Onze Eeuw. Jaargang 17(1917)– [tijdschrift] Onze Eeuw– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 457] [p. 457] Verzen Door G.H. Priem. Meiliedje. Als weer de lauwe windekes Gaan spelen op de fluit, Dan roepen al de kindekes De Mei tot koning uit. De Meie, de Meie, De wereld is de bruid! Ze kransen en ze kronen er Zijn jongen blonden kop, En trekken hem al jolende Den hoogsten heuvel op. De Meie, de Meie, En dansen om den top. Dan klappen ze in de handekens En zingen blij een lied: De Mei is koning in het land En schooner is er niet. De Meie, de Meie, Die glimlacht als hij 't ziet. Zijn droomblauwe oogen tintelen, Zijn glimlach is zoo zoet, Er sparkelt uit zijn blonde haar Een glans als zonnegloed. De Meie, de Meie, Die maakt de wereld goed. [pagina 458] [p. 458] Twee liedjes. I. De blanke bloem, geboren In 't witte morgenlicht, Sluit bij het dagvergloren De blaren dicht. Maar 't gouden hart blijft gloeien In de ambergele kluis, Die lauwe geure' omvloeien En nachtgeruisch. Zóó is mijn ziel een bloeme, Wier fulpen urn omvat Wat menschentong niet roeme: Haar zonneschat. II. Ik sta en tast in 't duister, Ik sta en tast rondom, Toch is verborgen luister Alom. Ik sta en hoor in 't duister, Maar zwijgen is rondom, Toch is een vreemd gefluister Alom. Ik sta en wacht in 't duister, Mijn lippen blijven stom.... God, wat geheim omruischt er Me alom? Vorige Volgende