Onze Eeuw. Jaargang 18(1918)– [tijdschrift] Onze Eeuw– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 258] [p. 258] Verzen Door Mr. P. Otten. Liedje. Eenzaam is mijn hart gebleven, Eenzaam ook de snelle jaren Van mijn vroeger-rijker leven, Die om schijn van gouden haren - Poovre waan zich heel te geven! - Schoonst en eindloos dierbaar waren. Eenzaam is mijn hart gebleven, Iedren dag en iedren nacht. Nader, nader dan de velen, Wier van daad vervuldë oogen Somtijds mij hun gave deelen Van wat vluchtig mededoogen - Dan hun even-medevoelen In het troostende bedoelen Van hun tastend woord - Nader is mij 't zuivre blinken Van de bloemen na den regen Langs de weer bezonde wegen; Liever 't lichte sterrepinken Boven duistere jasmijnen, [pagina 259] [p. 259] Die den nanacht roerloos geuren; 't Schoon bewogen, diepe zingen Van een duister hart, verlaten En eenzelvig als het mijne; Of het monotone neuren, Soms, van kinderen, die spelen In de schemerende straten, Tot de lampe-vensters gelen En de stem van moeder roept.... Eenzaam is mijn hart gebleven, Met zijn kleine schat van verre Beelden uit verleden leven, Met zijn bloemen, met zijn sterren, Met wat vreemde kindren even, En wat droevige muziek. Zomeravond. Dezen koelen avond is Heel de schoone wereld stil. Enkel leeft de zachte wil Naar de zilvren donkernis. Een fluweelen weligheid Bleekt het graan, dat geurt en bloeit. Langzaam en gestadig vloeit 't Late licht het westen uit. Blinkend langs den heuvelzoom Windt zich 't wegje naar het hucht. 'k Ben vervuld van broos genucht, IJl en teeder als in droom.... [pagina 260] [p. 260] Heel nabij schijnt nu de ster, Die daareven openging. In de blauwe schemering Lijkt mijn hand mij vreemd en ver. 'k Weet mij aan de wondre grens Toevend van geluk en smart. O hoe licht slaapt in mijn hart Al te reede ontwaakte wensch, 't Oud gemis: de schamelheid Immer door alleen te staan: Niemand die mijn blijden waan mede-gevend, mede-lijdt..... Maar dééz vreugd wordt niet zoo zwaar, Dat ze in weemoed over slaat En mij droeve en eenzaam laat: De avond is te koel en klaar. En ik droom mijn kalme wacht Aan de helling van de hil Met alleen de zachte wil Naar den zilver-donkren nacht. Vorige Volgende