het wees het schip terug, dat evenwel wegens ‘ziekte aan boord’ en ‘watergebrek’ (een halven dag na de uitvaart!) terugkeerde in den Waterweg, na zijn kanonnen en munitie in zee ‘overboord’ geworpen te hebben, en niet werd gëinterneerd... tot ergernis weder der Duitschers, die de oogenblikkelijke interneering van het immers als oorlogsschip bewapende vaartuig, dus oorlogsvaartuig, zouden verlangd hebben. En nu wordt met Duitschland onderhandeld over schadevergoeding anders dan de - als bewijs van vriendschap! - reeds aangeboden maar ronduit verworpen ‘huur van gelijkwaardige schepen’ voor den oorlogstijd, met Engeland over de Melita-zaak...
De moraal dezer historiën, die de bij velen hier te lande reeds lang aanwezige oorlogs-psychose op bedenkelijke wijze hebben doen stijgen, schijnt wel deze te moeten zijn: geen van beide partijen wil ons den oorlog verklaren maar ieder van beiden zouden het in haar belang achten, dat wij ons vrijwillig bij haar aansloten als bondgenoot. Zij zijn beiden meer dan bereid ons met open armen te ontvangen. Gelukkig hebben wij een regeering van oorlogs-psychose vrij, die dergelijke neigingen in het oog houdt, overtuigd als zij is, dat oorlog, aan welke zijde ook, onze ondergang zou zijn: ‘fistula canit’, al is het niet altijd ‘dulce’, en de vogel dient op zijn hoede te zijn voor den vriendelijken zoowel als voor den boosaardigen vogelaar.
Wij leven bij den dag. Daar kwam voor een week plotseling het verbijsterende bericht uit de lucht vallen, dat te Petrograd - wij kennen reeds geen anderen naam dan dezen anti-Duitschen - een revolutie was uitgebroken, 12 leden der Doema de leiding hadden genomen en zich als rijksregeering hadden geconstitueerd, dat de Tsaar tot afstand was gedwongen, het leger zich bij de revolutie had aangesloten. Sedert bleek, dat de revolutie, niet zonder voorkennis, ja met medewerking van de Engelsche en Fransche gezanten, reeds begin Maart was voorbereid, zich ook over andere deelen van Rusland had verbreid, hier en daar ernstig verzet had gevonden maar voorloopig de overhand had gehouden en bepaaldelijk tegen Duitschland was gericht zooals bleek uit de uitdrukkelijke verklaring der liberale Doema-regeering, dat zij Nicolaas II en zijne gemalin zoowel als de oude ‘onbekwame’ regeering verdacht van ernstige plannen op een ‘Duitschen’ vrede, dat zij zelve integendeel den oorlog met kracht wilde voortzetten tot het ‘zegevierend einde’. De hand van Engeland was duidelijk merkbaar; de Engelsche gezant Buchanan, gesteund door het bezoek van den ‘toevallig’ nog