daartoe door den nood gedwongen. En het gaat bar toe op de zeeën, barder soms dan noodig schijnt. Maar wie weet niet, hoe de duikbootenoorlog de uitvoerders van dien oorlog verwildert? hoe de haat tegen Engeland, dat de Duitsche bevolking stelselmatig uithongert, ook de Duitsche zeelieden bezielt? En de barheid wordt nog erger door den scherpen wintertijd, dien wij beleven. Welk een tijd beleven wij!
Ook wij, Nederlanders, die ook onze schepen, zoodra er eenig vermoeden van contrabande is en zoodra zij binnen de door Duitschland getrokken blokkade-lijn gevonden worden, te gronde zien gaan, onze verbinding met onze eigen koloniën verbroken zien. Aan onze zorgzame, altijd wakende regeering is het eindelijk gelukt een weg naar Indië te vinden: een geul in de Noordzee naar Bergen, van daar naar Norfolk in Virginia, van daar te land naar San Francisco of wel ter zee door het Panama-kanaal over Honoloeloe naar ons Indië - dat is ten minste iets, al is het ver, duur en bezwaarlijk. Maar hoe zal dat gaan, als Amerika en Duitschland werkelijk in oorlog komen? als het Panama-kanaal door duikbooten wordt bezocht? Wie dan leeft, wie dan zorgt; voorloopig is een weg gevonden en behoeven onze schepen op Indië, Engeland niet meer aan te doen als te voren. De gevaren van een dusdanigen oorlog blijven echter dreigen. Maar zal Amerika zoover gaan? Dat valt te betwijfelen, als men overweegt, wat het er bij waagt, vooral tegenover het Duitsche deel zijner eigen bevolking. Er is ongetwijfeld in de Vereenigde Staten een sterke strooming van Entente-gezindheid; maar er is ook een sterke pacificistische strooming, waarin de president zelf een plaats inneemt, en bovendien een sterke anti-Entente strooming. Vooralsnog blijft de vrede zoo bewaard, al worden de diplomatieke betrekkingen afgebroken, maar elk oogenblik dreigt toch de oorlog en er is niet veel noodig om den evenaar te doen doorslaan. Wij leven in onzekerheid, wij leven bij den dag - een weinig benijdenswaardig leven, maar toch nog een leefbaar leven ten minste.
En op alle fronten wordt intusschen gestreden. Aan de Ancre en de Somme behalen de Engelschen kleine voordeelen, verwoesten Duitsche stellingen en loopgraven, nemen honderden gevangenen mede; in Champagne doen de Duitschers hetzelfde. Zoo gaat het op de Russische grens, in Macedonië, in de Alpen, in Mesopotamië - overal patrouille- en voorpostengevechten, hinderlagen en overvallingen. Voorbereiding alles voor een groot offensief? Of altijd de wanhopige slijtingsoorlog, al drie jaar zonder succes? Het