Onze Eeuw. Jaargang 15
(1915)– [tijdschrift] Onze Eeuw– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 337]
| |
Toestanden en opstanden in Mexico
| |
[pagina 338]
| |
zaak critisch al deze litteratuur te gebruiken, in 't bijzonder die, welke over 't bestuur van Porfirio Diaz handelt. Gelukkig hebben ook vele Mexicanen - in den regel pas wanneer ze in de U.S.A. veilig waren voor de wraak van hun tegenstanders - hun opinie gezegd over de oorzaken der troebelen, en de verkeerde toestanden in hun vaderland blootgelegd. Zoo kan men door gezette studie der meeningen, critische vergelijking van de feiten en overweging van den oorsprong en de bedoeling der geschriften, zich een vrij klaar beeld vormen van de politieke, sociale en economische oorzaken, waardoor al deze woelingen worden voortgebracht.
Wie zich in dezen een oordeel wil vestigen, moet allereerst de samenstelling der bevolking nagaan. Volgens de jongste statistieken behooren 19% van de Mexicaansche bevolking tot het blanke ras, 43% zijn halfbloeds, en 38% zijn Indianen. De grondwet stelt alle rassen gelijk, en belooft hun gelijke bescherming van de zijde van 't gouvernement. Feitelijk echter is de bevolking gescheiden in twee groepen: de Blanken en halfbloeds eenerzijds, en de Indianen in de tweede plaats. De Indianen worden verdeeld in Indios fideles, de zwervende stammen of tenminste die welke zich vèr hebben gehouden van de Mexicaansche beschaving, en de Indios bravos, die te midden der overige Mexicanen wonen en den christelijken godsdienst hebben aangenomen. Deze laatste zijn grootendeels van Aztekischen oorsprong. Ze zijn echter door den eeuwenlangen omgang met de Mexicanen van gedeeltelijk of geheel zuiver bloed, min of meer geëuropeaniseerd. Bij de huisdieren hunner vaderen: den hond en den kalkoen, hebben ze den ezel, het muildier, het paard, soms de koe. Ze gebruiken soms ploegen, die echter nog steeds van 't oude Spaansche model zijn; ze kleeden zich meer modern, en voeden zich niet alleen met de plantaardige voedingsmiddelen van oudsher: tortillas (maiskoeken), boonen en groenten, maar ze verlangen ook | |
[pagina 339]
| |
naar vleesch en, helaas, naar geestrijke dranken, inzonderheid den geliefden nationalen drank, de pulque. Al die behoeften zijn hun ongeluk. Deze worden aangemoedigd door de haciendado's en door de wervers van werkvolk. Ze worden er toe gebracht, voorschotten aan te nemen en dan zijn ze aan den duivel overgeleverd. De officieele gegevens berichten, dat de Indianen (en ook de peons van gemengd bloed) een contract sluiten om zes maanden te werken en zoo schijnt hun toestand bij de wet geregeld en door de wet beschermd. Maar de feitelijke toestand is die van een verkapte slavernij. Hun wordt voorgespiegeld, dat ze licht werk zullen krijgen en een mooi loon. Bij aankomst in de plantages blijkt echter, dat ze wegens transport- en onderhoudskosten, aanschaffing van materiaal en kleeding ongeveer 65 dollar schuldig zijn aan den ronselaar, die zijn recht op dit geld overdoet aan den werkgever. Er wordt nu van die zijde voor gezorgd, dat de Indianen van hun geld niet te veel overhouden, waardoor ze na zes maanden gedwongen zijn, een nieuw contract te sluiten. Het officiëele voorschrift luidt, dat de arbeiders behandeld moeten worden, zooals een vader zijn kinderen behandelt: ze worden op de velden met den stok geregeerd door blank-officieren; 's nachts in groote troepen gelegerd in open schuren, die onvoldoende ruimte bieden, mannen en vrouwen en kinderen bij elkaar, zonder eenige afscheiding hoegenaamd. Die slaapgelegenheden zijn omgeven met prikkeldraad, en hebben slechts één uitgang, die door gewapende mannen bewaakt wordt. Onder de tropische zon worden ze in hun dagtaak afgebeuld en een der ronselaars, niet wetende, dat hij sprak met een man, die op onderzoek uit was, dorst er zich dan ook op beroemen, dat een man, als die eenmaal uit zijn handen kwam, niet veel meer waard was. Het is goedkooper telkens weer nieuwe arbeidskrachten te doen overkomen, en er uit te halen, wat er uit te halen is, dan al de kosten op zich te nemen, die een gematigde arbeidstijd, goede voeding en hygienische verzorging zouden meebrengen. Beter er aan toe zijn de Indianen, die in 't gebergte | |
