| |
| |
| |
Aanteekeningen op de wereldgebeurtenissen
Door Mr. J.C. van Oven.
VII.
Het begin van het einde.
Het noodlot dat sinds 18 Juli dreigend voor Duitschland opdoemde, heeft zich in de laatste dagen van September voltrokken. Bulgarije's afval gaf den genadeslag aan den Duitschen machtsdroom en helder stond het eensklaps den ganschen wereld voor oogen: Germania had den oorlog verloren. Een maand geleden, in mijn vorige aanteekening, moest nog gevraagd worden of Duitschland het spel in waarheid verloren had, dan wel of alleen nog maar beslist was dat het dit niet weer winnen kon; maar voordat mijn woorden op de pers waren gegaan, was het antwoord gegeven: het spel is verloren. En al wat er verder is voorgevallen in de maand van ongekende spanning die achter ons ligt, het was niet anders dan de consequentie van dit onloochenbare feit; het was de eerste faze van de débâcle der Centrale mogendheden.
Waarom de afval van Bulgarije dit wereldschokkende gevolg hebben moest? Was het omdat het Bulgaarsche leger een zoo belangrijk deel uitmaakte van de weermacht der Centralen, dat zijn uitvallen de schaal ten volle deed
| |
| |
doorslaan? Natuurlijk was dit het geval niet, want al zijn de Bulgaarsche troepen een niet te onderschatten hulpmacht voor Duitschland's oorlog geweest, zij vallen in het niet vergeleken bij de millioenen die de groote bondgenooten in het veld hebben. Was het dan de afsnijding van Duitschland's en Oostenrijk's weg naar het oosten? Ongetwijfeld was dit een zeer zware slag voor de Duitsche wereldveroveraars, die den weg Berlijn - Bagdad hiermee voor goed versperd moesten zien, terwijl het ook wel niet anders kan of ten gevolge hiervan valt na langer of korter tijd de Turksche bondgenoot eveneens af, zoodat Duitschland en Oostenrijk tezamen zonder hulp tegenover de geheele wereld komen te staan. Evenwel, ook dit is nog geen voldoende grond om aan te nemen dat Duitschland den oorlog finaal verloren heeft, want ook toen de oorlog uitbrak stonden Duitschland en Oostenrijk-Hongarije getweeën, zonder Turksche of Bulgaarsche hulp, tegenover hun vijanden, die destijds bovendien nog uit het oosten kwamen opzetten vanwaar thans geen dadelijk groot gevaar meer geducht wordt. Desondanks verklaart niemand minder dan Hongarije's sterke man, Graaf Tisza, ijverig oorlogsman in de vier oorlogsjaren, ronduit ten aanhoore van de geheele wereld, dat de Centralen den oorlog verloren hebben, en moet Berlijn tegen die oprechte erkenning in verzet komen met de stuntelige bewering dat de Middenrijken Wilson's veertien punten hebben aanvaard, uitsluitend en alleen omdat zij het er mee eens zijn en in geen geval op grond van den militairen toestand. Alsof die overeenstemming met Wilson's programma ooit ontstaan zou zijn wanneer Parijs veroverd inplaats van Rijssel verloren ware!
Maar waarom dan was de Bulgaarsche afval de genadeslag voor de Midden-Rijken? Ongetwijfeld, omdat de weerstandskracht was uitgeput, in Oostenrijk-Hongarije zeker, maar in Duitschland vermoedelijk ook. Omdat de plotselinge keer van de krijgskans in Juli, volgend op de zoo hoog gespannen verwachtingen van een overwinning nog vóór den winter, te veel is geweest voor de energie en den oorlogswil der Centrale volkeren, die vier jaar lang
| |
| |
den oorlog moesten doorstaan tegen een overmacht te land en ter zee. Waarlijk er ligt niets vernederends in om in omstandigheden als deze te erkennen de zwakste te zijn en afstand te doen van alle machtsdroomen!
