| |
| |
| |
Aanteekeningen op de wereldgebeurtenissen
Door Mr. J.C. van Oven.
XIII Vrede!
Sint Jan! Het vreugdefeest der zomer-zonnewende van de oude Germanen.... voor het Germanendom der twintigste eeuw voortaan een dag van rouw. Gisteren is het moeilijke besluit genomen, nadat een laatste poging om den vijand te vermurwen mislukt was, en morgen of overmorgen zullen er Duitsche handteekeningen geplaatst worden onder het lijvige document dat door velen daarginds als het doodvonnis van het Duitsche volk beschouwd wort. En ach, het kón waarlijk niet anders en een schande is het zekerlijk niet om onder omstandigheden als deze zulk een verdrag te teekenen, ook al weet men dat vele bepalingen niet nagekomen kunnen worden: een belofte om iets te doen dat onmogelijk is, afgelegd onder dwang, met het pistool op de borst.... de juristen zijn het sinds twintig eeuwen er over eens dat zij ongeldig is, maar een schande was zij nooit voor hem die haar aflegde. Ook geloof ik, dat voor het nemen van dit besluit meer moreele moed vereischt werd dan voor een weigering, want de man die in de harde noodzakelijkheid berust met het voornemen om van zijn ellendigen toestand het beste te maken wat ervan te maken valt, is zeker niet minder dan hij die met dollen kop het noodlot wil trotseeren; de moed der berusting is niet van minder gehalte dan de moed der wanhoop.
| |
| |
En dan: is dit een doodvonnis over het Duitsche volk? Is waarlijk het Finis Germaniae neergeschreven in die meer dan vierhonderd artikelen van het vredesverdrag? Sla de kaart op, gevoegd bij de keurige uitgave van dit ‘doodvonnis’, in Engelschen en Franschen tekst, verspreid door de zorgen van de Duitsche Vereeniging voor den Volkenbond, en verkrijgbaar in den boekhandel voor niet meer dan twee mark vijftig, - en ge zult met één oogopslag zien dat het niet waar is. Dat er groote stukken worden gescheurd van het Duitsche lichaam, in oost, west en noord, maar dat wat er overblijft is een groot Duitsch land, bewoond door een groot Duitsch volk. En als ge de zeer vermoeiende lectuur van de 440 artikelen hebt volbracht, dan zult ge wel dit volk diep beklagen, dat eens zoo trotsch nu zoo diep onder het Caudynsche juk bukken moet, en ge zult u wellicht ook verbazen en dikwijls ergeren over de verfijnde zorgvuldigheid waarmee àlle quaesties, tot de schijnbaar nietigste toe, geregeld zijn in voor Duitschland zoo ongunstig mogelijken zin, - maar ge zult niet kunnen volhouden, dat 't met een natie die dit alles moet ondergaan, afstaan, opbrengen en dulden, voorgoed gedaan is. Het is hard, weergaloos hard, soms op het kantje af van wreed; er wordt voor de eerstkomende jaren aan de Duitschers bitter weinig vrijheid van beweging, van ademhalen gelaten, maar doodgedrukt wordt de Duitsche natie niet. Zij kan door noesten vlijt en zelftucht zich herstellen van dezen slag, en dat zij dit inderdaad zàl doen, wie die haar kent twijfelt er aan?
Een noodzakelijk, maar toch wijs en moedig besluit was het dus, dat de Duitsche Nationale Vergadering nam, om niet de vijandelijke overmacht te trotseeren en opnieuw dood, honger en ellende te brengen over de Duitsche landen, met schier geen ander vooruitzicht dan later nog hardere voorwaarden te moeten aanvaarden, en daartegenover niets dan de zwakke hoop, dat de herleving van den oorlogstoestand ook de overwinnende volkeren zou desorganiseeren, met het gevolg dat
| |
| |
de Midden-Europeesche anarchie zich naar het westen zou uitbreiden. En wat hadden bij dezen gang van zaken de Duitschers gewonnen? Het zou hun niet tot voordeel, hoogstens tot troost door leedvermaak gestrekt hebben, als de ellende waaronder zij lijden ook door hun vijanden werd ondergaan. Terwijl nu, tegenover alle verlies en vernedering staat de onmetelijke verlichting van de ellende, die besloten ligt in dat ééne woordje ‘vrede’.
