| |
| |
| |
Aanteekeningen op de wereldgebeurtenissen
Door Mr. J.C. van Oven.
VIII.
Het einde.
Toen den 11en November des morgens om elf uur de wapenstilstands-overeenkomst in werking trad en de vijandelijkheden gestaakt werden, was de oorlog geëindigd. Wel zullen er ongetwijfeld nog vele maanden voorbijgaan eer het laatste vredesverdrag geratificeerd is, want eer het zoover is moet een nieuwe wereldorde gerezen zijn uit den chaos waarin vier jaar oorlog Europa gestort hebben, en zonder nieuwe schokken zal zich dit proces wel niet voltrekken, maar desondanks kan er geen twijfel bestaan of met den wapenstilstand is de wereldoorlog ten einde gekomen.
Hiermee is dan het doel bereikt waarnaar de Entente gestreefd heeft, onafgebroken, sedert den eersten Augustus 1914, waaraan zij heeft vastgehouden vier lang, in vooren tegenspoed: het zwaard niet neer te leggen voordat de overwinning behaald was. Geen schikking, geen overleg, geen onderhandelingen heeft zij gewenscht voordat dit was bereikt; zeker wilde zij zijn, dat als eenmaal de wapenen rustten, de vijandelijkheden niet heropend zouden worden, en daarvoor was het noodig den vijand finaal te
| |
| |
verslaan eer aan wapenstand, onderhandelen of vrede gedacht mocht worden. Want al het andere zou verslapping gebracht, de kans op de overwinning verminderd hebben.
De Entente-taktiek heeft gezegevierd, doordat het vijandelijke blok afbrokkelde, uiteenviel en ten slotte de sterkste vijand neerstortte toen de zekerheid van de volslagen nederlag bleek. En zoo is het einde gekomen, keer op keer voorspeld, in duizenden pers-artikelen en honderden redevoeringen, het einde, dat wij, die de enorme kracht der Duitsche organisatie en van het Duitsche intellect van nabij kenden, niet mogelijk hebben geacht, en waarnaar wij ook niet hebben verlangd, omdat wij geloofd hebben dat een vrede door overleg beter dan een overwinningsvrede den grondslag kon leggen voor de toekomst-wereldorde waarin de oorlog anachronisme zal zijn. Het is anders uitgekomen en wij kunnen niet anders dan innig hopen, dat wij ons vergist hebben, niet alleen in de machtsverhouding, maar ook in de praemisse waarvan wij uitgingen, en dat de vrede die nu door de overwinnende geassocieerden zal worden opgelegd aan de bloedende wereld, leiden zal tot de toekomst welke wij verwacht hadden van den vrede zonder overwinning.
Evenwel, nu wij voor het voldongen feit van de Duitsche nederlaag staan, de zegepraal van het Entente-imperialisme, nu mag onze vrees dat zij niet leiden zal tot een betere wereldorde, onze dankbaarheid niet verdringen voor hetgeen ook door dit einde is tot stand gebracht. Ten eerste omdat het nu uit is, omdat de georganiseerde, wreedaardige moord en verminking van millioenen, het matelooze lijden en de onbeschrijflijke ontberingen, de zinnelooze vernieling van wat de natuur en wat vlijtige handen hebben voortgebracht, tot het verleden behooren. Ten tweede, omdat het niet de àndere partij is geweest die de overwinning behaalde; omdat niet de sombere kaste der feodale Oost-Pruisische baronnen Europa regeeren zal. En dit laatste treft ons volk in de allereerste plaats, dat immers bij een Duitsch-Pruisische overwinning onder welken vorm dan ook den noodlottigen invloed van de almacht der
| |
| |
Tirpitz-bent op het Europeesche vasteland ondergaan zou hebben.
De oorlog is uit; ons land is vrij gebleven van den gruwel; ons volk heeft zijn onafhankelijkheid bewaard en de bedreiging van het Duitsche militarisme is geweken, waarschijnlijk voor eeuwig! Dankbaarheid voor zooveel zegen mag voor het oogenblik alle andere gevoelens verdringen.
