| |
| |
| |
Aanteekeningen op de wereld-gebeurtenissen
Door Mr. J.C. van Oven.
XII
De naderende vrede.
Het is, ondanks het heerlijke lenteweer van dezen Mei-maand, waarlijk niet gemakkelijk om ons geloof in de toekomst te behouden! Vijf jaar geleden, toen de oude wereld ineen stortte, hebben wij troost gezocht in de hoop, dat na verloop van tijd uit de puinhoopen een nieuwe orde van zaken zou rijzen, beter dan de oude, en al die jaren hebben wij op die hoopvolle verwachting geteerd, en ondanks al de ellende die wij doormaakten of met medegevoel aanschouwden, is het ons gelukt, niet tot het zwartste pessimisme te vervallen en aan het einde der wereld te gaan gelooven, dank zij de onberedeneerde, misschien ietwat naïeve overtuiging, dat uit al dit kwaad nog wel eens wat goeds zou voortkomen. Nu is daar dan sinds 'n half jaar een eind aan de groote worsteling gekomen en daarmee schijnt wel het tijdstip aangebroken waarop eenig vooruitzicht op die betere toekomst te bespeuren zou moeten zijn, maar helaas is juist het omgekeerde het geval: een groot deel der menschheid lijdt even pijnlijk als tijdens den oorlog
| |
| |
en de rest is er vooralsnog zeker niet beter aan toe dan vóór zijn uitbreken. De schoone verwachtingen waarmee wij ons vier jaar lang getroost hebben, schijnen wel finaal bedrogen, en de wereldramp, die wij zoo gaarne hadden gezien als een evolutionnairen schok naar een hoogeren ontwikkelingstrap, schijnt niet anders geweest te zijn dan een ongehoorde zelfkwelling der menschheid.
Zeker zijn er enkele groepen van menschen die het anders kunnen zien: de overtuigden in het communistisch geloof kunnen den oorlog beschouwen als het, op zich zelf betreurenswaardige, maar toch noodzakelijke en heilzame voor-proces van de verwezenlijking hunner idealen, en zelfs de geweld-vrede die Midden-Europa straks zal worden opgelegd kan hun welkom zijn als nieuwe faze in deze ontwikkeling. Maar men moet dan toch wel een heel vast overtuigd geloovige zijn als men in de gebeurtenissen der laatste maanden in Rusland en Hongarije het gloren van den nieuwen dageraad wil zien, en wij, arme twijfelzieken, al erkennen wij gaarne dat het oude stelsel van samenleving zoo onvolmaakt is, dat met zijn finale opruiming niet heel veel verloren ware, en al erkennen wij tevens dat het plaats maken van een lagere ontwikkelings-stadium voor een hooger somwijlen noodzakelijk gepaard moet gaan met revolutionnaire schokken die voor een bepaalde generatie van individuen fataal kunnen zijn, - wij kunnen toch onmogelijk, met den besten wil van de wereld niet, gelooven, dat nu daarginds in Rusland dat hoogere ontwikkelingsstadium bezig is te ontstaan. Wij weten dat de berichten van daar vaak tendentieus zijn en wij houden er rekening mee, dat het communisme in Rusland zijn heerschappij aanvaarde onder de allerongunstigste omstandigheden die men denken kan, maar desondanks is er niets dat ons de positieve overtuiging kan geven, dat van dáár het heil nadert en tegenover elke argumentatie staat het naakte feit dat anderhalf jaar communistisch regime in Rusland het productie-proces nagenoeg heeft doen ophouden, het eco- | |
| |
nomisch leven volslagen heeft gedesorganiseerd en de bevolking prijs gaf aan de jammerlijkste ellende. Voor wie niet reeds bij voorbaat overtuigd is dat op dit proces van afbraak een periode zal volgen van opbouw, waarin een gebouw zal verrijzen, beter bewoonbaar dan het oude, zeggen deze feiten meer dan de gloeiende apologieën van
mevrouw Roland Holst en anderen in Nieuwen Tijd en Nieuwe Groene: wij nemen wel de mogelijkheid aan, dat hier de barensweeën eener betere wereldorde aan den gang zijn, maar het geloof kan men ons niet bijbrengen.