Zoo gelooven wij dat er vandaag in menig Duitsch hart, naast rouw en gekrenkte trots, plaats zal zijn voor een stille vreugde. Het is dan nu eindelijk, na bijna vijf lange jaren, van onnoemelijk leed en van pijnigende physieke ontberingen, gedaan met dit schrikkelijk avontuur, Duitschland leeft niet meer in veete met heel de beschaafde wereld. Het werk van opbouw en herstel kan beginnen. Het zal zwaar zijn, maar men mag ten minste aan het werk gaan, de handen uit de mouwen steken, en de Duitsche energie gebruiken om den Duitschen naam weer tot eer te brengen. Het beleg van de vesting is opgeheven en al zal de hongerende bevolking niet dadelijk met volle scheepsladingen gespijzigd worden, van heden af kan toch de toestand elken dag een weinig beter worden. Voetje voor voetje kan het Duitsche volk de plaats in de volkensamenleving gaan innemen, waarop zijn qualiteiten het aanspraak geven.
Was het tegenovergestelde besluit genomen, dan zou de dalende lijn nog langer gevolgd, de ellende vermeerderd en het herstel later nog moeilijker geworden zijn.
* * *
Er is dus, al zal van vredesgejubel wel alleen in Frankrijk en andere overwinnaarslanden sprake zijn, op dezen Sint Jansdag voor heel de wereld reden tot kalme dankbaarheid en voldoening, en terwijl wij ons zeer weinig geneigd voelen, om aan het einde van den vijfjarigen lijdensweg terug te blikken op de verschrikkingen waarlangs hij geleid heeft, wij kunnen onze gedachten niet beletten voor een oogenblik terug te gaan naar den
| |
| |
tijd vóór dat de wereld werd opgeschrikt door het pistoolschot in Serajewo. Ach, zij is wel een eeuw ouder geworden in die vijf bewogen jaren, maar als men voor alle deelnemers aan het bloedig avontuur de rekening opmaakt van wat zij verloren, wat gewonnen hebben, dan is hier duidelijker dan ooit de tragische waarheid gebleken van de pacifistische leuze dat ‘war does not pay’.
Van de groote deelnemers is het zeker Frankrijk dat met de grootste moreele winst uit het krijt treedt; de voortdurende, beklemmende bedreiging van dien in physieke kracht tot berstens toe groeienden buurman is althans voor onafzienbaren tijd afgewend; de onverdiende naam dan decadente natie maakte reeds in de eerste maanden van heldhaftige verdediging plaats voor de al-oude Fransche glorie en aan het eind van dit gruwelijk lustrum staat Frankrijk opnieuw daar als de groote, machtige natie die het sedert de vroege Middeneeuwen geweest is. Helaas staat tegenover deze winst zwaar verlies: Frankrijk bloedt uit duizend wonden: zijn jongelingschap is gedecimeerd, diepe rouw is over het land verspreid en de mooiste en voorspoedigste provinciën zijn tot een woestenij geworden. Ja, als de vredesvoorwaarden inderdaad ten volle worden uitgevoed, dan zal de materieele schade gaandeweg vergoed worden, en de tijd en de levenskracht der Gallische natie kunnen het onherstelbare en onbetaalbare verlies aan ‘levend materiaal’ tot op zekere hoogte goedmaken.... maar is de krachtsinspanning niet te zeer overspanning geweest en zullen de komende tijden niet bewijzen dat Frankrijk ondanks zijn overwinning dezen bovenmenschelijken krachtproef niet voldoende doorstaan heeft? Allen die Frankrijk lief hebben stellen zulke vragen met angst om het hart en er is niemand die twijfelt of het land zal nog moeilijke tijden doorleven.