Zoo ontstellend snel heeft de Duitsche nederlaag zich voltrokken, dat we ons nog geweld moeten aandoen om ons erin te denken. En als wij een blik werpen over hetgeen zich in de laatste weken afgespeeld heeft, dan vragen wij ons met eenige verbazing af: wat is het geweest dat daar het reusachtig sterke Duitschland, de rots waarop de Centrale wereld gebouwd was, weerloos heeft overgeleverd aan zijn vijanden? Want het was als het ineenstorten van een gebouw: eerst valt een steen, dan een stuk muur en dan opeens met oorverdoovend gekraak heel het bouwwerk. Zoo begon het hier toen in de laatste Septemberdagen Bulgarije om vrede vroeg, zich gewonnen gaf. Had het Centrale blok zonder Bulgarije den strijd niet kunnen volhouden? Natuurlijk had 't dit gekund, als het innerlijk nog sterk geweest was, maar de afval van Bulgarije was reeds een symptoom van het verval, het was de eerste steen die afbrokkelde van het innerlijk bouwvallige, uiterlijk nog sterke gebouw. En dat zij die in Duitschland het best op de hoogte waren van den toestand het zoo begrepen, is dezer dagen bewezen toen bekend werd, dat Ludendorff zelf na het afvallig worden van Bulgarije tot het wapenstilstands-aanbod geraden heeft. Maar begrijpelijk is, dat ook dit het noodlot niet meer kon afwenden, toen inderdaad het gebouw innerlijk bouwvallig geworden was. En dit bleek spoedig, want in steeds versneld tempo naderde de ondergang, en terwijl Wilson en Prins Max over den wapenstilstand onderhandelden, viel stuk voor stuk het Centrale blok uiteen. Eerst de afscheiding van Tsjechisch Boheme uit het verband der Donau-monarchie, toen de omwenteling in Hongarije, de stichting van den
| |
| |
Duitsch-Oostenrijkschen staat, van de Zuid-Slavische republiek, kortom het in weinig dagen uiteenvallen van het rijk der Habsburgers, met het gevolg dat op het onverwachtst in Weenen nog wel een keizerlijke regeering zetelde, maar geregeerde landen niet meer bestonden. Slechts voor het sluiten van een afzonderlijken wapenstilstand was die keizerlijke regeering zonder macht nog te gebruiken, want aan welk bevel uit Weenen het leger aan het front ook weerstand mocht hebben geboden, zeker niet aan dat om de wapens neer te leggen en zich op weg naar huis te begeven.
Zoo stond Duitschland alleen, verlaten door al zijn lotgenooten op het oogenblik dat zijn vijanden, na vermoedelijk met opzet lang talmen, de drukkende wapenstilstands-voorwaarden vaststelden. En ziedaar het oogenblik, dat het schijnbaar rotssterke gebouw ineenstortte. Tusschen het uitbreken van de muiterij in Kiel en de volledige triomf van de Duitsche revolutie over het geheele front - de afstand en vlucht van den Keizer, de uitroeping van de Beiersche volks-republiek, de overneming van de regeering door de socialisten en de aanvaarding van den wapenstilstand - ligt een tijdperk van slechts vijf dagen. Tusschen Dinsdag vijf November en Zondag den tienden was Duitschland van een half-autocratisch keizerrijk, oorlogvoerend tegen een wereld van vijanden, veranderd in een socialistische republiek, weerloos overgeleverd aan 's vijands genade of ongenâ.
Ziedaar de uiterlijke gebeurtenissen. Wat was de innerlijke kracht die ze verwekte? De lichamelijke en moreele uitputting van de Centrale volkeren, het gebrek aan munitie en ander oorlogstuig, zijn slechts symptomen. De ware oorzaak is geweest: de numerieke overmacht van den vijand, het domme getal. Waarlijk, het is zoo eenvoudig en banaal als een rekensom voor de lagere school. Het Centrale blok dat numeriek juist sterk genoeg is om gedurende de eerste twee à drie oorlogsjaren stand te houden tegen de Entente, komt een oogenblik in de meerderheid als Rusland uitvalt; het werpt zich op het front in het
| |
| |
zuiden en het westen en toont zich daar eenige maanden lang volstrekt de meerdere, weet bijkans een beslissende overwinning te bevechten. Maar dan worden de Ententeverliezen aangevuld door Amerikaansche troepen, die na een jaar oefening bij duizenden beginnen te verschijnen en zoo slaat, onder dien steeds wassenden Amerikaanschen vloed, de weegschaal over en komen de Duitschers in de minderheid, zonder een schijn van hoop dat het ooit weer anders zal worden. Men hoeft niet de superioriteit van Foch's genie boven dat van Hindenburg aan te nemen om deze gebeurtenissen te verklaren: de verhoudingscijfers van mannen, mitrailleurs, vliegtuigen en tanks verklaren àlles. En dat, gegeven eenmaal deze omstandigheden, de moed aan Centralen kant gezakt is en dit de nederlaag heeft verhaast, daaraan behoeft men niet te twijfelen, maar ook dit is een gevolg meer dan een oorzaak. Tegen de Nieuwe Wereld, zich scharend aan de zijde van de helft der Oude, was het Centrale blok niet bestand, en tegenover de zekerheid van de nederlaag stortte het ineen, figuurlijk en letterlijk.