Dan is er nog een groep die het gemakkelijk heeft in deze dagen: dat is die van de overtuigden in de sneeuw blanke beweegredenen der geallieerden. Hun rechtsgevoel wordt nu ten volle bevredigd. Een misdadige rooversnatie is na ongehoorde offers en inspanning bedwongen en de tijd van rouw en boete is aangebroken. Hoe streng de straf ook zij, nooit is zij te streng voor zulk een monsterlijk misdrijf, als door het Duitsche volk is begaan. Elke beproeving, dit Duitsche volk opgelegd, valt in het niet vergeleken bij het leed dat het anderen berokkende; het ondervindt slechts strenge rechtvaardigheid en eerst na lange jaren van boetedoen en na grondige zelfverbetering kan het weer worden toegelaten tot de samenleving der beschaafde naties. Zoo als het door de Ententeleiders gedaan wordt, is het wel gedaan en het eenige gevaar voor de toekomst ligt in de mogelijkheid, dat òf revolutie òf onderlinge oneenigheid den geassocieerden de vruchten hunner overwinning zou kunnen ontnemen.
Zij die zoo denken kunnen met blijmoedigheid en vertrouwen de toekomst tegemoet gaan, maar wij, die noch in het Bolsjewisme, noch in de Entente-hegemonie het redmiddel tegen alle kwalen kunnen zien, wij voelen ons zeer weinig gerust. Want die nieuwe orde van zaken, welker grondslagen de staatslieden in Parijs gelegd hebben, beantwoordt wel bijna in geen enkel opzicht aan de illusies die wij ons in den loop der oorlogsjaren gevormd hebben en die immers werden gedeeld door den Ameri- | |
| |
kaanschen idealist onder wiens auspiciën de laatstc faze van den oorlog uitgevochten werd! Wij moeten het aan de bijna eenstemmige Nederlandsche pers toegeven, dat dit boek met vredesvoorwaarden 't welk den overwonnen vijand in de hand werd geduwd met de boodschap dat er nagenoeg niets in veranderd zou worden, heel wat meer lijkt op een ouderwetsch overweldigersverdrag dan op de nieuwe codex van wereldrecht, die wij van Wilson verwacht hadden.
Wel opmerkelijk, en een hoopvol teeken tevens, is het dat deze teleurstelling niet enkel bij de overwonnen en bij de neutrale volkeren is gevoeld, maar dat ook de overwinnaars er niet vrij van bleven. Want dat groote groepen in Frankrijk en Engeland, en nu ook in Amerika naar het schijnt, de vredesvoorwaarden onrechtvaardig hard achten en, evenals wij, vreezen dat zij het militairisme nieuwe kracht zullen verleenen inplaats van het te dooden, dat is een aangename verrassing voor ons geweest, een bewijs dat de psychologie der overwinnende naties geleidelijk aan het veranderen is. En al zijn de bedoelde groepen minderheden met heel weinig invloed op de politiek der leiders, toch blijkt ontegenzeggelijk dat het juiste oogenblik voor het opleggen ven een zuivere geweldsvrede voorbij is en aan het definitieve verdrag zal deze geleidelijke wijziging van stemming allicht eenigermate ten goede komen.
