Onze Eeuw. Jaargang 19
(1919)– [tijdschrift] Onze Eeuw– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 107]
| |
Aanteekeningen op de wereldgebeurtenissen
| |
[pagina 108]
| |
Niettemin, zorgelijk is het heden en het opbouw-werk, waarover ik de vorige maal schreef, heeft met grooten tegenspoed te kampen. Zelfs al wordt het Parijsche optimisme niet bedrogen, al komt deze week het vredesverdrag klaar en al onderwerpt Duitschland zich zonder debat of na eenig tegenstribbelen aan deze van Wilson's veertien punten vermoedelijk zeer principieel afwijkende voorwaarden, - al komt dus inderdaad binnen een maand de smachtend verbeide vrede tot stand, wie maakt zich nog illusies dat daarmee de goede oude tijd van rust en voorspoed zal terugkeeren? Daar zullen nog wel jaren voorbijgaan eer het zoover is en al wat wij kunnen hopen is dat de vrede die straks aan de Centralen opgelegd wordt, althans een stap in de goede richting zal zijn, ten minste een grondslag voor verder opbouw-werk zal leggen. De drie ernstige moeilijkheden die het herstel van een bevredigenden toestand belemmeren, de drie vraagstukken die het allereerst om oplossing roepen, zijn het Russische, het Midden-Europeesche en het arbeidersvraagstuk in West-Europa. Want wil de menschheid zich kunnen herstellen van de gevolgen der vierjarige vernieling, dan moet zij allereerst, zoo spoedig en zoo intens mogelijk aan den arbeid. In Rusland evenwel is het productie-proces ten eene male stop gezet, in | |
[pagina 109]
| |
Midden-Europa zet een deel der bevolking het voort ondanks ontzaglijke moeilijkheden, en in West-Europa en Amerika wordt het ernstig bedreigd door een ware stakings-koorts, die nog zooveel te ernstiger is omdat gebrek aan grondstoffen en scheepsruimte, de terugkeer der gedemobiliseerden en het einde der oorlogs-industrie groote werkeloosheid teweeg gebracht hebben. Tegenover de dwingende noodzakelijkheid om zoo spoedig en zoo veel mogelijk te produceeren staan dus krachtige, de productie belemmerende factoren en deze staat van zaken heeft de staatslieden die de leiding van Europa's lot in handen genomen hebben tot spoed aangezet. Zonder vrede - zoo hebben zij geredeneerd - is de opheffing der blokkade onmogelijk; zonder opheffing der blokkade gaat Duitschland te gronde en wordt overgeleverd aan anarchie, hetgeen voor jaren het herstel van een normalen toestand in Europa en daarbuiten onmogelijk maakt, nog afgezien van de kans dat de anarchie zich ook over de overwinnaarslanden uitbreidt, een kans die grooter wordt naarmate het herstel der oude verkeersbetrekkingen langer uitblijft. Dus was het noodig, met den grootsten spoed den vrede tot stand te brengen en dit heeft er toe geleid dat het vredesverdrag wordt in elkander gezet met zulk een spoed dat de degelijkheid van het werk er wel onder moet lijden. Tusschen 13 Maart, den dag waarop Wilson in Frankrijk terugkeerde, en den 21en, den datum vastgesteld voor Lloyd George's vertrek naar Londen waar zijn aanwezigheid vereischt werd wegens de dreigende transportstaking, moesten de definitieve besluiten genomen worden, en aldus had de Britsche premier alle reden om den Amerikaanschen president bij zijn aankomst in het hotel op te wachten ten einde geen minuut te verliezen. Desondanks bleek de termijn te kort gekozen en slaagde men - zelfs in onzen tijd van vlieg- en schrijfmachines - er niet in, binnen negen dagen een nog niet volkomen voorbereid vredes-verdrag inclusief volkerenbonds-overeenkomst ter beëindiging van een oorlog | |
[pagina 110]
| |