* * *
Met het einde van den oorlog is nog niet de rust in de wereld teruggekeerd en wij weten het nu allen wel, dat het leven van den tijd vóór Augustus 1914 nooit zal weerkeeren. Misschien gaan we een betere orde van zaken tegemoet dan die van vroeger, wellicht een nog minder volmaakte, maar een andere zal het wezen en het tijdperk van overgang zal fel bewogen en vol schokken zijn. Voor talloozen is ook het oorlogsleed nog niet ten einde, ja als men in deze dagen de berichten uit Midden-Europa leest krijgt men den indruk dat het voor de volkeren daar nog pas goed begint. Het ineengestorte Centrale gebouw lijkt nu wel een brandende puinhoop en het gevaar dat vandaar de vlammen zullen overslaan op de behouden gebleven huizen der buurlieden hebben wij reeds aan den lijve ondervonden. Het lijkt ook wél op iets als een natuurwet, dat de epidemie van revolutie en Bolsjewisme niet kan stand
| |
| |
houden bij de kunstmatige landsgrenzen en dat ook de neutrale naties zoowel als de overwinnende volkeren aan deze oorlogsgevolgen zullen moeten gelooven, evengoed als zij allen het distributie-verschijnsel hebben moeten ondergaan. Evenwel, natuurwetten hebben in maatschappelijke zaken nimmer algemeene gelding en er zijn in dit geval factoren genoeg aan te wijzen die de werking van de revolutie-epidemie te niet kunnen doen. Tot dusver heeft de revolutie zich dan toch nog beperkt tot de vroeger autocratisch geregeerde landen die de nederlaag geleden hebben: de verslagen keizerrijken Rusland, Oostenrijk-Hongarije en Duitschland. In Rusland was het eerst de voedselnood nijpend, brak het eerst de nederlaag den moed om door te vechten, was ook de revolutionnaire spanning vóór den oorlog verreweg het felst, en het is dus geen wonder dat daar het eerst de revolutie tot uitbarsting kwam en overging in bolsjewisme en anarchie. En even natuurlijk is het dat zij volgde in Oostenrijk-Hongarije en Duitschland toen ook daar de nederlaag onontkomelijk bleek en tot de breede lagen der bevolking de overtuiging doordrong, dat het avontuur waarin de leiders haar gestort hadden, mislukt was en zij een tijdperk van ellende tegemoet ging. Want niemand twijfelt er aan of in geval van een overwinning der Duitsche wapenen, zou er daar van omwenteling geen sprake geweest zijn: Men denke maar aan den tijd van Brest Litowsk, toen de voorspoed op het slagveld de reactie aan het roer bracht en ook de socialisten nauwelijks tegen den stroom durfden oproeien. Indien het in de maanden daarop goed was gegaan aan het westelijk front, zou dan die stroom gekeerd zijn? Ongetwijfeld neen; van de beloofde hervormingen had men een miniem deel ingevoerd, het Pruisische kiesrecht en het Heerenhuis waren een weinig hervormd, en als het leger terugkwam zou Ludendorff met gejuich zijn begroet en de mannen zouden braaf aan den arbeid getogen zijn voor de uitbreiding van Duitschland's
imperialistische macht, zonder dat men aan revolutie had gedacht.