Zooals ik reeds zeide, de overstelpende gebeurtenissen van deze maand zijn alle zonder uitzondering consequenties van het feit dat Duitschland zijn spel verloren heeft. In militair zoowel als in politiek opzicht hebben de leiders in Berlijn zich op het standpunt van den verloren oorlog gesteld, en hun pogingen schijnen er thans nog maar alleen op gericht te zijn, de groote afrekening, de liquidatie van den oorlog, niet te laten overgaan in een noodlottige débâcle. Zoo werd in twee of drie dagen tijds het Duitsche rijk herschapen van een autocratie in een constitutioneele monarchie, Oostenrijk-Hongarije tot een statenbond geproclameerd, werd de vrede aangeboden op grond van Wilson's vergelijks-programma, om wapenstilstand gevraagd en inmiddels de terugtocht naar de eigen grenzen systematisch voortgezet, zij het dan onder den sterken druk van de vijandelijke legermacht. Ziedaar een, bij alle vaagheid in de uitvoering, in doel en beginsel volkomen duidelijk programma; kundig werk van vereffenaars van een desolaten boedel, die al hun energie gebruiken om te redden wat er te redden valt ten einde de toekomst na de calamiteit weer met eenigen moed onder de oogen te kunnen zien.
Maar welk een fundamenteele wijziging heeft dit alles gebracht in het gansche wereldbestel! Vergelijk eens de wereld die in Aug. 1914 ineenstortte met die welke thans bezig is te verrijzen: toen een autocratie in Oost-Europa, twee gematigde autocratieën in Midden-Europa; thans in het oosten een socialistische republiek met een chaos van staten in wording naast zich, en in het centrum van Europa een zich democratizeerend Duitschland, een nog maar nauwelijks bijeengehouden Donau-monarchie. Wat zal hieruit worden als de nu nog maar juist aangevangen liquidatie voltrokken zal zijn?
* * *
| |
| |
Wij behoeven nog niet eens de wereld van 1914 te vergelijken met die van de toekomst om versteld te staan over de veranderingen, in zoo korten tijd tot stand gekomen. Daarvoor is het reeds voldoende om te zien naar de ommekeer in Oost- en West-Europa, gevolgd op het ineenzinken van Bulgarije. Allereerst Oost-Europa, dat nu als met één slag veranderd is van Centraal gebied in Entente-territoir. Men zie naar het Balkan-schiereiland, dat sinds drie jaar in Centrale handen was, geregeerd werd van Berlijn en Weenen uit, en dat nu in nog geen vier weken bijna geheel in de macht der Entente is gekomen. Bijna geheel: tot aan de Donau toe, en het zal nog slechts enkele dagen, hoogstens weken, duren of Servië is geheel en al bevrijd, Bosnië, Hongarije worden bedreigd en het door Duitschland bezette Roemeensche gebied kan betreden worden door de troepen der Entente. Zal dan ook het uur geslagen zijn waarop Roemenië den vrede, waartoe het door overmacht gedwongen werd, verbreekt?
Wel behoort nog Turkije tot de Centrale wereld, maar in hoever is dit werkelijkheid, in hoever schijn? De directe verbinding met Berlijn bestaat niet meer en zelfs die over Donau en Zwarte Zee kan niet langer ongestoord zijn sinds Entente-troepen de Donau bereikten. De aan Duitschland trouwe regeering van welke de bekwame, eerzuchtige Enver Pasja de ziel was, heeft reeds moeten plaats maken voor een die elken dag vrede kan sluiten met den vijand en die daartoe op den duur gedwongen moet worden, nu ze niet meer gesteund wordt door Duitschland. Bovendien vallen dagelijks stukken van Turkije's oostelijke en zuidelijke provinciën in Engelsche handen en het Turksche rijk, dat bij het begin van den oorlog nog Mesopotamië, Syrië, Palestina, Arabië en Egypte omvatte, is nu teruggebracht tot het kleine Europeesche stukje dat den Sultan in 1912-13 gelaten werd, alsmede Klein-Azië, waartegenover de stukken die van het uiteengevallen Rusland werden afgescheurd staan als geringe, tijdelijke winst. Kan zulk een partij het volhouden tegen de overmachtige ge- | |
| |
associeerden? 't Is weer Tisza die het onbewimpeld heeft uitgeroepen: Turkije's lot is bezegeld.