waarin meer dan twintig staten betrokken waren geweest, af te leveren, en Lloyd George moest een verlof van veertien dagen vragen. Volgens de - tot dusver - jongste berichten verwacht men niettemin den 29en dezer gereed te komen...... tenzij de verkeersstaking in Engeland uitbreekt en het plan in duigen doet vallen, of de gebeurtenissen in Hongarije en Oostenrijk zoo ingrijpende wijzigingen eischen, dat de termijn opnieuw verlengd moet worden. Het spreekt vanzelf dat wij van een vredesverdrag dat op deze wijze tot stand komt niet al te groote illusies mogen koesteren. Het aantal vraagstukken die onoplosbaar schijnen en toch opgelost moeten worden, is legio, en het is ondenkbaar, dat bij den spoed waarmee gewerkt moet worden en de moeilijkheden waarmede de diplomaten ook in eigen land te kampen hebben, werk tot stand komt dat de eeuwen zal trotseeren. Het zal daarom wel niet anders kunnen, of dit verdrag heeft een eenigszins voorloopig karakter, d.w.z. het geeft een voorloopige oplossing voor allerlei vraagstukken die eerst na verloop van tijd kunnen rijpen, een oplossing die later verbeterd moet worden. Een volledig vredesverdrag zal het dan niet zijn, hoogstens een grondslag voor een nieuwe politieke ordening der verhoudingen in ons werelddeel. De eerste en meest dringende eisch van 't oogenblik is dat de vrede hersteld wordt, dat de oorlogstoestand ophoudt te bestaan en het verkeer tusschen de oorlogvoerende landen wordt hersteld. Als dit wordt bereikt en daarnaast het verdrag zelf de, vreedzame, wijze bepaalt waarop de thans voorloopig opgeloste moeilijkheden definitief geregeld kunnen worden, dan voldoet het aan de eischen die wij op dit oogenblik kunnen stellen.
* * *
Dat het spoedige herstel van 't verkeer tusschen de oorlogvoerende landen de allereerste eisch des tijds is, het spreekt zoo vanzelf dat wij er niet over behoeven uit | |
[pagina 111]
| |
te wijden. Toch is dit pas in de laatste weken tot de Entente-volkeren doorgedrongen en deze wijziging in den geest der overwinnaars is misschien wel de belangrijkste en zeker de meest verheugende gebeurtenis van de maand die achter ons ligt. Tot dusver was de overwinningsroes nog dermate vaardig over de Ententevolkeren en waren haat en afschuw tegenover den vijand nog zoo hevig dat aan een vreedzame samenleving met den vijand niet werd gedacht. In Frankrijk het sterkst, maar ook in Engeland en Amerika, werd de Duitsche revolutie beschouwd, half als een comedie-vertooning, half als een verdiende straf, maar in geen geval als een reden om de Duitschers anders te beschouwen of te behandelen dan men gedaan zou hebben wanneer Keizer Wilhelm nog op zijn troon zetelde. Totdat het ernstige Spartacus-oproer van begin Maart en de massa-staking die de constituante in Weimar van de omgeving isoleerde, de oogen opende voor den waren toestand. Natuurlijk was het geen medelijden met het zwaar beproefde Duitsche volk, geen vertrouwen ook in het nieuwe regime, dat de verandering der zienswijze bracht en voor het eerst geloof deed hechten aan de onrustbarende berichten uit Duitschland, maar het was de zeer zelfzuchtige overweging, dat als de zaken in Duitschland nu eens werkelijk finaal spaak liepen, als Duitschland den weg van Rusland opging, er op den verslagen vijand niets te verhalen zou zijn. Want nu eerst dringt het langzaam aan door tot den geest der overwinnaars, dat de Duitschers bezwaarlijk de vele milliarden schadeloosstelling zullen opbrengen die men van hen eischt, als men het land eerst overlevert aan de anarchie, die zich daar Spartacisme noemt. Voor ons, neutralen, was dit van den aanvang af duidelijk en wij begrepen daardoor de taktiek der Entente niet goed, die bij elke vernieuwing der wapenstilstandsvoorwaarden nieuwe eischen stelde aan Duitschland, waardoor de productie nog meer aan banden gelegd moest worden, de honger nog feller moest nijpen en de anarchie nieuw voedsel vinden. Maar ongetwijfeld was | |
