dat hij uit zijn duim heeft gezogen. Want bij het woord fantasie denkt men allicht, dat wij hier te doen hebben met een fantastisch verhaal. In werkelijkheid echter is het vrij nuchter, voorstellingen, zooals wij ons allen wel kunnen maken, wanneer wij ons trachten voor te stellen een wezen, dat door het ontbreken van spraak en iederen vorm van cultuur geheel op dierlijk standpunt staat, maar welks lichaam en geestelijke aanleg ongeveer die van een mensch zijn.
Soms zijn die voorstellingen vrij willekeurig, b.v. waar ons beschreven wordt, hoe Daâh het gebruik van steenen als werptuigen van de apen leert, die met noten gooien. Nu twijfel ik of apen inderdaad noten als werptuigen gebruiken. Maar bovendien: waarom zouden Daâh en zijn oermensch-elijke voorouders dit niet evengoed hebben kunnen bedenken als de apen? Omdat de apen zooveel ouder ras zijn, meent de schrijver, en de mensch een zooveel jonger. De aap heeft dus een ouder cultuur dan de mensch, maar hij is op een vrij laag punt blijven stilstaan. Maar die menschen hebben volgens den heer Haraucourt toch ook voorouders gehad! Het ‘jong’ zijn van het ras wil toch niet anders zeggen, dan dat zij hiervan wat meer verschillen dan de apen van hun voorouders! Waarom zou dan de menschen-cultuur bij de apen-cultuur moeten achterstaan? Maar het klinkt zoo aardig die heel jonge menschheid met die heerlijke mogelijkheden en dat algeheele gebrek aan ervaring!
Het is te betreuren, dat de heer Simons, die ons in zijn populaire serie zoo voortreffelijke werkjes heeft verschaft, er nu toe gekomen is ons een boekje voor te zetten, dat niets anders is dan een aaneenrijging van dergelijke praatjes.
W.
Annie Salomons. Nieuwe verzen. Uitg. door de Mij. voor goede en goedkoope lectuur. Amsterdam.
Sappho, Isoude, Maria Magdalena, wier namen Annie Salomons aan de eerste reeksen van verzen in deze bundels geeft, zijn drie gestalten uit de geschiedenis der erotiek. Zij vertoonen de liefde die eindigt in haar ontkenning, de zinneliefde die het bij zichzelve niet uithoudt, maar versmacht naar hare vergeestelijking, of vergaat in beklag.
Ons lokte tot verboden poort
Een schamp van liefdes valsche schijn,
Wij naderden van glans bekoord
En meenden wreed maar schoon te zijn..
Maar nu voor 't eerst, in 't sneeuwen licht,
Sta 'k wit en sterk, van schaamte vrij;