Zoo is Oost-Europa, dat tot voor weinige weken nog Centraal gebied mocht heeten, als met één slag overgegaan tot de geassocieerden, die nu voor de niet gemakkelijke taak gesteld zijn om in gemeen overleg het toekomstig lot dezer landen op zulk een wijze te regelen dat zij niet als voorheen een voortdurend gevaar voor den wereldvrede blijven opleveren.
Minder geweldig, maar voor ons misschien nog treffender, zijn de veranderingen die het ingetreden liquidatieproces in het westen tot stand gebracht heeft, want voor ons gevoel stond en staat in dezen oorlog de Belgische quaestie vòòr alle in belangrijkheid en er zijn er zeker niet velen in ons land wier hart niet vervuld wordt met een blijde vreugde bij het lezen van de berichten over België's begonnen bevrijding. De Vlaamsche kust ontruimd! Brugge bevrijd en juichend voor zijn Koning en Koningin, zonder dat Duitsche vernielwoede en Ententegranaten zijn eeuwige schoonheid hebben geschonden. Ach ja, wij hebben er nooit aan getwijfeld of als de oorlog eens uit was, zou België ontruimd worden, want we wisten dat Engeland nimmer vrede zou kunnen sluiten zonder België's bevrijding, maar nu we het zien gebeuren, nu we van onze eigen grensplaatsen hooren dat de Duitschers wegtrekken, dat de hatelijke doodende draad wordt weggeruimd, nu voelen we opnieuw, als in den herfst van 1914, dat België's lot ons vóór alles ter harte gaat. De onvergeefelijke misdaad waarmee het Duitsche militarisme den oorlog begonnen is, de verkrachting van het vreedzame, bevriende België heeft voor het meerendeel van ons Nederlanders den aard van dezen oorlog bepaald, en hoezeer wij ook onzijdig zijn geweest in onze gevoelens wat betreft de groote machtsworsteling tusschen de beide volkerengroepen, ten aanzien van België kenden wij die neutraliteit niet. En daarom, zooals wij vòòr vier jaar hebben medegeleden met onze zuidelijke buren, en gedurende heel den oorlog ons, machteloos als wij waren, geërgerd hebben over den
| |
| |
onduldbaren druk dien de overwinnaar legde op het overwonnen België, zoo deelen wij nu in de vreugde over de bevrijding van het land aan onze zuidgrens.
Tot dusver is die bevrijding nog niet gepaard gegaan met de gevreesde volledige vernieling van het mooie land: militair belang en politieke berekening brengen ditmaal blijkbaar niet mee dat vernield wordt wat wordt prijsgegeven, en al zijn wij niet gerust, wij mogen hopen dat het zoo blijven zal, als straks de Duitsche bezetting terugtrekt van de Schelde op de Maas, en als Antwerpen, Mechelen, Brussel, Leuven terugkeeren tot het Belgische koninkrijk.