Wel is waar gelooven wij geen oogenblik, dat de oppositie der protesteerende groepen in de Entente-landen de beginselen van het voorgestelde verdrag zal doen veranderen, want door daaraan gevolg te geven zouden immers de leiders terstond in conflict geraken met de meerderheid in hun land, maar toch zal er nu kans zijn op een beteren vrede dan opgelegd zou zijn, als de Entente niet 'n half jaar gewacht had met haar vredesontwerp. Indien zij in Nov. j.l. het wapenstilstandsverzoek had afgewezen, de Duitsche legers volkomen had verslagen en tot diep in het vijandelijke land was opgerukt, dan zouden zich zeker maar heel weinig stem- | |
| |
men verzet hebben tegen een zuiveren geweldvrede. De schrik voor en de haat tegen de ‘Boches’ zat er toen nog zoo versch in, de oorlogspychose was nog zoo onaangetast en de straf zou zoo vlak op het misdrijf gevolgd zijn, dat men haar moeilijk zwaar genoeg had kunnen maken om de overwinnende volkeren te bevredigen. Nu evenwel hebben deze een half jaar tijd gehad om tot rust te komen; de herinnering aan de Duitsche gruweldaden vervaagt even snel als de lust om nog eens weer naar de wapens te grijpen afneemt en men vraagt zich zelfs af, of als de Duitschers eens kans zagen om geprikkeld door de dreigende vernedering, hun weerkracht te hervinden, de Ententevolkeren wel bereid zouden zijn, om deze vredesvoorwaarden den vijand met geweld op te leggen. Deze verandering in den gemoedstoestand der overwinnende naties maakt ongetwijfeld de positie der Duitschers thans iets minder hulp- en hopeloos dan ze een half jaar geleden was.
* * *
Ja, een ouderwetsch onderwerpings-verdrag, zoo een van de soort als de Romeinen den ongehoorzamen buurvolken plachten op te leggen, deze Entente-voorwaarden gelijken er in vele opzichten op. Zeker is het nog bij lange na niet wat het had kunnen zijn en vermoedelijk blijft het ook verre beneden datgene wat de Duitschers van hun vijanden geëischt zouden hebben, als zij eens finaal overwonnen hadden, te land en ter zee. Dan zou Frankrijk ongetwijfeld een Duitsche ‘vazal-staat’ geworden zijn en Engeland...... ja wat de Duitschers met dien meest gehaten vijand gedaan zouden hebben als de Britsche vloot de kusten niet beschermd had en het eilandenrijk veroverd was als in de dagen van Willem den Veroveraar, het is moeilijk om zich dat voor te stellen, ook omdat zelfs de felste Al-Duitscher dit nooit mogelijk geacht heeft; maar als het dan eens gebeurd was, dan zou Engeland ongetwijfeld zooiets als een Duitsche kolonie of provincie geworden zijn. Zoo zou ook een zuivere over- | |
| |
winningsvrede der Entente, gelijk misschien Clemenceau en Foch er een gewild hebben, van Duitschland zeer weinig heel gelaten hebben. Het Duitsche rijk zou daarbij ongetwijfeld niet in stand gebleven zijn en de Rijn ware op zijn minst de oostelijke grens van Frankrijk geworden: blijkbaar zijn er velen in Frankrijk die het afkeuren dat dergelijke maatregelen niet genomen worden. Zoo zou een zuivere onderwerpingsvrede er hebben uitgezien en vergeleken daarbij is de onderhavige nog betrekkelijk tam.
Intusschen zoo als het nu voorgesteld wordt is het ook al wel en als het dan geen zuivere overwinningsvrede is, een vrede door vergelijk is het nog veel minder. Het Saar-bekken, zoo zuiver Duitsch, dat niet slechts economisch, maar ook politiek onder Fransche heerschappij komt; het Duitsche Dantzig dat Poolsch moet worden, Oost-Pruisen dat los wordt gemaakt van het Pruisische lichaam; de koloniën die feitelijk tusschen de overwinnaars worden verdeeld, de onbetaalbare schadeloosstelling, de afstand van de handelsvloot met verbod om een nieuwe te bouwen, de jarenlange bezetting van de Rijnstreek...... waarlijk bij dit alles is wel wonderlijk omgesprongen met de veertien punten van Wilson die de basis van het verdrag zouden uitmaken, en het lot dat hiermee het Duitsche volk beschoren wordt, schijnt inderdaad wel een moderne vorm van slavernij. Het zal hard, heel hard, moeten werken om zichzelf in het leven te houden en de schadevergoeding op te brengen en het zal dit moeten doen, geïsoleerd in zijn Europeesch gebied, dus voor zijn overzeesche werkzaamheid en voor den invoer zijner grondstoffen volslagen afhankelijk van zijn vijanden; en als het dan straks, over een kleine eeuw of zoo, al zijn verplichtingen nagekomen zal zijn, dan wordt het beloond...... met een tweede rangs plaatsje in den volkenbond! Waarlijk dit vooruitzicht is niet alleen voor de droomers over ‘Welt-herrschaft’ onverdraaglijk en de desperado-stemming, de stemming van ‘dan maar liever het Bolsjewisme’! die zich van velen
| |
| |
daarginds heeft meester gemaakt, is maar al te goed te verklaren.