[pagina 112]
| |
het de nog immer voortwerkende en zoo zeer verklaarbare oorlogspsychose die deze politiek ingaf: Duitschland moest weerloos gemaakt worden omdat men niet vertrouwde dat het al weerloos wàs. Enkele weken geleden nog maar bood het 't hoofd aan den geweldigen druk der Entente-legers, en al scheen het nu van zijn kracht beroofd, men moest goed oppassen, dat het neergeslagen ondier niet weer opsprong en zich op zijn belagers wierp. Daarom moesten bij elke wapenstilstands-overeenkomst de voorwaarden verscherpt worden, zóó dat het ondier bijkans verstikt werd. Tot opeens bleek dat het in waarheid lag te zieltogen. Het eerst is deze overtuiging doorgedrongen tot de Engelsche staatslieden en staathuishoudkundigen en zij heeft gelukkig spoedig geleid tot de onderhandelingen in Brussel en Rotterdam, met het doel Duitschland van voedsel te voorzien. Men kent den afloop: Duitschland geeft zijn trotsche handelsvloot af tegen de belofte van voedsel tot den volgenden oogst...... althans als de Duitsche zeelieden het uitvaren der schepen niet beletten. Gelukt het inderdaad voedsel aan Duitschland en andere Midden-Europeesche landen te brengen, dan is daarmee een belangrijke stap gedaan tot het herstel van een bevredigenden toestand. Niet alleen omdat meer voedsel voor het Duitsche volk de regeering daar en de orde-partijen sterker maakt tegenover de anarchie, maar vooral ook omdat invoer van levensmiddelen op den duur onmogelijk zal zijn zonder uitvoer van andere producten uit Duitschland, m.a.w. omdat invoer van voedsel in Duitschland de herleving van de sinds den oorlog stilliggende Duitsche export-industrie noodig maakt. Duitschland moet milliarden schadeloosstelling opbrengen, en daar het reeds bezwaard is met een eveneens milliarden-groote oorlogsschuld, belooft het een uitermate weinig soliede schuldenaar te worden. Desondanks eischt nu niet slechts de menschelijkheid maar ook het eigenbelang der Entente de levering van groote | |
[pagina 113]
| |
hoeveelheden kostbaren mondvoorraad aan dezen dubieuzen debiteur en omdat men bezwaarlijk den koopprijs op de enorme debet-rekening schrijven kan, moet er gezorgd worden voor betaling in natura. En hoe, anders dan door de Duitsche export-industrie te doen herleven, is die te verkrijgen? Zoo is het gekomen dat er in Rotterdam onderhandeld is en nog immer onderhandeld wordt over levering van Duitsche producten aan de Entente, en ziedaar nu een groote voldoening voor die weinigen in de Entente-landen, die gedurende al de oorlogsjaren hebben volgehouden dat afsnijding der Duitschers van het wereldverkeer een onmogelijkheid zou blijken: nog eer de vrede daar is moeten de overwinnaars zelf helpen om de Duitsche industrie weer op de been te brengen, welker vernieling zoo velen in de Entente-landen tot vreugd is geweest! Dit echter is wel een der moeilijkste problemen waarvoor de overwinnaars zich gesteld zien, en wij wachten met spanning af hoe zij de oplossing zullen vinden: Duitschland moet betalen, ‘tot den laatsten stuiver dien het betalen kan’ de schade die het aangericht heeft en de oorlogskosten der Entente en men noemt fabelachtige sommen die geëischt zullen worden, honderden van milliarden. Maar hoe die betaald kunnen worden? Niet in goud, dat Duitschland immers niet in noemenswaardige hoeveelheid bezit. Dus in goederen en diensten, en daarvoor is het noodig de Duitsche industrie tot sterken bloei te laten komen, welker concurrentie men in Frankrijk, dat zelf industrieel half lam geslagen is, ten zeerste ducht. Hoe hier een oplossing te vinden, waardoor het eigenbelang in alle richtingen wordt gediend? In Parijs confereert men daarover ijverig.
