| |
| |
| |
Aanteekeningen op de wereldgebeurtenissen
Door Mr. J.C. van Oven.
V.
De overwinning der Al-Duitschers.
Voor de derde maal in dezen zomer is het Duitsche leger in Frankrijk overgegaan tot den aanval die de beslissing brengen moest; voor de derde maal is het tot staan gebracht. De eerste stoot, gericht tegen het centrum der vijandelijke linie, die uiteengeslagen moest worden en teruggedrongen, deels op de kust, deels tot diep in Frankrijk, bracht den aanvaller tot Amiens; de tweede, die recht op Parijs gericht was, deed hem de Marne bereiken; de derde bracht geen strategische winst van eenige beteekenis, ja een Fransche tegenaanval drong de Duitschers terug. Blijft het daarbij, lukt het Hindenburg niet om zeer spoedig een vierden stoot te laten volgen, die een resultaat oplevert gelijkwaardig aan dat van den eersten en den tweeden, dan wordt daardoor de militaire en politieke toestand belangrijk gewijzigd; - en zeker is het onwaarschijnlijk, dat hetgeen in deze week bij Reims niet lukte, wel zal slagen in de dagen die liggen tusschen het schrijven en het verschijnen dezer aanteekening. Er valt klaarblijkelijk een vrij geregelde periodiciteit te constateeren in de Duit- | |
| |
sche aanvallen op het westelijk front, n.l. zóó dat op elken aanval een rust-poos volgt van anderhalve maand à twee maanden. De eerste aanval begon 21 Maart, de tweede 26 Mei, de derde 14 Juli, en wijl dit zekerlijk geen toeval is, maar voortspruit uit de noodzakelijkheid om na zulk een breed opgezet offensief weken lang te rusten ten einde een nieuwen stoot voor te bereiden, mag men concludeeren, dat de Duitschers in staat zijn om in dezen zomer tot viermaal toe een grooten aanval te ondernemen, zoodat na het offensief van deze dagen er nog een te verwachten zou zijn in September. Nu is weliswaar de schoone regelmaat van dezen zomerveldtocht er geen die met wiskundige zekerheid vaststaat, en ongetwijfeld is het zeer goed denkbaar dat na een mislukt offensief als dat van deze dagen spoediger opnieuw tot den aanval kan worden overgegaan dan na een dat den vijand ver
achteruit heeft gezet in nieuwe, nog te verkennen stellingen, waarheen de zware artillerie moet worden vooruitgebracht over een pas-veroverd terrein, zoodat dus de vierde stoot zeer goed vroeger kan volgen dan in het laatst van September, - maar de kans op een herhaling van het succes van Maart en Mei wordt met dat al steeds geringer, nu blijkbaar de Ententetroepen zoo zeer in sterkte toegenomen zijn, dat de gevaarlijke inferioriteit tegenover de vijandelijke legermacht, waarmee zij den zomerveldtocht inzetten, niet meer aanwezig is.
Waarlijk, het valt niet te ontkennen: de Centrale mogendheden staan er zèèr veel ongunstiger voor dan een half jaar geleden. Toen, nadat door het ineenzinken van Rusland de Entente haar imperialistisch plan tot verplettering van Duitschland-Oostenrijk met Russische hulp in duigen had zien vallen, scheen de kans schoon om te land de volkomen overwinning te behalen, Frankrijk en Italië zoo beslissend te verslaan dat zij gedwongen zouden zijn een vrede als van Brest-Litovsk te sluiten, om vervolgens, in het bezit van een macht van ‘vuistpanden’, den oorlog ter zee tegen Engeland en Amerika voort te zetten. En nu.... De aanvallen op Italië zijn mislukt.