Zal het nu anders gaan in de landen die de over- | |
| |
winning behaald hebben? Mij dunkt, geen enkele van de voorwaarden die in Rusland, Oostenrijk-Hongarije en Duitschland tot de revolutie geleid hebben, is daar aanwezig. Er heerschte geen tyrannie of autocratie vóór den oorlog. Economisch verkeerden de Fransche en Engelsche volkeren wellicht onder precies dezelfde omstandigheden als het Duitsche en evengoed als dit zijn zij in den oorlog gevoerd ter wille van het imperialisme der leiders, maar de politieke onafhankelijkheid heeft tot gevolg dat de verhouding daar volstrekt anders is dan ze in de verslagen keizerrijken geweest is. Hier bestaat althans de meening dat de volkeren zichzelf regeeren en dat als zij in den oorlog gegaan zijn, dit is geschied uit eigen wil, omdat de vijand hun vreedzame ontwikkeling kwam storen door zijn onverhoedschen overval. Ook de voedingsmoeilijkheden in Engeland en Frankrijk zijn niet te vergelijken met die in Midden-Europa en eindelijk ontbreekt er de hoofdoorzaak van de revolutie in Rusland, Oostenrijk en Duitschland: de nederlaag. Reden genoeg om het waarschijnlijk te achten, dat de revolutie voorloopig buiten de grenzen van de overwinnende landen zal blijven, en al zullen er zeker pogingen in het werk gesteld worden om haar ook daarheen over te brengen, vermoedelijk zal de overwinning het best denkbare serum blijken tegen de gevaarlijke epidemie.
Hoe volkomen verschillend staat ook de regeering van Clemenceau of van Lloyd George tegenover eventueele revolutie-pogingen als die van den Tsaar, Keizer Wilhelm en Keizer Karel! Hun politiek van vier jaren is door de feiten gerechtvaardigd; hun volhouden, hun vasthouden aan het overwinningsideaal, dikwijls op oogenblikken dat er geen uitkomst mogelijk scheen, hun tyranniek neerdrukken van elke pacifistische beweging... het is alles met het schoonste succes bekroond, want de overwinning, die als loon voor alle offers beloofd werd, is behaald. Laat er nu mannen komen en pogen hun gezag omver te werpen, zal dan de menigte meegaan? Wie kan het gelooven! De leiders die de overwinning hebben gemaakt zullen beschouwd worden als de besten om voor te gaan bij het
| |
| |
binnenhalen van den oogst en zoo scherpzinnig is de openbare meening wel, dat zij begrijpt de behaalde voordeelen te zullen verspelen door overplanting van bolsjewisme en de noodzakelijk daarmee gepaard gaande anarchie naar de landen der Entente. Leiders en openbare meening zullen hoogstwaarschijnlijk eens van zin meenen, dat het tijdstip niet gekomen is om in Londen en Parijs het voorbeeld van Petersburg en Berlijn na te volgen.
* * *
Het groote probleem van de toekomst schijnt dan ook niet zoo zeer de strijd tusschen kapitalisme en socialisme in de Entente-landen, als wel de vraag of in Midden-Europa en Rusland het laatste zal kunnen blijven heerschen en tot een nieuwe orde leiden terwijl overigens de wereld kapitalistisch blijft als ze was. Wat Rusland betreft schijnt deze vraag reeds in ontkennenden zin beantwoord te zijn, want sinds een jaar bestaat daar nu de socialistische republiek, maar van een nieuwe orde is nog niets te bespeuren, integendeel stijgt, indien de berichten ook maar eenigszins juist zijn, de ellende er met den dag. Maar Duitschland? Het Duitsche volk staat voor de zwaarste taak die ooit aan een volk werd opgelegd. Deze militair gedisciplineerde natie, grootgebracht onder den glans van een overwinnings-oorlog, en gewend te leven onder staatsinstellingen gebaseerd op een militaristisch-feodalen geest, moet daar opeens zijn gansche verleden verloochenen, leven onder een regime dat in nog geen land te wereld verwezenlijkt is, een politieke en een economische omwenteling tegelijk doormaken en tevens nog de verpletterende voorwaarden nakomen die bij den wapenstilstand opgelegd zijn en waarbij straks zich nieuwe zullen voegen als er vrede gesloten wordt. Waarlijk dit gaat boven menschelijke kracht en de wanhoopskreten die Solff en Erzberger door de lucht zenden, zijn klaarblijkelijk geheel oprecht gemeend. Hier de ontwikkeling langs lijnen van geleidelijkheid te voeren is geen mensch ter wereld gegeven en als er dan ook al iets gebleken is uit den stroom van berichten dien wij dagelijks uit het
| |
| |
oosten ontvangen, dan is het dat inderdaad van leiding geen sprake is en dat het slechts aan de ingeboren behoefte aan orde die het Duitsche volk bezit, te danken is wanneer alles tot dusver nog zonder hevige botsingen zich voltrokken heeft.