[pagina 340]
| |
wonen. Ze hebben een natuurlijken aanleg voor den landbouw, zijn zorgzaam bij de keuze hunner zaden, kennen de waarde van het uitbreken van knoppen, weten hun velden (op kleine schaal) te bevloeien en te beveiligen tegen overstroomingen. Ze voorzien de hoofdstad van groente. Voorts bedrijven ze met veel smaak wat huisindustrie en gaan soms zelfs hun producten venten in de steden of langs de hacienda's. Voor 't meerendeel zijn ze gegroepeerd tot stammen, welke onderling zeer uiteenloopende talen spreken. Franco Pimentel, de beste kenner dezer talen, vermeldt veertien spraakfamilies, waaronder de kleinste echter slechts 200 koppen telt. We zien hier dus hetzelfde verschijnsel als bij de Noord-Amerikaansche Indianen. De bodemgesteldheid, die tot groepsvorming in de afzonderlijke dalen zou geleid hebben, kan niet aangenomen worden als oorzaak voor deze taalverscheidenheid, eensdeels, omdat vele duizenden Indianen op de hoogvlakte of in de laagvlakten wonen, anderdeels omdat dit argument toch zeker niet zou opgaan voor de stammen, die in de prairiën van Noord-Amerika leven. Waarschijnlijk is de vijandige gezindheid tusschen de verschillende stammen de hoofdoorzaak. De voornaamste Indiaansche stammen, welke zich ver hielden van de Mexicaansche beschaving zijn: de Apachen, de Yaquis en de Maya's. De Apachen woonden grootendeels op Noord-Amerikaansch grondgebied en deden strooptochten in het aangrenzende Mexicaansche gebied. Met behulp van de regeering der Unie zijn ze verslagen, en gedwongen hun rooftochten te staken. De Yaquis worden door H. ten Kate, die ze uit eigen aanschouwing kent, beschreven als een nobel ras, hoog en slank van gestalte, welgevormd, zachtaardig van inborst en ridderlijk van opvattingen. Hun woonplaatsen waren en zijn vnl. in Sonora. Ze leefden in vrede met het gouvernement en hebben dit herhaaldelijk gesteund in den strijd tegen de Apachen. Ze werkten op hun eigen land, of naburige hacienda's, of in de mijnen en waren gewaardeerde arbeiders. Totdat er gebrek kwam aan arbeidskrachten voor den | |
[pagina 341]
| |
verbouw van hennequin (sisal-hennep) in Yucatan. Een casus belli tegen de Yaquis was licht gevonden en in 't voorjaar van 1908 werd bepaald, dat elke Yaqui, waar ook gevonden man, vrouw of kind, opgepakt zou worden en gedeporteerd naar Yucatan. Ze werden daartoe getransporteerd over zee, moesten dan een tocht doen te voet over de bergen, en gingen daarna per kustboot naar Yucatan. Onderweg stierf 10% à 20% der ongelukkigen. Mannen en vrouwen, ouders en kinderen werden van elkaar gescheiden, hoewel de Yaquis zeer aan de familiebanden gehecht waren, en ondanks de bepaling der Mexicaansche wet, die echtscheiding en hertrouwen verbiedt, werden de aldus van man en kind beroofde vrouwen, in Yucatan gedwongen algemeen bezit te zijn van de arbeiders der plantage, waarop ze geplaatst werden, en soms worden ze gedwongen met een Chinees te trouwen, hoewel ze die gruwelijk verfoeien. Toen de inwoners van Sonora zich beklaagden over de onttrekking van werkkrachten aan hun district ten voordeele van de hennequin-koningen in Yucatan, gaf Porfirio Diaz schijnbaar gehoor aan hun klachten. 