Wat evenwel niet goed te verklaren valt, dat is de verbazing die deze vredesvoorwaarden hebben gewekt, want wat ter wereld was er anders te verwachten dan dit? Wat anders dan een overwinnaarsvrede hebben gij, lezer, en ik, verwacht toen de Entente-leiders samenkwamen nadat de Entente overwonnen had? Want overwonnen hàd zij, wat men nu ook in Duitschland moge roepen over het ‘unbesiegte Heer’. Dat nietoverwonnen leger was volgens Hindenburg's eigen verklaring niet meer te vertrouwen, het volk thuis maakte revolutie, een volslagen nederlaag was volkomen zeker, en eerst toen deze zeker was, heeft Duitschland om wapenstilstand gevraagd, terwijl ook de Entente daarvan alleen heeft willen weten omdat haar overwinning zeker was. Steunend op die zekerheid heeft zij de wapenstilstandsvoorwaarden zoo gesteld dat Duitschland weerloos werd. Daar was geen sprake van een vergelijk, een schikking: de Duitschers legden de wapens neer en de Entente wilde alleen ophouden met vechten als de neergelegde wapens werden afgegeven, als de vijand weerloos werd gemaakt. De heeren zouden ook wel dwaas geweest zijn, als zij een schikking aangenomen hadden, terwijl de overwinning volkomen zeker was en te bereiken ten koste van offers die in het niet vielen vergeleken bij hetgeen reeds geofferd was!
Duitschland was dus overwonnen toen de geassocieerde leiders in Parijs bijeenkwamen om de vredesvoorwaarden op te stellen. Zij kwamen samen om een overwinnenigsvrede voor te bereiden. Ook Wilson kwam met dat doel - en het zou hem in zijn land zeer ten kwade geduid zijn als hij dit niet gedaan had - al had hij dan nààst deze bedoeling er ook een van hoogere orde. Wat anders dan een overwinningsvrede was dan te wachten? Deze oorlog - 't is honderden malen geroepen in de Entente-landen evengoed als in Duitschland - was een worsteling op leven en dood; wie onder
| |
| |
lag zou er niet meer boven op komen; Duitschland lag onder in November 1918, wat kon het anders verwachten dan het lot dat het zelf zijn tegenstanders zou hebben doen ondergaan?
Ik hoor reeds de tegenwerping: niet een geweld-vrede maar een gebaseerd op Wilson's veertien punten had het 't recht te verwachten, want het had die punten aanvaard evenals zijn vijanden! Ik weet het, en toch zijn noch de lezer, noch ik ooit zoo naïef geweest om te meenen dat die veertien punten zoo uitgewerkt zouden worden als gij of ik dit achter onze schrijftafel gedaan zouden hebben en nog. veel minder zooals een Duitscher ze zou toepassen Men haalt veelal uit een wetstekst wat men er in wil lezen, en hetzelfde geldt van een program van grondslagen als Wilson's veertien punten, en niemand die gedurende den oorlog de psychologie der geassocieerde volkeren gadegeslagen heeft, kan een oogenblik gemeend hebben, dat de interpretatie van Wilson's veertien geboden door de Entente zou kunnen leiden tot de mogelijkheid van het Duitsch blijven van den Elzas of tot het behoud der Duitsche koloniën in de hand harer vroegere meesters. Of Wilson dan gehuicheld heeft met het te boek stellen van die veertien nobele principes? De vraag is moeilijk te beantwoorden en ze is ten slotte voor de wereldgeschiedenis niet van overwegend belang, maar ook als zij in positieven zin beantwoord zou moeten worden, heeft de Amerikaansche president er ontegenzeggelijk dit mede bereikt, dat aan al te onmatigen landhonger van zijn bondgenooten paal en perk werd gesteld, dat zijn positie in de raadkamer tegenover de Europeesche chauvinisten versterkt is.