Men kan ook moeilijk gelooven dat het zoo blijven zal! Dit hongerende volk, waarvan de mannen jaren lang in vijandelijk land gestaan hebben en nu bij millioenen in enkele weken tijds moeten terugkeeren ver binnen de oude grenzen, terwijl de organen die het vroeger met ijzeren hand leidden vervangen zijn door anderen, aan dit werk niet gewend, moet in denzelfden tijd een deel van zijn vervoermateriaal uitleveren en zorgen dat honderdduizenden krijgsgevangenen naar hun vaderland terugkeeren. Het is bijkans ondenkbaar dat dit alles volbracht kan worden in redelijk goede orde, zelfs al blijven de gematigde elementen de macht behouden en wordt er een Constituante bijeengeroepen, waarop de nieuwe regeering steunen kan.
Dus zal Duitschland den weg van Rusland opgaan? De mogelijkheid bestaat zeker, maar de noodzakelijkheid zeker niet. Het Duitsche volk verschilt in aard en geschiedenis zoo hemelsbreed van het Russische, dat gelijksoortige oorzaken zich daar volkomen anders moeten uiten dan hier. Bovendien is er nog een zeer groot verschil: Rusland was aan zichzelf overgelaten, Duitschland bevindt zich in de macht van zijn vijanden en het is voor dezen een eerste belang dat Duitschland niet den weg van Rusland opgaat. Het nieuwe Duitschland moet de rekening betalen door het oude Duitschland gemaakt en de overwinnaars zouden zich de vruchten van hun overwinning zien ontgaan als in Duitschland voor jaren de anarchie hoogtij mocht gaan vieren. De geassocieerden zullen dus alles doen om een zekere orde in Duitschland te herstellen, evenwel op zulk een wijze dat het een orde wordt die hùnne belangen dient en niet die van het Duitsche volk.
Geen twijfel, of dit alles wordt in de kabinetten van Londen en Parijs en in den raad van Versailles zorgvuldig overwogen en doelbewust wordt een gedragslijn opgesteld.
| |
| |
De weigering van voedselvoorziening in geval van wanordelijkheden wijst reeds duidelijk in die richting, de aankondiging dat geen vrede gesloten zal worden met een regeering die het Duitsche volk niet in waarheid vertegenwoordigt en de macht niet bezit om uitvoering der voorwaarden te waarborgen, eveneens. Wel schijnt de weigering om de wapenstilstands-voorwaarden te verzachten, die immers de wanorde moeten vergrooten, strijdig met het doel, maar in waarheid zal ook deze ongetwijfeld deel uitmaken van de taktiek die in het politieke hoofdkwartier is vastgesteld en die begrijpelijkerwijze niet aan de groote klok gehangen is. Waarom zoo hardnekkig aan die naar het schijnt onuitvoerbare, draconische wapenstilstandsvoorwaarden wordt vastgehouden, is nog niet volkomen duidelijk, maar zeker is dat als de dertig dagen om zijn en de voorwaarden zijn niet ten volle nagekomen, dit aan de geassocieerden gelegenheid zal geven om zich rechtsstreeks in te laten met de gebeurtenissen in Midden-Europa. Dat zij in dat geval de vijandelijkheden zullen heropenen is niet goed denkbaar, maar wel is het zeer waarschijnlijk dat hun eischen nog zullen verhoogd worden en zij hun macht over Midden-Europa nadrukkelijker zullen doen gelden.