't Bevel werd uitgevaardigd: Voortaan zullen geen Yaquis meer gedeporteerd worden, behalve wanneer een Yaqui de strafwet overtreedt. Voor elk geval van dien aard zullen 500 Yaquis worden opgepakt en gedeporteerd! De leverantie van ‘arbeiders’ ging dan ook ongestoord verder. De angst onder de Yaquis werd zoo groot door de berichten omtrent de schrikkelijke sterfte tengevolge van 't harde leven in het tropische land, (even ver weg van hun geboortegrond als Timboctoe van Nederland) waarheen hun broederen gedeporteerd waren, dat zelfmoord vaak verkozen werd boven het leven in den vreemde. Soms greep die angst een heele groep aan, en 't is voorgekomen, dat 150 Yaquis van beide geslachten, op een oorlogsvaartuig gebracht om gedeporteerd te worden, zich allen tegelijk te water wierpen en jammerlijk verdronken. De Maya's in Yucatan, een stam die kon bogen op een aloude beschaving, kwamen ‘in opstand’. Te vuur en | |
[pagina 342]
| |
te zwaard werd het land verwoest. De bevolking in zijn geheel, een 100 à 150.000 man, werd feitelijk tot slaven gemaakt. Velen van hen moeten rubber zoeken in de bosschen van tropisch Mexico, en ze sterven daar als ratten. Wie de gruwelen van den modernen oorlog ziet, kan zich voorstellen, hoe die opstanden in Mexico zijn gedempt. De gruwelijkste verhalen vindt men dan ook in de daarover handelende litteratuur, met foto's verluchtGa naar voetnoot1). De ‘wilde’ Indianen zullen het niet lang meer maken; de ‘brave’ Indianen zijn van oeconomisch geringe waarde en beloven weinig voor de toekomst. De sterfte onder hen is groot en het Indiaansche ras lost zich langzaam op in het creolen-element. De kreet: ‘Mexico voor de Indianen’ zal wel nooit gehoord worden.
Blijft dus over na te gaan, hoe de toestanden zijn onder de blanken en halfbloeds en dan is 't wenschelijk, dat we ons eerst een beeld vormen van den economischen toestand van 't land. Vóór de komst der Spanjaarden waren groote gebieden van bouwland in handen van de Aztekische grooten, een natuurlijk gevolg van de veroveringsoorlogen, door de Aztekische Mexicanen gevoerd, en van den staat van afhankelijkheid, waarin het mindere volk altijd verkeert in een minder beschaafden, despotisch geregeerden, oostersch getinten staat. De Spanjaarden namen dien toestand met begeerigheid over, al trok, nog meer, het zilver en goud, waaraan 't land zoo rijk was. De Katholieke Kerk, bezorgd voor het heil der heidensche bevolking, zond haar dienaren naar 't Nieuwe Spanje. Evenals elders verwierf zij zich ook hier groote rijkdommen, 't geen te gemakkelijker ging door den steun van 't Spaansche Gouvernement, dat in de Katholieke Kerk een machtigen bondgenoot vond in de overheersching der talrijke bevolking. Vooral de Franciscanen, de Dominicanen en de Jezuieten hebben een enorm | |
[pagina 343]
| |
landbezit verkregen, dat tegen het eind van de Spaansche overheersching geschat werd op meer dan de helft van het land. Geen wonder dan ook, dat allerwegen grootsche kerkgebouwen en godsdienstige gestichten verrezen, meest in den Spaanschen renaissance-stijl, prachtig versierd inwendig, en hoog uitstekend boven de armelijke hutten en huisjes der landelijke of stedelijke bevolking. Deze concentratie van rijkdom in de doode hand is stellig een der oorzaken geweest voor den opstand der Mexicanen in 1821 tegen de Spanjaarden. En 't was dan ook met algemeene instemming, dat een der eerste regeeringsdaden van Benito Juárez bestond in de sequestreering der geestelijke goederen. Tegelijk werd den monnikorden 't verblijf in Mexico ontzegd. De regeering, plotseling in 't bezit van onmetelijke en letterlijk ongemeten landerijen gekomen, gaf, onder Juárez en Diaz met ruime hand land weg: aan steden, aan landelijke gemeenten, aan spoorwegmaatschappijen, aan particuliere ondernemingen. Zoo is b.v. in de jaren 1894-1904 niet minder dan 41 millioen