Terwijl dan onder den druk der geassocieerde troepen en tot den terugtocht uit het in het westen veroverde gebied besloten moest worden door de Duitsche militaire leiders, moesten er tegelijkertijd nieuwe mannen worden gevonden om het liquidatie-program in politieken zin uit te voeren. Dat de geheel of half Al-Duitsche heeren, die medeplichtig waren aan de vredes van Brest en Boekarest, daartoe niet konden dienen, laat zich hooren, en zoo deed men in den hoogsten nood een beroep op de medewerking der vroegere ‘vaderlandslooze gezellen’ de sociaal-democraten. Het zij verre van mij om, met de Entente-schreeuwers en hun nabouers in neutrale landen, aan te nemen dat dit een nieuwe comedie was, gespeeld door het Duitsche militarisme, dat, nu de zaak verloren was, de kastanjes uit het vuur liet halen door zijn vroegere vijanden. In een toestand als waarin thans het Duitsche rijk verkeert kan moeilijk meer comedie gespeeld worden, en men doet, dunkt mij, beter het gebeurde aldus te verklaren: de militaire leiders en de politieke voormannen van het oude regime zagen in dat nu de overwinning niet te behalen was en de nederlaag voor de deur stond, hun rijk uit was en dat zij de plaats moesten ruimen voor de mannen die hen tot dusver bestreden hadden en die beter dan zij in staat zouden zijn, het rijk te behoeden voor den vernietigingsvrede. Dit is waarlijk geen comedie, maar zeer bittere ernst en men kan in waarheid zeggen dat hiermee het steeds door de Entente geproclameerde doel bereikt werd:
| |
| |
dat het Pruisische militarisme van zijn macht was beroofd. Ongetwijfeld is het niet als met één slag volkomen machteloos gemaakt en er zal nog veel moeten gebeuren eer Duitschland in allen deele een democratisch geregeerd land geworden is, want een militaire natie als Duitschland sinds tientallen van jaren was, wordt niet opeens een zuiver westersche democratie; maar de grondsteen is dan toch gelegd, de beste voornemens zijn aanwezig en een terugkeer der reactie is bijna ondenkbaar. Want ook als de vredespogingen falen en de ‘levée en masse’ voor de verdediging van huis en haard noodig wordt, dan zijn noodzakelijkerwijs de nieuwe mannen de aangewezen leiders, en niet de bent van Tirpitz.
De nieuwe regeering nu voert het politieke liquidatieprogramma uit, zooals de militaire leiding het op 't slagveld doet, en de verklaring waarmee zij voor den dag gekomen is daags na haar optreden is wel een van de meest sensationeele stukken uit den oorlog geweest. De aanvaarding van die veertien pnnten, die voor den goeden verstaander o.a. inhouden het losmaken van de Oost-Mark en van het Rijksland uit het Duitsche rijksverband, leek zoo iets ongelooflijks, dat men er in de geassocieerde landen nog steeds niet aan wil gelooven en men tot op den huidigen dag toe in de nieuwe vredespolitiek een valstrik ziet, evengoed als in de vroegere ‘vredes-offensieven’. En op den Amerikaanschen president rust nu de bijna bovenmenschelijke taak om eenerzijds de mogelijkheid van zulk een valstrik te ontgaan, anderzijds zijn bondgenooten mede te krijgen op den weg naar den vrede dien hij zoo vele malen als de eenige heilzame en reddende voor het menschelijk ras heeft aangemerkt, maar die niet de vrede is dien de machthebbers in de met hem verbonden landen wenschen.
Men heeft er in onze pers Wilson sterk een grief van gemaakt dat hij bij de volvoering van die taak het rechte spoor niet volgt en beurtelings ziet men den president tot in den hemel verheven of als een onbetrouwbaar man aan- | |
| |
gemerkt. Dit laatste vooral na zijn tweede vraag aan Duitschland. De onverwachte aanvaarding van de eerste voorwaarden door de heeren te Berlijn heeft alom een zekere verwarring gewekt: in Duitschland en in de onzijdige landen waande men den vrede binnen zeer kort tijdsverloop nabij, en onder de geassocieerde volkeren, waar men blijkbaar een afwijzing van het ontruimingsvoorstel had verwacht, scheen wel een panische schrik ontstaan dat de oorlog uit kon wezen voordat men den tegenstander goed de knie op de borst had gezet. Toen kwam Wilson's tweede boodschap aan Berlijn, met de bekende nieuwe eischen, en nu daalde de ster van den Amerikaanschen president in de Centrale en neutrale wereld even sterk als ze in de Entente-landen rees. De reden is duidelijk genoeg: hier vreesde men, daar werd gehoopt dat Wilson's nieuwe voorwaarden den vrede onmogelijk zouden maken.
