Onze Eeuw. Jaargang 17(1917)– [tijdschrift] Onze Eeuw– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 443] [p. 443] Sonnetten Door Willemine G.A. Labberton. Twijfel. Een lichte dag als glanzend kristallijn, Een schat van bloemen, bleek' en gloeiend roode... O zomertijd! waarvan mijn hart zoo noode Kon scheiden, schoon toch 't einde eens moest zijn. Toen rukte ik met een vlijmend felle pijn Mij los van wie ik inniglijk vergoodde; 't Was of 'k met eigen hand mijn voelen doodde, Dat weenend zich verborg in sterkte-schijn. Nu snikt in mij een mateloos verlangen, Dat uiting wil en voor zichzelve vreest, Innerlijk angstig om zóó groote macht. Uw beeld is immer mij nabij geweest! Kan dan mijn leven toch zijn lust en kracht Alleen van U, die liefde zijt, ontvangen? [pagina 444] [p. 444] Schemering. De droeve schoonheid van vergane dingen Houdt mij omvangen en heeft, diep ontroerd, Mijn hart en denken willoos meegevoerd, Dat starend nu, woelt in herinneringen. 'k Hervoel, van weeke weelde zacht beroerd, Die teere wijding en 't al macht'ger dringen Tot rijke liefde, als d' ochtend-schemeringen Door volle zon ten dage opgevoerd. Is dat een stem, die door de stilte gaat, Die fluisterkoozend zoetjes aan komt zweven, Met zacht geklank mijn dorstig' ooren lavend? 'k Voel om mijn hoofd twee sterke handen beven, Mijn oog streelt lachend een geliefd gelaat...... Maar ziet al tranend in den vroegen avond. [pagina 445] [p. 445] Na den storm. De dennen zingen 't lied van d' avondstond, Die langzaam daalt met zegenend erbarmen. Zóó sluit een moeder in haar trouwe armen Het kranke kind, dat nergens ruste vond. Met 't eerste lichten, dat de morgen zond, Ging als een bede, huiv'rend om ontfermen, Door bloem en blad een rits'len, klagen, kermen, Om 't arme leven, door den storm gewond. Vergeefs - de kille, nevelgrauwe dag Bracht feller strijd en hagelbitse vlagen, Geen uur van rust, geen enk'len zonnelach. Nu staan de boomen stil en schreiensmoe.... In zachte vlokken, die den vrede dragen, Dekt blanke sneeuw de doode bloemen toe. [pagina 446] [p. 446] Herfststemming. Zie hoe Natuur in kleurrijk herfstgewaad Nu straalt en fonkelt! Schitt'rend is het loover, Een gloed van geel en roodend bruin, waarover Al-schoonheid scheppend, 't gouden zonlicht gaat. Geen droeve rouw om Zomer's licht gelaat, Dat nog onsterflijk glanst in 't zongetoover; Geen vrees welk offer Winter zich verover', Het heden heerscht, dat zich in weelde baadt. Het Heden heerscht! Laat af van 't blij verleden, Geniet wat is, eer 't korte schoon vervliegt, En staal uw kracht - de strijd moet tòch gestreden. Reeds zingt de wind die zacht de boomen wiegt, En hier en daar wat gelend blad doet zwerven, 't Weemoedig lied van naderend versterven. Vorige Volgende