H.A. afgestaan. Niettemin is de verdeeling van 't landbezit nog bijna even slecht als in den Spaanschen tijd: een 7000 families en maatschappijen bezitten verreweg het grootste deel van 't land, en daartegenover staat de rest van de 15.000.000 inwoners als de niet grondbezittende klasse. In Chihuahua heeft generaal Terrazas zijn bezittingen: ¾ van den staat, nog 1 mill. H.A. grooter dan Massachusetts en Rhode Island samen. De familie Zuloaga bezit o.a. één hacienda met een oppervlak van 2 millioen acres. In Tamaulipas behooren 2½ millioen acres aan I. Noriega, die een strooman was van Porfirio Diaz, en zoo worden nog vele voorbeelden aangehaald. Op zoo'n hacienda leven soms een 20.000 peons, halfbloeds, geboren in de schaduw van huns meesters huis, van jongsaf gewend aan schralen kost, onvoldoende woning en geringe verdere levenseischen. Wat ze noodig hebben, krijgen ze van hun meester; geld wordt in den regel niet | |
[pagina 344]
| |
uitbetaald; op de hacienda is o.m. ook een winkel, waar de peons kleeren, tabak, snuisterijen, etc. ‘koopen’, voor 't bedrag, dat ze aan arbeid geleverd hebben. Gedwongen winkelnering dus, en daar, evenals elders, ontstaan door den grooten afstand tot naburige winkels, de kapitaalkracht van den ondernemer, en de afhankelijkheid van den werknemer. Zoolang de peons eerbied gevoelen voor, en trouw blijven aan hun meesters, concentreeren dezen in hun persoon een groote macht. Zoo'n haciendado woont in een huis als een paleis en beschouwt zich als heer en meester over arbeid, en kapitaal, en land, ja over 't leven zijner peons. Het ware feudale stelsel dus. In gevallen van persoonlijke ambitie kan zoo'n machtig landeigenaar met zijn tienduizenden van peons een staat in den staat vormen, en grooten politieken invloed oefenen. Een groot gevaar dreigt hun allen echter; de onwil, ten slotte de opstand der peons. En daarom vormen deze grootgrondbezitters een kliek, de cacicazgo genaamd, die alles doet om de positie der landeigenaars te handhaven. Diaz nu had zich bij deze kliek aangesloten; we vooronderstellen, omdat hem de overheersching van 't grootgrondbezit als 't beste voorkwam. Zijn regeeringsmaatregelen zijn ook juist in deze zelfde lijn geweest. Steeds heeft hij het grootkapitaal gesteund en 't grootkapitaal gelokt. Zijn financieele politiek, die tot gevolg had, dat de schatkist gevuld werd, en de Mexicaansche fondsen op de beurzen goed stonden, had o.m. ten doel de kapitalisten ertoe te brengen, kapitaal te steken in Mexicaansche ondernemingen. Nogeens: we willen graag aannemen, dat hij naar zijn beste weten heeft gehandeld, maar zijn bestuur is meer geweest een exploitatie van de Mexicaansche hulpbronnen en van 't Mexicaansche volk, dan een ontwikkeling van beide. Het klimaat is een der oorzaken voor het ontstaan van grootgrondbezit. Bijna overal is bevloeiing noodig; doch die kan niet geschieden dan met behulp van groote kapitalen. De fout van Diaz nu is geweest, dat hij de bevloeiingswerken in handen gaf van particulier grootkapitaal. | |
[pagina 345]
| |
Teekenend is wel, dat de eerste oase, die men van 't Noorden komende, in de nabijheid van de hoofdstad Mexico ziet, de reusachtige bevloeiing in Durango is, waar 't kapitaal geregelde opbrengsten en hooge dividenden behaalt. En daarnaast liggen armzalige bezittingen zonder een druppel water in den drogen tijd, en die verdrinken na de zomersche wolkbreuken. Tachtig percent der bevolking van Mexico zijn peons, en deze leven in een staat van afhankelijkheid en armoede, die met onze begrippen al heel slecht overeenkomt, en hun ook allerminst aanstaat. Enkele zwakke pogingen zijn door de regeering gedaan om in dezen toestand verandering te brengen; hier en daar is een enkele groote bezitting in gedeelten uitgegeven