Want wat er nu ook gebeurt in Oost- en Midden-Europa, het is duidelijk dat de Entente-leiders een gewichtig woord bij de vestiging van de nieuwe orde van zaken zullen hebben mee te spreken, en dit beantwoordt meteen de straks gestelde vraag: het is niet waarschijnlijk dat de socialistische Duitsche republiek zal kunnen bestaan in de overigens kapitalistische wereld, en wel omdat de overwinnende geassocieerden belang hebben bij het behoud van het oude economische stelsel in Europa. Mocht Duitschland er in slagen een proletarische staat te worden en te blijven, gegrondvest op socialistische productiewijze, dan zou dit een ernstig gevaar opleveren voor de leidende kringen in Engeland, Frankrijk en Amerika en het zou vermoedelijk een deel van de vruchten hunner overwinning illusoir maken. Evengoed als de geassocieerden zich, nu
| |
| |
zij het oogenblik gekomen achten, gaan inlaten met de gebeurtenissen in Rusland, zullen zij dit in Duitschland en de andere landen van Midden- en Oost-Europa doen en zij zullen werken voor een orde van zaken, die hun kapitalistische, imperialistische belangen dient. Want laten wij het nooit vergeten: al is het waar dat deze oorlog ontketend is door de Duitsch-imperialistischen drang naar machts-expansie waartegen zich de Entente-groep in zelfverdediging opwierp, haar oorlogsdoel was evengoed imperialistisch, al was het dan van defensieven aard omdat zij veel te beschermen, weinig te veroveren had. En zoo heeft zij wel belang bij den terugkeer van een geregelden toestand in Midden-Europa en het Oosten, maar evengoed brengt haar belang mee dat voorgoed onmogelijk wordt gemaakt een aaneensluiting van Midden-Europeesche volkeren waaruit opnieuw een machtige concurrent zou kunnen groeien der groote Amerikaansche, Engelsche, Fransche en Italiaausche imperialismen. Dus is het zeer goed mogelijk dat men het ontbindingsproces nog wat langer laat voortwoekeren, met het doel een einde te maken aan de Duitsche rijkseenheid en te voorkomen dat door aaneensluiting van alle Duitsch-sprekende volkeren (Oostenrijk inbegrepen) er zich opnieuw een machtig blok vormt op het vasteland van Europa.
Een dergelijke taktiek zou zekerlijk niet bijster idealistisch wezen, maar inderdaad moeten wij ons erop voorbereiden dat bij de schepping van de nieuwe wereldorde het idealisme sterk met materialisme gemengd zal zijn. En wij weten hoe de Angel-Saksische volkeren de gave bezitten beide te goeder trouw te vereenigen. Frankrijk heeft oorlog gevoerd omdat het aangevallen werd, maar zal nu het de overwinning behaalde, zeker niet versmaden zijn grondgebied uit te breiden, niet alleen met de verloren provincies maar vermoedelijk ook met begeerlijke stukken gebied in Syrië. Engeland voerde oorlog om Duitschland te beletten de wereld te veroveren - ongetwijfeld was dit oprecht het hoofddoel: - maar het zal er geen bezwaar tegen hebben, de Duitsche koloniën in Afrika te voegen bij zijn
| |
| |
imperium. En deze annexaties, daar behoeft men niet aan te twijfelen, zullen verdedigd worden met een beroep op edele motieven van menschlievendheid en rechtvaardigheid. Boven dit klein gedoe zal wellicht de Amerikaansche president staan, wiens ideeële oogmerken niet betwijfeld mogen worden, maar ook hij zal een verbrokkeling van de Duitsch sprekende volkeren zeer goed kunnen vereenigen met zijn toekomst-ideaal, en hebben wij niet reeds gelezen dat zijn regeering besloten heeft voort te gaan met dreadnoughts te bouwen, natuurlijk niet tot versterking van Amerika's macht, maar alleen om te dienen tot bewaring van de orde als eenmaal de wereldbond werkelijkheid geworden zal zijn?