Want hoe goed men het geheim dezer Parijsche raadkamer heeft weten te bewaren, er is toch wel niemand die niet gelooft dat het daar dikwijls fel gespannen heeft en dat Wilson herhaaldelijk krasse middelen heeft moeten gebruiken om te beletten dat men de uiterste consequentie trok uit de opvatting van den oorlog als worsteling ‘op leven en dood’. Maar onmogelijk kon zijn
| |
| |
invloed ooit zoo ver gaan dat dit verdrag niet allereerst beheerscht zou worden door de beide eeuwenoude overwinnaars-motieven: ten eerste drang naar machtsexpansie (anders gezegd imperialisme) en ten tweede angst voor een wederoprichting van den verslagen vijand. Overduidelijk zijn zij ook bij dit verdrag de twee overheerschende factoren geweest: de wegneming der Duitsche koloniën, de verdeeling van het Turksche rijk onder de overwinnaars, de toedeeling aan Italië van méér landen dan die waar Italianen wonen, zijn enkele bepalingen die uit het eerste motief voortvloeien; de militaire capitis deminutio van Duitschland, de last gelegd op zijn eventueele economische herlevingspogingen, de schepping van staten aan zijn oostelijke en zuid-oostelijke grens ten koste van zijn gebied en dat van Oostenrijk, komen voort uit het tweede motief. En daarnaast staat dan als gevolg van Amerika's deelneming: de schepping van den volkenbond, die voorloopig nog niet veel anders zal zijn dan een extra-waarborg tegen Duitsche revanche-pogingen, maar die misschien de kiem van iets beters in zich heeft, en dan- zooals gezegd, - hoogstwaarschijnlijk de bescheidenheid tot op zekere hoogte in het annexeeren van vijandelijk gebied.
Men ziet: ik verdedig dit Entente-vredesplan allerminst. Verdediging behoeft het niet als men uitgaat van de uitsluitende verantwoordelijkheid der Duitsche natie voor den oorlog, verdediging is onmogelijk wanneer men daarvan niet uitgaat maar den oorlog beschouwt als de worsteling van twee imperialistische groepen om de macht. Ik wil slechts betoogen, dat zooals nu eenmaal de zaken stonden in November j.l. er niets anders te verwachten was dan een ietwat getemperde machtsvrede, een ouderwetsch onderwerpings-verdrag gematigd door eenig modern Amerikaansch idealisme. Zoo was het te verwachten en zoo is het geworden.
In Duitschland wist men dit evengoed als wij het wisten en men moet zich op een voorstel als het onderhavige
| |
| |
voorbereid hebben. In bijzonderheden kan de werkelijkheid het gevreesde nog overtroffen hebben, maar de hoofdzaak was bekend; dat er een enorme schadeloosstelling geëischt zou worden, de koloniën niet zouden terugkeeren en dat in oost en west vrij aanzienlijke stukken gebied van het rijk zouden worden losgemaakt. Hiermee is natuurlijk niet gezegd, dat de verontwaardiging die in Duitschland zoo hoog oplaait in deze dagen, niet zeer oprecht geweest zou zijn; maar zij bewijst slechts dat men zich nu eerst goed verwezenlijkt wat het beteekent, den oorlog verloren te hebben. De leiders echter kunnen niet anders dan een vredesvoorstel als dit voorzien hebben en zij hebben hun politieke houding vastgesteld, hiermee rekening houdend.