Engeland smaakt de niet geringe voldoening dat zijn wereld-positie onaangetast bleef; dat de concurrent naar de opperheerschappij over de wereldzee terneer
| |
| |
ligt, de eens zoo gevaarlijke Duitsche vloot als met een symbolisch gebaar op den dag vóór den vrede in Britsche wateren zonk. Maar, afgezien van de onnoemelijke verliezen die ook de Britsche bevolking leed, staat ook hier een zware debet-post tegenover de groote politieke winst, want dit resultaat kon niet bereikt worden zonder dat mogelijke nieuwe concurrenten voor de toekomst dreigend opkwamen en de Britsche, als steeds ver vooruitziende politiek moest, nu reeds maatregelen nemen tegen zulke toekomstgevaren door een nieuwe organisatie van het Britsche rijk als statenbond van moederland en koloniën en.... door den volkenbond, die zekerlijk niet alleen dienen moet tot beveiliging van Frankrijk tegen Duitsche revanche-pogingen, maar ook als middel om Engeland te waarborgen tegen een mogelijke overvleugeling van zijn zeemacht door die van Amerika en Japan.
Italië won land en macht aan de Adriatische Zee, maar verloor - alweer afgezien van het verlies aan menschenlevens en materieelnadeel - aan innerlijk evenwicht en met inspanning van alle krachten moet de ontevredenheid binnenslands bedwongen worden. België, Servië, Roemenië worstelen met de moeilijkheden en gevaren die de gevolgen zijn van hun Pyrrhus-overwinning, en alleen Japan en Amerika kunnen hun rekening met een winst-saldo sluiten.
Ziedaar in vogelvlucht overzien wat de oorlog aan de overwinnaars bracht. Over het verlies van Rusland en de verslagen Centralen behoeven wij waarlijk niet uit te weiden, maar in Duitschland, vermoeden wij, zal in deze dagen menigeen in gedachten met bitterheid de vergelijking maken tusschen wat was vóór en wat is nà het imperialistisch avontuur. Ja, als dit toekomstbeeld maar even had kunnen opdoemen voor de staatslieden en gekroonde hoofden die in den Juli-maand van 1914 het Servische ultimatum opstelden en zijn mogelijke gevolgen overwogen, met welk een schrik zouden zij den noodlottigen weg verlaten hebben, die
| |
| |
tot den ondergang van alle Midden- en Oost-Europeesche keizerpracht heeft geleid!
* * *
Dat er dank zij deze door dwang tot stand gekomen overeenkomst een tijdperk van rust en stabiel evenwicht zal aanbreken als waarnaar wij allen gedurende den oorlog verlangend hebben uitgezien, gelooft wel niemand, zelfs niet in Frankrijk, Engeland en Amerika. Al dadelijk moet er nog veel en moeilijk werk tot stand gebracht worden: de vredespreliminairen die nu met Duitschland tot stand kwamen, moeten aangevuld worden tot een definitief vredesverdrag; er moet vrede gesloten worden met Duitschland's vroegere bondgenooten en daarbij zullen nog een zeer groot aantal uiterst moeilijke vraagstukken tot oplossing gebracht dienen te worden. Onopgelost blijft ook voor onafzienbaren tijd het moeilijkste probleem van alle: het Russische, waarmee alle Oost- en Zuid-Oost-Europeesche aangelegenheden ten nauwste samenhangen. Met dit alles zullen nog vele maanden, jaren misschien wel, gemoeid zijn en wij zullen ons moeten voorbereiden op nog menigen onverwachten en ongewenschten schok, waardoor het opbouw-werk vertraagd kan worden. De meer dan vierhonderd artikelen van dit vredesverdrag - wij schreven het reeds meer - kunnen dus onmogelijk beschouwd worden als de bekroning van het werk, zij zijn veeleer een fundament. Beter nog: het vredesverdrag kan niet anders zijn dan een stap op den weg naar de nieuwe wereld-ordening, die noodig geworden is doordat de oude in den oorlog volslagen werd afgebroken. Wereld-ordeningen nu zet men niet in enkele weken of maanden ineen en men doet het ook niet in één verdrag al telt het dan ook over de vierhonderd artikelen. Evenwel, dit brengt mee - en ziedaar voor de Duitschers een lichte troost - dat dit verdrag ook onmogelijk als definitief en onveranderlijk beschouwd mag en kan worden. Er kan nog zooveel onverwachts gebeuren en er valt nog zooveel te regelen,
| |
| |
waarbij ook de verhouding van het Duitsche rijk tot de rest van de wereld betrokken is, dat het telkens noodzakelijk zal blijken wijzigingen in het verdrag aan te brengen en daarbij kan de Duitsche diplomatie, als zij gaandeweg het verloren vertrouwen een weinig herwint, de verzachtingen verkrijgen, welke zij nu niet heeft kunnen bewerkstelligen.