* * *
Soortgelijke moeilijkheden ontmoeten de geassocieerden bij de regeling van het Duitsche militaire vraagstuk: juist als bij het economische is hier het doel, den ver- | |
[pagina 114]
| |
slagene volkomen weerloos te maken, want nog minder dan een concurrent op economisch gebied, mag hij een gevaar voor de veiligheid van West-Europa blijven. Hier heeft men een eenvoudige oplossing meenen te vinden door Duitschland kortweg te verbieden een gewapende macht te onderhouden, want het vrijwilligersleger van 100000 man dat ter bewaring van de orde onderhouden zal mogen worden heeft natuurlijk geen beteekenis voor een natie van zestig millioen zielen. Evenwel, dat hiermee inderdaad een oplossing der moeilijkheid gevonden zou zijn, de Entente-diplomaten zullen zich moeilijk met die verwachting kunnen vleien. Met 100000 man kan een Duitsche regeering niet eenmaal de Spartacus-beweging de baas blijven en als bij een oproer in het binnenland zich een Russische aanval uit het Oosten mocht voegen, dan zou Duitschland weerloos aan zijn vijanden overgeleverd zijn. Over het gevaar van zulk een Russischen aanval leest men namelijk telkens in Duitsche berichten en aan Entente-zijde schijnt men aan te nemen, dat die berichten verzonnen zijn met het doel de Entente te bewegen Duitschland een grooter leger op de been te laten houden. Wie echter verneemt, dat de Bolsjewiki nu al weer de Oekrajine in hun macht gekregen hebben, en dat Lenin c.s. den heiligen oorlog van het communisme tegen de geheele wereld prediken, die kan moeilijk aannemen dat het gevaar waarvoor men in Duitschland beducht is denkbeeldig zou zijn, en het zou weleens kunnen wezen, dat de Entente-volkeren, juist als in zake den honger en het Spartacisme in Duitschland, te laat tot de ontdekking kwamen, dat de Duitsche vrees voor een directen Russischen aanval gegrond is geweestGa naar voetnoot1). En als Duitschland dan inderdaad den aanval moet keeren met een leger van 100000 man, terwijl in het binnenland de Spartacisten | |
[pagina 115]
| |
natuurlijk niet stil blijven zitten, dan hoeft aan den afloop niet getwijfeld te worden en de gevolgen kunnen dan ook voor de West-Europeesche naties zeer ernstig zijn. Het is ondenkbaar dat men in de geassocieerde landen dit gevaar niet zou zien, althans bij diplomaten zou het van ongelooflijke lichtzinnigheid getuigen als zij er geen rekening mee hielden. Lloyd George en Lansing hebben er trouwens ondubbelzinnig voor gewaarschuwdGa naar voetnoot1) en derhalve stilzwijgend erkend, dat als men Russische Bolsjewisten-legers toestaat zich op Duitschland te werpen, het gevaar voor het Westen uitermate ernstig wordt. Duitschland is de natuurlijke dam tegen oostersche gevaren voor Europa. Dit weet men in Ententekringen en desondanks wil men Duitschland weerloos maken. Waarom? Het moet zijn: omdat men het directe Duitsche gevaar nog ernstiger acht dan het indirecte Bolsjewistische. Worden dan tegen dit laatste geen maatregelen genomen? Misschien hangen de plannen welke men ten aanzien van Polen koestert daarmee samen; misschien wil men het herboren Poolsche koninkrijk de rol van borstwering tegen opdringende Russische horden laten vervullen en op deze wijze West-Europa laten beveiligen tegelijkertijd tegen het Russische en het Duitsche gevaar. Maar niemand zal zich ontveinzen dat dit een uiterst gewaagd plan is, want wie zal zeggen of het nieuwe Poolsche rijk, dat op 't oogenblik sterk schijnt, nu het door de Entente aan alle kanten gesteund wordt, levensvatbaar zal blijken, als het aan zichzelf overgelaten wordt? Ook al geeft men het de bijna zuiver Duitsche stad Dantzig (het Fransche plan, naar het schijnt) of vestigt ten behoeve van Polen een ‘servituut van uitweg naar de zee’ (plan Lloyd George). En vooral welke waarborg is er, dat dit nieuwe Poolsche rijk niet heel spoedig zelf door Bolsjewisme aangetast zal worden? | |
[pagina 116]
| |
O, het is zeer goed te begrijpen dat de geassocieerden huiverig zijn om Duitschland toe te staan weer een leger van eenige beteekenis te vormen, vooral nu Engeland uitermate verlangend is om zijn dienstplicht af te schaffen en het ook de andere continentale landen daartoe poogt te bewegen (welk een zegen zou dat zijn!) terwijl men nog zoo kort geleden den gruwel van het Duitsche militarisme aan den lijve gevoeld heeft. De vraag is echter of men hier niet wat al te ver gaat met de weerloosheid van Duitschland tegenover het Westen, de eigen veiligheid niet in groot gevaar brengt door het eveneens krachteloos te maken tegenover het Oosten.
