naar Indië misschien. Von der Goltz pasja maakt zich gereed om van Syrië en Palestina uit, langs den weg der Duitsche kruisvaarders van de 12de eeuw, van Koenraad III en Barbarossa, Egypte binnen te vallen. Het kanaal van Suez, door de Engelschen geducht versterkt, zal binnenkort gesloten moeten worden en reeds varen de Engelsche, Fransche en Nederlandsche mailbooten langs den ouden weg om de Kaap naar Indië. Nog stouter expeditiën der Duitschers naar Mesopotamië, naar Perzië, naar Indië, langs den weg van Alexander den Groote, worden voorbereid, naar men zegt. Napoleon's idealen schijnen der vervulling nabij en Engeland begint te vreezen voor zijn wereldrijk.
Maar Engeland denkt er niet aan om kamp te geven. Meester van de zee, rekenend op zijn Kitchener, den bedwinger van Egypte, Zuid-Afrika en Indië, is het bereid tot iedere krachtsinspanning. Het put met ruime hand uit zijn welvoorziene geldkist, het koopt van alle kanten reusachtige munitie-voorraden, het stelt zijn nijverheid, zijn vrouwen in dienst van het kolossale leger, dat het door half gedwongen dienstneming tot verscheidene millioenen opvoert; het klemt de tanden op elkander en staat gereed om den gevaarlijken mededinger te weren uit zijn grondgebied, terug te dringen, te vernietigen voorgoed.
Het zijn wel groote dingen, die wij beleven; en nog grootschere zijn er misschien te wachten.
Nog altijd blijft Nederland buiten den geweldigen kamp, nog altijd staat het tot de tanden gewapend om af te weren, wie het mocht aanvallen. Niet om in te grijpen, als het kritieke oogenblik komt. Het lijdt ook zelf beproevingen, welker gewicht echter nog zeer wel te dragen valt; beproevingen van economischen aard vooral, waartegen zijn regeering met al hare macht strijdt, natuurlijk niet zonder misgrepen, zonder fouten zelfs te midden van den chaos om ons heen, te midden van allerlei bezwaren van financieelen, ook van staatkundigen aard. Of zou de herhaalde schending onzer rechten als zeevarende mogendheid door Engeland, dat telkens onze schepen aanhoudt, onze ladingen onderzoekt, onze mailverzendingen vinnig contrôleert, maar zonder meer lijdzaam kunnen worden toegelaten? Wij willen liever geen oorlog met Engeland, waarvan onze onmisbare koloniën en de veiligheid onzer zeekust de hooge inzet zouden zijn, waarvan misschien hongersnood en ellende de onmiddellijke gevolgen zouden kunnen worden. Maar wij kunnen evenmin dulden het voortdurend schenden onzer rechten als onafhankelijke staat, de smadelijke behandeling onzer eigendommen, de aanhoudende