| |
| |
De stormloop tegen Parijs en de Kanaal-kust bracht wel groote winst, maar voerde niet tot het doel en zelfs als in den zomer of den herfst Parijs nog mocht vallen, is er toch wel geen sprake meer van een volledige overwinning op het Fransch-Britsch-Amerikaansche leger. De economische misère in de Centrale landen, die een einde had moeten nemen dank zij de opening van de deur naar het oosten, werd integendeel nog veel ernstiger, zòò dat in Duitschland bijkans en in Oostenrijk-Hongarije inderdaad hongersnood heerscht, met het gevolg dat het rijk der Habsburgers in zijn voegen trilt. Rusland eindelijk, dat na Brest-Litovsk een te verwaarloozen factor scheen, dreigt opnieuw een gevaar te worden dank zij handige Ententepolitiek, Duitsch militair wanbeleid, en de onzekerheid die een noodzakelijk gevolg is van revolutie in zulk een onmetelijk land. Derhalve, terwijl in Maart nog de Centrale rijken, vastaaneengesloten, innerlijk krachtig, gesterkt door het succes in het oosten, stonden tegenover een zwakkeren vijand in het westen en zuiden, dreigt thans de weegschaal naar de andere zijde over te slaan: het Entente-leger wordt versterkt door de blijkbaar zeer aanzienlijke Amerikaansche transporten; Italië voelt zijn kracht groeien naarmate die van Oostenrijk afneemt (hetgeen op merkwaardige wijze blijkt in Albanië!); in Rusland eischt de chaotische toestand voortdurend grooter zorg voor het behoud van de machtspositie der Centralen; in Oostenrijk-Hongarije daarentegen neemt de weerstandskracht af ten gevolge van de ellende en van innerlijke tweedracht. Zoo staat Duitschland voor de groote waarschijnlijkheid der mislukking van zijn zomer-campagne en tegenover het gevaar van een vijand die sterker, een bondgenoot die zwakker wordt.
* * *
Het strijdt in geen enkel opzicht tegen de waarachtige onzijdigheid waarop schrijver dezes zich verheft, wanneer hij zijn hartgrondige vreugde te kennen geeft over dezen loop van zaken, over de waarschijnlijke mislukking van het Duitsche overwinningsplan. De stemming die zich
| |
| |
in dit voorjaar van velen onzer oostelijke naburen meester maakte, beloofde zoo weinig goeds voor deze wereld en in het bijzonder voor ons eigen land, voor het geval de machtsdroomen van hen die, dronken door de overwinningen in het oosten, zich reeds meesters der aarde waanden, verwezenlijkt mochten worden, dat ieder die hoopt op een oorlogseinde door een vrede-door-vergelijk, vrijer moet ademhalen nu dit gevaar schijnt af te drijven. Want om tegenslagen voor alle oorlogvoerenden bidden wij, om mislukking van elk ‘beslissend’ offensief, van elke diplomatieke actie welker doel is den vijand machteloos te maken, om het falen van alle uithongeringsplannen aan alle kanten.... en om succus slechts van hem die voor het oogenblik de zwakste is en die als hij weer eens de sterkste geworden zal zijn, op zijn beurt door tegenslagen geplaagd moge worden, totdat eindelijk aan beide kanten de overtuiging groeit dat een tijdelijk voordeel zonder waarde is en altijd weer gevolgd wordt door tegenslagen; dat de tegenstander niet ten onder gebracht kan worden en men met hem den weg van overleg moet opgaan.
Ook in Duitschland is het weer gebleken: door tegenslagen moet de geest der machthebbers in deze richting gedwongen worden. Nog staat daar de stemming bij zeer velen onder den invloed van de overwinningen in het oosten en nog lijkt het er niet naar dat de strooming weergekeerd zou zijn, die heden vóór een jaar, den 19en Juli 1917, leidde tot de aanneming der vredesmotie in den rijksdag. Integendeel, zoo juist nog hebben de Pan-Germanisten een nieuw slachtoffer gemaakt en in de plaats van den man der vredes-motie (als hoedanig zij Kühlmann beschouwden) een Tirpitziaan van het zuiverste bloed weten te plaatsen. Maar toch.... hun overwinning schijnt reeds niet volkomen en de wijze waarop zij werd behaald en hetgeen op haar gevolgd is geeft hoopt dat de triomfen van den Al-duitschen geest alweer hun langsten tijd gehad hebben. En een goede tegenslag als daarstraks aan de Piave en nu aan de Marne, kunnen het proces der stemmingswijziging belangrijk verhaasten.