Laten wij er geen gekheid over maken: bij het vredescongres zullen de materieele belangen der overwinnaars dubbel en dwars behartigd worden en hun eerste zorgen zullen zijn: datgene binnen te halen waarbij zij belang hebben, een schikking te vinden tusschen hun vrienden en genooten die pogen elkander vliegen af te vangen (b.v. Italianen en Serviërs!) en in Oost- en Midden-Europa een toestand te scheppen die het mogelijk maakt dat in de eerste eeuw de overwonnen volkeren werken voor de Entente-belangen zonder dat zij zelf tot macht kunnen komen. Maar daarnaast kan eerlijk en te goeder trouw gewerkt worden voor een betere toekomst. De Ententeleer over den oorlog als strijd voor recht en vrijheid tegen het Duitsche ondier is géén huichelarij en er is maar een klein weinigje zelfbedrog noodig om haar te vereenigen met verlangens die wij, staande op een onzijdiger standpunt, baatzuchtig noemen. Dus, al pakt Frankrijk Syrië en laat Engeland Duitsch Zuid-west en Oost-Afrika voegen bij zijn Afrikaansche ‘dominions’, toch kunnen beiden ijverig medewerken bij het leggen van de grondslagen voor den volkerenbond. En misschien... misschien... wij geven de hoop niet op, zullen er in Versailles staatslieden zijn met zoo ruimen blik dat ook aan de verslagen volkeren gelegenheid gegeven wordt van hun wonden te herstellen,
| |
| |
zoodat ook zij zich eenmaal op hun plaats kunnen voelen in de nieuwe familie der volkeren.
* * *
Zooals ons volk toeschouwer is geweest bij den vierjarigen Titanenstrijd, zoo zal het ook niet direct kunnen medewerken aan den opbouw der nieuwe wereldorde. Het zal ook nu toeschouwen, maar het zal de gevolgen van den nieuwen staat van zaken ondervinden, gelijk het den invloed van den oorlog pijnlijk ondervonden heeft. Een oogenblik heeft het geschenen alsof het de gevolgen van den nieuwen tijd zooals die zich in Duitschland baanbrak reeds aanstonds ondervinden zou, alsof de vlammen van het ineengestorte en brandende Duitsche huis ook ons dak zouden aantasten. Het is een vergissing geweest: van de oorzaken die in Duitschland den brand verwekten ontbraken hier de belangrijkste en evenals in Zwitserland en in Denemarken bleek bij ons de werkelijke situatie meer gelijkenis te vertoonen met die in de Entente-landen dan met den toestand in de verslagen Midden-Europeesche rijken. En zeker zou er geen grooter dwaling mogelijk zijn dan aan te nemen dat wat in Duitschland gebeurt noodzakelijk hier navolging zou moeten vinden. Sedert meer dan vier eeuwen ontwikkelt zich ons lot onafhankelijk van dat der Duitsche volkeren en bij een diepgaand verschil in volksaard als tusschen dezen en de bewoners onzer lage landen moet elke gevolgtrekking uit gebeurtenissen daar ten aanzien van ons falen. Ongetwijfeld blijft het een weergaloos belangrijk ding, dat daar aan onze oostelijke grens de brand zoo fel woedt, edoch wij grenzen niet alleen aan Duitschland en geen natuur- noch eenige andere wet bindt het lot van onze zeevarende, koloniseerende natie aan dat der volkeren van Midden-Europa. In de ‘roode week’ van 10 tot 17 November die op zoo verrassende wijze geleid heeft tot een hernieuwing van het verbond tusschen volk en vorst, is dit duidelijk genoeg gebleken. Onze geografische ligging heeft ons in de oorlogsjaren tot op zekere hoogte economisch afhankelijk gemaakt van het
| |
| |
oosten en is oorzaak geweest dat wij sommige oorlogsverschijnselen in zeer verzachten vorm hebben doorgemaakt als Duitschland, maar met het einde van den oorlog is daaraan meteen een einde gekomen, en wij mogen hopen dat het woord van onzen premier: ‘wij gaan een tijdperk van innerlijke rust in’ bewaarheid zal worden.
Niettemin zullen we met spanning meeleven - wetend dat ook voor ons toekomstig leven daarvan zeer veel afhangt - datgene wat er in Midden- en Oost-Europa staat te gebeuren: de strijd tusschen Entente-kapitalisme en Russisch-Duitsch socialisme. Want al kunnen wij niet gelooven dat die strijd met wapenen uitgevochten zal worden, en dat, gelijk Liebknecht schijnt te verlangen, een Russisch-Duitsch rood leger zich naar den Rijn zal begeven en daar tegen de Entente vechten - het zou een te ongelijke strijd worden! - zonder meer zal toch de ontwaakte revolutiegeest zich niet neerleggen bij de macht der overwinnende geassocieerden.
Groningen, 23-26 November 1918. |
|