Later eerst zal kunnen blijken of de lof dan wel de blaam juist is geweest. Mij komt het niet onwaarschijnlijk voor, dat de tweede nota van den president een noodzakelijke stap geweest is op den weg naar den vrede. Indien hij na de aanvaarding van zijn eerste eischen door Berlijn, gevolg had gegeven aan zijn voornemen om in Londen en Parijs een wapenstilstand voor te stellen, zou hij bijna zeker op een formeele weigering gestuit zijn. Of dit anders zal wezen nu, nadat de Duitsche regeering met nieuwe concessies gekomen is, laat ik daar, maar de kans is toch zeker gunstiger, nu Berlijn beloofd heeft den ongebreidelden duikbootoorlog te staken, dan ze was pal na de torpedeering van de ‘Leinster’. Zeker, Amerika beheerscht den toestand en zou vermoedelijk beide partijen kunnen dwingen zijn voorwaarden te accepteeren: door de Centralen te dreigen met voortzetting van den oorlog, de geallieerden met onttrekking van zijn militaire hulp, zou het zijn eigen vrede kunnen opleggen. Edoch vooreerst is ‘Wilson’ niet gelijkluidend met ‘Amerika’ en wordt de vrede, door den president gewild, geenszins begeerd door het zeer groote door oorlogspsychose aangetaste deel van het Amerikaansche volk dat achter de ‘knockouters’
| |
| |
staat; en nu is wel is waar de man die in het Witte Huis te Washington troont zeer machtig, maar een onbeperkt despoot is hij niet en de macht die hij het minst goed weerstaan kan is juist degene die gereed staat om zich tegen hem te keeren als hij zijn vrede met kracht en geweld zou willen laten triomfeeren boven die van Clemenceau. Bovendien echter spreekt het toch wel vanzelf dat het ultimum remedium waarmee Amerika zijn bondgenooten tot zijn wil zou kunnen dwingen, de onthouding van alle militaire hulp, slechts toegepast kan worden in het alleruiterste geval, dat wil zeggen, eerst dan wanneer Duitschland onomwonden voor den dag kwam met zulke uitermate ver gaande concessies b.v. uitdrukkelijke afstand van Elzas-Lotharingen aan Frankrijk, dat hare verwerping door de Entente gevoeld zou worden als een misdaad tegen de menschheid, niet alleen in de neutrale wereld, maar ook in de Amerikaansche. En waarlijk, het jongste Duitsche stuk beantwoordt aan deze eischen nog niet.
Inderdaad is de taak waarvoor de president der Vereenigde Staten zich geplaatst ziet, ongelooflijk zwaar en men moet er zich op voorbereiden dat hij keer op keer falen zal. De vrede dien hij verlangt is niet die van de Centralen (denk aan Elzas, Polen, de Tsjecho-Slowaken) ook niet die van de Entente (denk aan de vrije zee, de koloniale quaestie, de uitsluiting van den economischen oorlog) en ook niet die van de openbare meening in zijn eigen land. En toch wil hij blijkbaar voor zijn vredesideaal strijden en het opdringen aan al die belanghebbenden die er om verschillende redenen niet of maar gedeeltelijk van gediend zijn. Daarbij komt dan nog dat hij niet is een neutraal bemiddelaar, maar het hoofd van een oorlogvoerende natie, die den oorlog voert niet voor haar direct materieel belang, en die juist daardoor gekomen is in een toestand van oorlogspsychose welke die der andere oorlogvoerenden nog overtreft. Om ondanks deze ongelooflijke moeilijkheden tot het gestelde doel te geraken daartoe wordt, behalve een zeer sterk idealisme, ook zeer veel diplomatiek beleid vereischt, en wanneer ons zoo nu en
| |
| |
dan de eischen door den president aan den vijand gesteld wat heel bar lijken, dan behoeven wij niet dadelijk aan kwade trouw aan zijn kant te denken, niet te gelooven dat ook hij eigenlijk niet van dien billijkheids-vrede, gegrondvest op de samenleving der volkeren in een groote rechtsgemeenschap, gediend is, maar wij kunnen wel eens een keer vertrouwen dat hij beter in staat zal zijn den weg naar dien vrede te vinden dan wij, stuurlui aan wal die we zijn.