Hoe zal nu hun houding zijn? Tot dusver is alom verzekerd dat onder dit verdrag de Duitsche regeerders hun handteekening niet zullen plaatsen, maar het is zeker minstens twijfelachtig of deze bedreiging zal worden uitgevoerd, indien Duitschland inderdaad voor de keus wordt gesteld om deze voorwaarden te onderteekenen of den oorlog voort te zetten. En zeker zou de verantwoordelijkheid voor de weigering niet minder zwaar te dragen zijn dan die voor de onderteekening. Aan Ententezijde verzekert men dat alles gereed is voor hervatting van den veldtocht zoodra Duitschland formeel zal hebben geweigerd en het spreekt vanzelf dat dit geen loos dreigement is. De geassocieerde legers zijn wel is waar grootendeels gedemobiliseerd, maar er staat nog steeds een aanzienlijke legermacht aan den Rijn en al zouden wellicht de Entente-naties niet meer te brengen zijn tot een voortzetting van den oorlog zooals die een half jaar geleden nog gevoerd werd, vermoedelijk hebben de regeeringen nog genoeg vat op hun volkeren en is ook de haat tegen den vijand nog levend genoeg om een expeditie in Duitschland mogelijk te maken, zoo gemakkelijk als deze zich laat aanzien. Want, dat de Duitschers inderdaad in de dreigende vernedering zulk een krachtigen prikkel zouden vinden, dat hun militaire kracht opnieuw her- | |
| |
leefde, het is waarlijk bijna ondenkbaar, terwijl bovendien de wapenstilstandsvoorwaarden het bieden van tegenstand vrijwel geheel onmogelijk gemaakt hebben. Wie kan zich voorstellen, dat het uitgehongerde, gedesorganiseerde, van zijn wapenen beroofde Duitsche volk, opnieuw oorlog zou gaan voeren tegen de machtige, van alle hulpmiddelen voorziene Entente! Daarbij komt dat in dit geval terstond de blokkade weer van kracht zou worden en verderen tegenstand vermoedelijk binnen zeer korten tijd volkomen zou uitsluiten. Mocht men dus in Berlijn op stuk van zaken besluiten om niet te teekenen, dan zal dit een wanhoopsdaad zijn, welker gevolgen waarschijnlijk alleen zullen
bestaan in de bezetting van een nog grooter stuk Duitsch gebied, na verloop van tijd gevolgd door nieuwe, strenger vredesvoorwaarden, die door een of andere nieuw gevormde Duitsche regeering zullen onderteekend worden. Ongetwijfeld zullen in dit geval ook de Entente-mogendheden voor nieuwe, ernstige moeilijkheden komen te staan, maar zij zullen gering zijn vergeleken bij de ellende die Duitschland zich op den hals zou halen.
Het blijft derhalve waarschijnlijk, dat, de vredespreliminairen nabij zijn. Men schijnt nu op weg om, al is het in den vorm van nota's, te gaan onderhandelen en hoogstwaarschijnlijk zal het Graaf Rantzau gelukken hier en daar verbetering van de al te strenge voorwaarden te verkrijgen: zijn optreden is bezadigd en waardig en de Entente heeft niet de houding aangenomen dat haar vredesvoorstel zooals het daar ligt à prendre ou à laisser zou zijn. Er zal dus nog een en ander van af gaan en dit, zal 't het Duitsche volk iets minder moeilijk maken om zooals men het daar uitdrukt, zijn doodvonnis te teekenen. Maar de hoofdlijnen van het plan zullen toch wel niet gewijzigd worden en met een overwinnaarsvrede zal de vierjarige wereld-oorlog eindigen.
En dan? Zullen de sombere voorspellingen bewaarheid worden? Zal dit verdrag aanleiding geven tot nieuw militair geweld, gruwelijker dan het vorige, tot een
| |
| |
nieuwen wedloop in bewapeningen die de krachten der volkeren opnieuw zal uitputten? Niemand zal helaas de mogelijkheid van zulk een gang van zaken kunnen ontkennen. maar gelukkig is zij niet de eenige: de vrede moest het product zijn van vier jaar lang opgehoopte oorlogshaat en van het felste wantrouwen, maar door vreedzaam verkeer en hernieuwd intellectueel samenleven der volkeren zullen zij uitslijten en als dan na jaren de wonden geheeld zijn, zal er sprake kunnen zijn van die nieuwe wereldorde die velen onzer gedroomd hebben als meer direct gevolg van dezen oorlog en dan zullen noodzakelijk de harde bepalingen van dit verdrag verzacht worden.
Groningen, 24 Mei 1919. |
|