gelouterd. En de revolutie? Erger dan de oorlog, dan hongersnood en ellende is de burger-oorlog, is de breideloosheid, de losgelaten mensch in volkomen verwildering, en wij zien hem aankomen en wat hij reeds deed daar in het Oosten in Rusland, doet ons huiveren in afschuw, maar ook hier klampen wij ons vast aan wat de historie leert: geen revolutie duurt, een ordening zal weer groeien, hoe zij ook zijn zal.
Hoe zij ook zijn zal - hier zit de kiem van onzen angst. Zal het dan al weer een voortgang zijn van wat reeds eeuwen lang zoo stroomde: altijd anders en altijd weer het zelfde? Of zullen we een stap doen, die waarlijk de omkeer is? Als we bang zijn voor de verknechting van Duitschland, als we de revolutie vreezen, is het dan niet bovenal omdat dàn eerst recht geen eind zal zijn aan de politiek van geweld, aan de ongebonden macht van den sterkste, die zijn wil oplegt omdat het zijn wil is?
De oude onderdrukkers worden neergeworpen, maar anderen stellen zich in hun plaats, nieuwe machtsaanmatiging, nieuwe alleen met de wapenen uit te vechten botsingen dreigen: weer verscheurt de eene helft van het menschdom de andere en niets dan de wanhoop blijft. Duizenden staren naar den Amerikaanschen president; zoo één dan kan hij het onheil afwenden - nog is het mogelijk, dat hij het zal doen, dat hij het althans zal pogen, maar vast is ons vertrouwen niet meer; zal hij willen, èn - zal hij kunnen?
* * *
Op dit oogenblik klinkt een woord, een woord van een man die ons een weg wijst, die ons oproept en ons steun geeft. Het is niet een vlammend betoog geschikt om een massa in beweging te brengen, niet een rede voor een vergadering, die met een schok de aanwezigen vervult, zóo dat ze naar buiten gaan, ànders dan zij kwamen ‘verlicht’ door een nieuw licht, dat ze rond moeten dragen, waarvan ze moeten spreken, zoo luid en zoo veel als zij kunnen - niet ook een gebed, dat de hoorders onttrekt aan het aardsche en hen bòven het gebeuren voert, niet een werk van schoonheid, dat hen zoo blij maakt, dat ze al dat