| |
| |
Een volslagen overwinning van den Al-Duitschen geest is de verdrijving van von Külhmann niet geweest. Wel een overwinning; dit laat zich hooren. Als een minister een jaar lang vervolgd wordt door een partij; als hij onder den drang dier vervolging steeds verder van zijn eigen standpunt wijkt en als hij dan eindelijk moet aftreden 'n paar weken nadat hij in den Rijksdag zijn eigen meening weer eens geuit heeft, dan is dit ontegenzeggelijk een overwinning der vervolgers en er is inderdaad niemand in Duitschland of daarbuiten die zich door de praatjes dat het anders zou zijn van de wijs laat brengen. Het is niet anders: nadat Külhmann in Brest-Litovsk door de Al-Duitschers gedwongen was om een veroveraarsvrede te sluiten inplaats van den vrede door vergelijk waarvan hij voorstander was, werd hij op den eens ingeslagen weg voortgedrongen; hij kon zich staande houden zoolang hij den Al-Duitschen weg volgde, zooals in zake Lijfland en Estland, maar hij moest vallen zoodra hij poogde weer zichzelf te zijn en in te gaan tegen de richting der machtigen aan de rechterzijde. Daartoe kwam het bij gelegenheid van de gedenkwaardige rijksdagsrede, waarin de minister datgene uitsprak wat misschien iedereen in Duitschland weet maar wat naar veler meening niet gezegd mag worden: dat Duitschland den oorlog niet winnen kan. Het terugkrabbelen nadat het groote woord eruit was baatte niet meer; de zonde was bedreven, de zondaar moest boeten en het Boekarester schandaaltje werd er alleen maar bijgehaald omdat iets dergelijks in een land waar vorstengunst een staatsman in functie houden kan somtijds den doorslag geeft.
De overwinning op de partij van den vrede door vergelijk werd dus behaald, maar.... volkomen was zij niet, ook al reisde de rijkskanselier gehoorzaam naar het groote hoofdkwartier om van Keizer en legeraanvoerders instructies te vragen en al legden zelfs de socialisten zich bij deze beschamende nederlaag der democratie zwijgend neder. Volkomen was de overwinning daarom niet, omdat de boodschap die de rijkskanselier mee terugbracht uit het
| |
| |
hoofdkwartier niet was een Al-Duitsche, maar juist een die zeer goed paste in het stelsel-Kühlmann. Want dat dit inderdaad het geval geweest is en dat de Al-Duitschers het ook aldus hebben opgevat, bleek terstond uit de wijze waarop zij gereageerd hebben op von Hertling's verklaring: nu werd opeens de kanselier de booze man en de campagne die zoo juist tegen von Kühlmann zoo goed succes had opgeleverd werd aanstonds voortgezet tegen von Hertling. En toch was het in waarheid niet von Hertling zelf, die de verklaring omtrent België aflegde, maar het was de hooge oorlogsraad die onder 's Keizers voorzitterschap den kanselier zijn instructies gaf nadat hij von Kühlmann tot aftreden had veroordeeld.
Neen, een Al-Duitsche boodschap was het niet, die von Hertling medebracht, en wel wegens de verklaring omtrent België. Natuurlijk komt het niet in mij op te willen beweren dat die verklaring in dezen vorm redelijk zou zijn of zou kunnen dienen als grondslag voor vredesbesprekingen. Integendeel, zoolang van Duitsche zijde ten aanzien van het verkrachte, geroofde België dat gruwelijke woord ‘vuistpand’ gebruikt wordt, kan van de andere zijde op dien grondslag niet onderhandeld worden. Wel is het te begrijpen dat Duitschland België niet ontruimt zoolang het geen vrede gesloten heeft en evenzeer laat het zich hooren dat Duitschland vooreerst nog geen vrede behoeft te sluiten zonder herkrijging van of vergoeding voor zijn overzeesch gebied, maar het verband tusschen het een en het ander kan van de andere zijde nimmer erkend worden en.... hoefde ook van Duitschen kant waarlijk niet te worden gelegd, omdat - de ‘Vorwärts’ merkte het terecht op - men zonder van ‘vuistpanden’ te gewagen evengoed zeggen kan dat men vrede wi sluiten, of over vrede wil praten, op grondslag van de integriteit van het Duitsche gebied, hetgeen immers principieel teruggave der koloniën zoowel als van België impliceert.
