte. De beschrijvingen zijn van een plastieke kracht die een Skythisch landschap of een paleis te Suza tot vlak voor onze oogen vermag op te wekken. De opwellende verbeelding van den schr. die met zijn woord deze onderwerpen als met flonkerende gierlanden omhangt, wekt de verwondering des lezers zoodra hij in deze Oostersche wereld binnentreedt.
Maar somtijds vermoeit hem deze overvloed, en verkiest hij de meer ingehouden pracht van Villiers de l'Isle Adam's Akédysseril, of de voorzichtiger nadering tot het Oostersche gods-ministerie als in gewijde verhalen. Maar ook Q's schrijfkunst, episch, visueel, en vol kleurig vuurwerk, is een lust om te lezen en een rijker stof voor de fantasie dan vele letterkundige werken verschaffen.
B. de H.