Want waarlijk, ook wij die voor ons zelf dan toch wel overtuigd mogen wezen van onzen eerlijken wensch naar een vrede waarbij aan Duitschland lucht wordt gelaten om te leven, ook wij moeten toch erkennen dat de Entente en Wilson alle reden hebben om hun tegenpartij te wantrouwen. Zoo een Prins Max, die in tijden van Duitschen wapenvoorspoed schrijft over schadeloosstelling en annexatie en die nu opeens dweept met den volkerenbond en zegt dat Duitschland afstand moet doen van een deel zijner souvereiniteit en dat ‘het recht niet halt houdt voor onze grenzen, die wij voor het geweld nimmer zouden open stellen’, .... zulk een rijkskanselier wordt door deze meeningsverandering nu wel is waar nog niet ‘gecompromitteerd’, maar wel is het zeer waarschijnlijk dat zijn meening opnieuw geduchte verandering zou ondergaan als het zeer onwaarschijnlijke eens werkelijkheid mocht worden en Duitschland weer boven zou komen te liggen. Wie twijfelt eraan, of de socialisten zouden dan heel spoedig uit de regeering gewipt zijn en vervangen door Tirpitz en de zijnen die nu bijna van landverraad beschuldigd worden? Ik wil maar zeggen dat een eisch van waarborgen dat bij een wapenstilstand de geallieerden minstens zoo superieur aan hun vijanden blijven als zij thans zijn, nog allerminst duidt op een imperialistische gezindheid of op het verlangen om Duitschland ‘de knie op de borst te zetten.’
* * *
Wilson's repliek is, terwijl ik dit schrijf, juist bekend geworden en als de lezer deze ‘aanteekening’ onder de oogen krijgt weet hij wellicht reeds hoe de geallieerden
| |
| |
gereageerd hebben op het wapenstilstandsdenkbeeld. Dat inderdaad wapenstilstand en vrede in een zeer kort verschiet zouden liggen, wij kunnen het nog immer niet gelooven hoe gaarne wij het zouden willen. De waarborgen welke de Entente zal eischen als voorwaarde voor de bewilliging in den wapenstilstand zullen vermoedelijk weinig verschillen van een complete capitulatie en 't is zeer twijfelachtig of Duitschland al zoo ver is dat het daarin zou bewilligen of dat het bereid zou zijn den weg te gaan, dien Wilson in nauwelijks bedekte termen aanwijst: zijn dynastie weg te jagen. Evenwel, wij leven in een tijd van zoo onverwachte gebeurtenissen dat een voorspelling niet te wagen is en als men ziet hoe uitermate hachelijk de toestand in de landen van Keizer Karel is dan acht men ook het onwaarschijnlijkste niet onmogelijk. Maar hoe het ook zij, en welk ook het succes wordt van deze vredespoging, het blijft een feit dat het Centrale blok het onderspit gedolven heeft en dat het kraakt en scheurt aan alle kanten. Voor de overwinning was het ineengezet, tegen de nederlaag is het niet bestand! Terwijl dus de vredespogingen voortgezet worden, vorderen de geallieerden stap voor stap - o, volstrekt niet in een snel overwinnaarstempo! - in het westen en in den Balkan. De waarschijnlijkheid is groot dat Duitschland duchtig weerstand blijft bieden in België en Frankrijk zoodat het zijn leger veilig, hoewel dan gehavend, brengen kan achter de Maas, waar dan de weerstandskracht nog wel vermeerderen zal. Komt het dan niet tot een wapenstilstand dan kan de Duitsche verdedigingsoorlog nog langen tijd duren, zelfs al mocht Duitschland geheel alleen komen te staan. Maar onafwendbaar schijnt de volledige militaire nederlaag op den duur, als Amerika voortgaat met troepen te zenden, en het kan niet anders of dit schrikbeeld moet Duitschland telkens weer tot nieuwe vredespogingen brengen, en elke keer bestaat dan de mogelijkheid dat het werk van den Amerikaanschen
president, gesteund door de gematigde groepen in Engeland en Frankrijk, slaagt.
Groningen, 23-25 October 1918. |
|