Dus, een vredesboodschap was die vuistpand-verklaring
| |
| |
geenszins, maar een Al-Duitsche verklaring was ze toch nog veel minder. Want hier werd nu toch openlijk van de rijksdagstribune gezegd dat Duitschland België niet wil behouden en het eerste artikel van de Al-Duitsche geloofsbelijdenis is immers juist dat Duitschland België wèl behouden moet! Daarom waren de heeren ter rechterzijde door die mededeeling van von Hertling zoo pijnlijk getroffen, en vermoedelijk waren zij het dubbel omdat men wel moet aannemen dat von Hertling niets anders deed dan getrouwelijk de instructie uit het groote hoofdkwartier overbrengen. De conservatieven moesten dus uit zijn mededeeling begrijpen, dat ook Hindenburg en Ludendorff van meening zijn dat België als onafhankelijke staat hersteld moet worden en dit vooral moet voor hen zeer pijnlijk geweest zijn. Zij beschouwen Hindenburg en Ludendorff (vermoedelijk volkomen terecht) als hun geestverwanten en dus moesten zij nu begrijpen dat, als de legeraanvoerders den kanselier laten zeggen dat Duitschland België niet wenscht te behouden, dit eigenlijk beduidt dat Duitschland België niet behouden kàn, m.a.w. dat het geen vrede kan krijgen zonder van België afstand te doen, dus dat het zijn tegenstanders niet tot den vrede dwingen kan, of anders gezegd, dat het met de wapens in het westen niet kan overwinnen. Dat was dus, als men goed de consequenties van het medegedeelde nagaat, precies datgene wat von Kühlmann gezegd had en weshalve von Kühlmann's hoofd was gevallen. De legerleiding erkende hier indirect de noodzakelijkheid van Kühlmann's politiek, gaf te kennen dat ook zij niet meer durft rekenen op datgene dat half Duitschland drie maanden geleden nog hoopvol verwachtte: de overwinning door de wapenen vóór den winter. De verklaring over België was de erkenning der mislukte campagne, en veelzeggend is
het dat een week later de derde stoot naar het hart van Frankrijk zoo finaal gepareerd werd.
Aldus beschouwd is datgene wat er in deze Juli-maand in de Duitsche politiek voorgevallen is zeker geen volslagen Al-Duitsch succes geweest en zien wij hier tegelijk
| |
| |
met de Pan-Germaansche overwinning wellicht het begin van de kentering in de stemming, een kentering die natuurlijk niet toegeschreven moet worden aan een overwinning van gezond verstand, rechtvaardigheidszin en wijs politiek beleid op chauvinisme en machtshonger, maar uitsluitend en alleen aan het uitblijven der overwinning op het slagveld, de mislukking van den duikboot-oorlog en het stijgende getal Amerikanen aan het Fransche front.
* * *
Dat juist de Amerikanen zulk een belangrijke rol gespeeld hebben bij het afweren van den jongsten Duitschen aanval kan eenmaal van groote politieke beteekenis blijken. Men heeft immers in Duitschland ten aanzien van die Amerikaansche medewerking in Europa dezelfde fout begaan als vier jaar geleden betreffende de Engelsche hulp: een leger over het Kanaal brengen, instaat om tegen het Duitsche te vechten, heette destijds onmogelijk, evenals het in het voorjaar van 1917 een onmogelijkheid werd geacht dat Amerika ooit een aanzienlijke troepenmacht over den Oceaan zou sturen. Deze opvatting heerschte blijkbaar niet alleen bij de bittertafel-strategen, maar ook bij de politieke en militaire leiders. En zie, evenals de Engelschen in den herfst van 1914 de Franschen juist voldoende aanvulden om den Duitschen stormvloed in te dammen, zoo zijn het nu de Amerikamen geweest die met de Franschen de Duitschers beletten om ten zuiden der Marne op te rukken! Nu wreekt zich de Al-Duitsche politiek van Januari 1917 aan den lijve der Duitsche soldaten. Want Al-Duitsch drijven tegenover Bethmann's bezagdigd politiek beleid veroorzaakte in die dagen den ongebreidelden duikboot-oorlog - de tweede groote politieke fout na de schending van België - die heel de Nieuwe Wereld tegen Duitschland in het harnas bracht, en hoezeer die nieuwe hulp voor de Entente in Duitschland onderschat is, wordt nu smartelijk gevoeld. Of daaruit de voor de hand liggende conclusie getrokken zal worden, dat de Al-Duitsche politiek niet tot heil van Duitschland strekt? Zoo ver is men,
| |
| |
naar wij vreezen, nog niet, maar vermoedelijk zullen in deze dagen de Al-Duitsche papieren wel aanmerkelijk in waarde dalen.
