Onze Eeuw. Jaargang 17(1917)– [tijdschrift] Onze Eeuw– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 147] [p. 147] Verzen Door Edward B. Koster. Weven. Kleurwiss'lend gaat het immer-schuivend spel Van draden in hun bontheid heen en weer, Als een gedicht, met keer en tegenkeer, Harmonisch zich verbindend de bevel Van wie de woorden, hier de draden, leidt, Tot uit de veelheid, vorm'loos eerst en vaag, Het weefsel, groeiend tot voltooiïng staag, In vollen bloei zijn schoone kleuren spreidt. Want wat eerst vorm'loos scheen op het stramien En zonder leven, woestenij van wol, Wordt onder kunst'ge handen rijk en vol Van weem'lend leven, wonder om te zien. [pagina 148] [p. 148] Watermolen te Vorden. Door 't groenomhuifd en luisterrijk paleis, Waarin de wrakke watermolen staat, Ruischt in natuurlijk-ongeschoolde maat Der voog'len vrije klankenvolle wijs. Zij zingen om het luidst den eereprijs Van weeld'rig loover en den vollen baat Van weem'lend-woelig leven, houden raad In deft'ger samenscholing diepe peis. En rondom in het mystisch boomprieel Van eeuwenoude stammen speelt de zucht Van zomerzoelte door de lichte lucht. Blij blauwend buigt de hemel zijn gewelf Om deze heerlijkheid, en sluit zichzelf, Turkooizen schrijn, om 't glanzend groen juweel. Vorige Volgende