Dit moet dan het heilzame gevolg zijn van het vredesverdrag, hoe onvolmaakt het overigens ook wezen moge: het herstel van den vrede en daarmee van de mogelijkheid van herbouw. Want zoolang het Duitsche volk opgesloten was in zijn geblokkeerde vesting, was herleving van het verkeer tusschen de volken, waarvoor Duitschland immers onmisbaar is, onmogelijk. Nu is de poort geopend en van morgen af kunnen de banden, die in 1914 zoo ruw verbroken werden, weer worden aangeknoopt. Banden van handel en verkeer en ook van geestelijk leven. Daar zal voorloopig in de Ententelanden ongetwijfeld groote weerzin bestaan tegen het verkeer met ‘Boches’ en ‘Huns’, maar ten eerste is de haat in het half jaar wapenstilstand reeds aanmerkelijk geluwd en vervolgens zullen deze gevoelsmotieven voor de noodzakelijkheid moeten wijken. En noodzakelijk is het immers om weer met de Duitschers te verkeeren en saam te leven: het is noodig voor den afzet van eigen producten en ook om Duitsche producten te ontvangen in ruil en als afbetaling van schuld. Duitschland's onmetelijke energie wacht slechts op het sein van den vrede om zich in te spannen voor de productie en de vijanden van gisteren kunnen niet anders dan de producten dier vlijtige handen gaarne aanvaarden. Zoo zal de vrede het sein geven tot ingespannen arbeid, en arbeid alleen kan herstellen wat de oorlogsplaag heeft vernield. Daarom, hoe slecht het verdag moge zijn, dankbaar aanvaardt het de menschheid.
Het groote gevaar, waardoor de heilzame voltrekking van het herstel-proces wordt bedreigd, ligt - het spreekt vanzelf - in de arbeidsschuwheid en stakingslust, die
| |
| |
in Rusland, naast veel idealisme, de drijvende kracht van het Bolsjewisme geweest zijn en die in elk land voorkomen, onverschillig of het tot de overwinnaars, de verslagenen of de onzijdigen behoort. Niemand mag dit gevaar onderschatten of ook maar verwachten dat het spoedig geweken zal zijn. Maar dat het geleidelijk bezworen zal worden, juist door het herstel van het verkeer tusschen de volken en door de herleving van het internationale productieproces, dat mag men zeker wél hopen. Ach, voor den Duitschen werkman, die uit de oorlogsellende terugkwam in een nog immer geblokkeerd, revolutionnair, hongerend en chaotisch vaderland, moet het werken met een leege maag weinig aantrekkelijks gehad hebben, en het pleit voor zijn degelijken aard, dat onder die buitengewoon ongunstige omstandigheden het Spartacisme bedwongen kon worden. Maar als eenmaal zachtjes aan het oude leven terugkeert, als de oude voedings- en genotmiddelen terugkomen op de markt en in de winkelkasten, te koop tegen eenigszins betaalbaren prijs, dan zal de neiging om ordelijk te arbeiden onvermijdelijk die tot revolutiemaken en den boel in de war sturen verdringen. Op den duur moeten het gezond verstand en het verlangen naar vreedzamen arbeid en vooruitgang het winnen op stakingslust en arbeidsvrees. Wel zullen vermoedelijk nog langen tijd arbeids- en wellicht ook politieke troebelen den goeden gang van zaken storen, want de oorlog heeft het economische leven te diep geschokt dan dat het zich spoedig zou kunnen herstellen, maar ten slotte kan het herstel van het evenwicht en van de stabiliteit niet uitblijven.
Dan zal een innerlijk gestabiliseerd en opnieuw sterk Duitschland als door een natuurwet zijn plaats in de samenleving der volken weer innemen, en als het dan bevrijd blijft van de oude imperialistische en militaristische neigingen, dan gaat het een schooner toekomst tegemoet dan zijn vroegere leiders gedroomd hebben.
Groningen, 24 Juni 1919. |
|