De Amerikanen in steeds grooter getal aan het Fransche Front; in Oostenrijk-Hongarije honger en binnenlandsche twisten; in Rusland pogingen tot een anti-Duitsche contra-revolutie, een vrij voorspoedig Tsjechisch-Slowakisch leger dat de Entente steunt en een groeiende Entente-strijdmacht aan de Moerman-kust.... dit alles zijn ontegezeggelijk factoren die de Duitsche overwinning tegenhouden, waarschijnlijk beletten, maar waarborgen zij die van de Entente? Ziedaar de redeneerfout die ongetwijfeld nu zeer spoedig weer gemaakt zal worden in de Entente-landen, nu de zwarte zorg der eerste maanden van 1918 weer wat vergeten is. Want zelfs in de somberste tijden is de hoop op de volledige overwinning niet opgegeven, hoe hoog zal zij dan wel weer oplaaien als het gevaar inderdaad mocht voorbijgaan en de geällieerden weer aanvallers worden! Maar, moeten wij dan de Duitsche tegenslagen niet betreuren, omdat zij de vredesverlangens in de Entente-landen tot zwijgen zullen brengen en dààr de chauvinisten almachtig maken? Voorzoover de Duitsche tegenslagen dit gevolg hebben moet men ze ongetwijfeld betreuren, maar men vergete niet, dat ook de geässocieerden niet onder een te veel aan voorspoed gebukt gaan: de Duitschers staan dan toch altijd nog zeer dicht bij Parijs en laten telkens nog hun monsterprojectielen op de lichtstad neer, dreigen telkens in een nieuwen aanval, met een nieuwe verrassing wellicht, de stad nog dichter te naderen; een zeer uitgestrekt gebied dat sinds September 1914 vrij was geweest is bij het bezette gebied gevoegd en men hoeft er niet aan te twijfelen of de veldslagen van dit jaar hebben Frankrijk stroomen bloeds gekost. Derhalve, ondanks de Duitsche tegenslagen die evenzoovele voordeelen voor de Entente zijn, is ook deze voorloopig nog voldoende gezegend met tegenspoed, die den vredesdrang voedsel geven kan. Want nog altijd, ondanks de wijzigingen ten gunste, is de toestand in Frankrijk en
| |
| |
Vlaanderen precair, en een kleine keer in de krijgskans kan hem weer direct gevaarlijk maken.
Bovendien, het lijdt geen twijfel, of als men zich nu weldra in de Entente-landen illusies mocht gaan maken over een spoedige overwinning, zullen ook daar de tegenslagen en desillusies zich niet laten wachten. Ja, het begint reeds: de Oostenrijksch-Hongaarsche monarchie moest volgens de Entente-verwachtingen al lang in vuur en vlam staan. Het broodrantsoen is immers reeds een maand geleden tot een minimum teruggebracht; er zijn al stakingen geweest, opstootjes der Slavische bevolking, ministerieele crises, kortom moeilijkheden van allerlei aard. Maar nog wordt de staat bijeengehouden en al was het leger niet meer bij machte de Italianen terug te dringen in de Venetiaansche vlakte, het week toch niet verder dan de Piave. Nu komt over een week of drie de nieuwe oogst binnen en bestaat er kans dat de ellende iets verminderen zal; de gunstige tijd voor een revolutie is dan weer voorbij en de Entente-illusie dat Oostenrijk het voorbeeld van Rusland zal gaan volgen moet dus spoedig verwezenlijkt worden, wil zij voorloopig niet illusie blijven. Ook van de verwachte ontstemming tusschen Bulgarije en Turkije schijnt nog geen breuk in het Centrale bondgenootschap te dreigen, zoodat het zich laat aanzien dat de stille hoop der gëassocieerden om eerlang met hun geheele macht tegenover Duitschland alleen te staan, nog lang niet aan verwezenlijking toe is.
Maar zelfs al mocht dit eens gebeuren, zou Duitschland dan genoopt zijn den strijd op te geven en te berusten in het verlies van Elzas-Lotharingen en van nog véél meer? Zou het Duitsche leger op zich zelf niet sterk genoeg zijn om stand te houden, alléén, ook tegenover de grootst denkbare overmacht van Franschen, Britten en Amerikanen? Wie verleden jaar zijn kracht in de verdediging en dit jaar zijn macht in den aanval heeft gezien, acht het niet onwaarschijnlijk.
Zoodat, dit willen wij hiermee zeggen, zelfs bij den gunstigsten loop van zaken voor de gëassocieerden dien
| |
| |
men zich redelijkerwijze denken kan, de waarschijnlijkheid groot is, dat ook zij rijkelijk genoeg met tegenslagen gezegend zullen worden om op den langen duur afstand te doen van het ideaal der volslagen overwinning.
Groningen, 19 Juli 1918. |
|