* * *
De politiek der geassocieerden tegenover Rusland is trouwens over 't geheel zeer onvast. Het is geen politiek van onthouding, maar ook geen van inmenging. Het eerste niet, want een Entente-leger voert strijd aan het Moerman-front en een ander vecht in het Zuiden des rijks, terwijl in Siberië een Japansche strijdmacht op de been gehouden wordt. Toch is het ook geen politiek van inmenging, want men blijtf angstvallig aan de randen van het Russische rijk en laat Lenin en Trotsky ongehinderd in het binnenland hun schrikbewind uitoefenen over allen die op steun van de Entente gehoopt hadden. Het gevolg is een steeds wassende macht van de Bolsjewisten en een steeds dieper zinken van het land in den afgrond der anarchie. En niettegenstaande de Fransche en Britsche pers bij herhaling geschreven heeft, dat van al de mooie toekomstplannen niet veel zal kunnen komen als Rusland niet bevrijd wordt van den Bolsjewistischen terreur, zijn de Entente-diplomaten toch eer tot onthouding dan tot inmenging geneigd. Lloyd George heeft de reden openlijk erkend: zij kunnen niet anders. Voor doeltreffende inmenging in de Russische aangelegenheden zou een groot leger noodig zijn en er is geen van de geallieerden die dit er voor over heeft, omdat de Entente-volkeren genoeg van het vechten | |
[pagina 117]
| |
hebben en niet tot een tocht naar Rusland te krijgen zouden zijn. Zij wilden wel tegen de Duitschers vechten, niet tegen de Russen. Dus onthouding, uitgezonderd dan die enkele duizenden mannen aan de randen van het rijk; en verder rekent men er blijkbaar op dat na verloop van tijd vanzelf de anarchie een einde zal nemen. Helaas zijn er nog zeer weinig teekenen, dat het dien kant uitgaat. Ongetwijfeld zou er een krachtig middel bestaan om ook aan dit gevaar het hoofd te bieden: samenwerking tusschen de Entente en de verslagen vijanden tegen de anarchie. Zij zou logisch zijn en vermoedelijk afdoende. Het Bolsjewisme bedreigt Duitschland zoowel als West-Europa; wat zou dus meer voor de hand liggen dan aaneensluiting tegen het gemeenschappelijk gevaar? Edoch, samenwerking met den zoo fel gehaten vijand van gisteren, een samenwerking die misschien zou moeten leiden tot het schouder aan schouder samen strijden, daartoe kunnen de Entente-volkeren voorhands zeker nog niet komen. Het behoeft geen betoog dat het gevaar voor wereldanarchie nog vergroot wordt door de stakingskoorts die zich van West-Europa heeft meester gemaakt en ook Amerika bedreigt. Terwijl dit geschreven wordt is het nog onzeker of in Engeland de ernstigste staking zal uitbreken die men zich denken kan: de staking van mijnwerkers, transport-arbeiders en metaalbewerkers, een staking die industrie, handel en verkeer zou verlammen en Engeland beletten zou zijn opbouw-werk voort te zetten. Over het al of niet bestaan van een goed recht voor deze staking zij hier niet gesproken: het spreekt zoozeer van zelf dat de arbeiders der oorlogvoerende landen pogen in een beter materieel bestaan dan zij vroeger hadden, vergoeding te vinden voor de vier jaar oorlogs-ellende en dat zij het stakingsmiddel toepassen om dit af te dwingen, dat de stakingskoorts wel beschouwd kan worden als een natuur-verschijnsel, even logisch volgende op den oorlog als een vloedgolf | |
[pagina 118]
| |
volgt op den storm. Ik constateer slechts dat als het de Engelache regeering niet gelukt om door overleg of door andere middelen de staking te voorkomen of te bezweren, het opbouw-werk voor weken, maanden wellicht vertraagd zal worden. De vrede zal er om uitgesteld moeten worden, Duitschland's voedselvoorziening zal wellicht onmogelijk zijn, Spartacus zal aan macht winnen op de regeering in Berlijn,...... kortom de machten der vernieling zullen ermee versterkt worden tegenover de opbouwende en de ellende en verwarring waarin de menschheid sedert jaren leeft, zullen erdoor verlengd en verzwaard worden.
* * *
Ik herhaal wat ik aan den aanvang schreef: het heden is nog zorgelijk al is de vrede in aantocht en het kost soms moeite om met moed de toekomst tegemoet te zien. Hoe zou het anders kunnen zijn na een vernielingsproces van vier jaar! Ten slotte moet echter ook aan de verwarring van thans een eind komen en zal het menschdom zijn evenwicht terugvinden, al is het dan na schokken die voor het individu fataal kunnen zijn.
Groningen, 25 Maart 1919. |
|