aan huurboeren, pachters. Zoo bv. de hacienda Sacramento, die tegenwoordig door 14 pachters bebouwd wordt, welke hun arbeiders met heusch geld betalen. Ook zijn wel regeeringslanden in kleine gedeelten afgestaan. Ten behoeve van die landuitgifte zijn de regeeringsbezittingen opgemeten, onderzocht, en geclassificeerd naar hun waarde voor den landbouw. Dit is een enorm voordeel geworden voor de regeering: het bleek nl. dat de verschillende bezitters van land weinig scrupuleus waren geweest bij het bepalen der grenzen hunner bezittingen, die ze n.b.! van de regeering hadden gekocht of gekregen. Groote stukken lands waren onrechtmatig in cultuur gebracht; alleen in de jaren 1896-1900 bedroeg de hoeveelheid land, die de regeering door nauwkeurige meting terug kreeg, niet minder dan 2½ millioen H.A. En daarmee was 't nog niet uit, want in de opvolgende periode van 4 jaar bedroeg 't getal 3¾ millioen H.A.! Dit klinkt alles echter mooier dan 't is: de meeste klein-grondbezitters in Mexico hebben geen papieren, waarmee ze hun recht op den grond kunnen bewijzen. Het feit, dat ze gedurende vele geslachten zijn erkend als bezitters, is in alle eeuwen voldoende geweest. De regeering heeft hierdoor geen overzicht van het grondbezit en in 't belang van den fiscus werd daarom herhaaldelijk voorgeschreven, dat de landeigenaars hun land moesten laten | |
[pagina 346]
| |
registreeren binnen een bepaalden tijd, onder bedreiging met verbeurdverklaring bij nalatigheid. Aangezien de Mexicaansche regeeringen elkaar zoo snel opvolgden, trok bijna niemand zich wat aan van deze voorschriften en de strafbepaling was een doode letter. Onder Diaz werd dit anders. Ook door hem werd een dergelijke bepaling uitgevaardigd. Ook nu stoorde het gros der kleine landbezitters zich er niet aan. Maar ditmaal bleef de regeering wèl aan. En als de tijd van aangifte verstreken was, behoorde de grond ‘rechtens’ aan den Staat. Daarvan hebben èn de Regeering èn de grootgrondbezitters welke tot de regeeringskliek behoorden, ijverig gebruik gemaakt om hun eigen grondbezit uit te breiden. De maatregel had dus ten gevolge, dat het aantal der klein-grondbezitters aanmerkelijk verminderde. Een andere regeeringsmaatregel was de verdeeling van sommige gemeente-gronden. Daardoor kwamen de peons dan in bezit van een stuk land, dat stellig in vele gevallen hun gezin kon onderhouden. Deze maatregel, hoe goed bedoeld, heeft de tegenovergestelde uitwerking gehad. De peons hadden niet geleerd, voor zich zelf te werken, ze hadden geen afzetgebied voor hun waren en bleken onmachtig van het hun geschonken land te leven: de grootgrondbezitter bood een prijsje, dat de peon met vreugde aannam, een korte periode van weelde volgde, en daarna werd de peon weer peon. Alleen in de nabijheid der groote steden, waar men zeker is van afzet der producten, en in sommige streken, waar het klimaat zóó gunstig is en de bodem zóó vruchtbaar, dat zelfs een middelsoort-peon er zijn bestaan kan vinden, heeft de maatregel gunstig gewerkt. De verdeeling van het landbezit is echter nog evident slecht. Voorslagen tot verbetering zijn van verschillende zijden gegeven: verdere verdeeling der puebla-gronden met maatregelen tegen opkoop der verdeelde terreinen: belasting op onbebouwde gronden, waardoor de bezitters er toe gebracht zouden worden, deze te verkoopen; aanleg van regeeringswege van irrigatiewerken ten behoeve van de | |
[pagina 347]
| |
kleingrondbezitters, waarbij aan dezen medezeggenschap wordt gegeven in de waterverdeeling; en verder aanmoediging van al datgene, waardoor een vrije boerenstand zou kunnen gevormd worden. Dergelijke maatregelen had men verwacht van Madero, doch deze heeft niet beantwoord aan de groote verwachtingen, die men van hem koesterde.
Na de bespreking van de landverdeeling, is het de moeite waard na te gaan, wat het land waard is, en hoe het wordt gebruikt. Mexico heeft alle klimaten: Vera Cruz is de heetste plaats van geheel Amerika, en op enkele tientallen K.M. afstands vindt men bergtoppen met eeuwige sneeuw bedekt. De bodem is in verschillende streken uiterst vruchtbaar. Zonder bemesting heeft die grond sinds eeuwen en eeuwen een talrijke bevolking gevoed: de sterke verweering, de overvloedige zomerregens, en de vulkanische asch hebben steeds weer nieuwe voedingsstoffen gevormd. Overmatig dicht bevolkt is het land niet. Hoe komt het dan, dat er om de twee jaar hongersnood heerscht? Allereerst is daarvan voor uitgestrekte landstreken de droogte in bepaalde tijden van 't jaar oorzaak. Tweederden van het land hebben bevloeiing noodig, en nauwelijks 1/10 is bevloeid. De oude Azteken pasten de irrigatie reeds toe, en de Spanjaarden breidden die eenigszins uit, al schonken ze niet al te veel aandacht aan den landbouw. Sinds 1888 is de bevloeiing een onderwerp van regeeringszorg geworden: door geologen (ook buitenlandsche) en technologen heeft ze een onderzoek doen instellen naar de onder- en bovengrondsche watervoorraden. Zooals we zagen, zijn echter de vruchten van dit onderzoek vooral ten goede gekomen aan het grootgrondbezit en aan 't buitenlandsch kapitaal. Noodig zijn de vorming van stuwbekkens en hier en daar 't bouwen van pompwerken. Het schitterend succes, dat de U.S.A. in het droge Westen heeft verkregen, moge ten voorbeeld en ter aanmoediging strekken. Zoodoende verwondert het ons minder, als we in een boek over Mexico bladzijden na bladzijden zien volgeschreven | |
[pagina 348]
| |
over de verschillende wijzen, waarop men in 't droge Westen der U.S.A. aan water komt. In de lagere tropische streken heeft de landbouw met een heel ander bezwaar te kampen. 't Klimaat is daar heet, de regenval in sommige tijden van 't jaar bepaald overvloedig, de bodem is vruchtbaar. 't Onkruid tiert dan ook zóó welig, dat er - bij het geringe getal arbeidskrachten in die streken - geen vechten tegen is: de zwakkere landbouwgewassen worden belemmerd in hun groei, verstikt onder 't onkruid, of overwoekerd door parasieten. Dit gebrek aan arbeidskrachten wordt trouwens in de meeste deelen van 't land gevoeld. Vandaar dat verscheiden landstreken, die zeer geschikt zouden zijn voor den landbouw, voor veeteelt gebruikt worden, als ze er maar eenigszins bruikbaar voor zijn. Waren de Indianen niet zoo vadsig, dan zou de toestand heel anders kunnen wezen. Die geven echter den brui van 't werken. En de wet heeft alle verschillen tusschen rassen opgeheven verklaard, zoodat in Mexico - gelukkig - niet mogelijk is, wat men in Guatemala gedaan heeft, waar bij de wet de Indianen kunnen gedwongen worden tot den landbouw. Slechts één hefboom heeft de grondbezitter op de energie van den Indiaan, dat is het voorschot. Langzaam aan leert de Indiaan de Europeesche beschaving waardeeren; zijn behoeften - vooral die van de tot Christenen gedoopte - worden grooter. De grondbezitter komt daaraan tegemoet, levert op crediet, en incasseert zijn posten in den vorm van arbeid. Veel risico is daarbij niet, want wegloopen wordt zwaar gestraft, en de schuld gaat van vader op zoon over. Het arbeidersvraagstuk heeft ook de Regeering bezig gehouden en zoo is deze er toe gekomen, de immigratie zooveel mogelijk te bevorderen. Zoo heeft zich, na 1883, een Mormonenkolonie gevestigd in Chihuahua; in 't centrum van 't land vinden we een Italiaansche kolonie; in 't Noorden hebben zich vrijwat Yankees gevestigd. Het heeft echter nooit recht gewild met deze kolonisatie: de onzekere toestanden; de slechte roep, waarin Mexico staat; de nood- | |
[pagina 349]
| |
zakelijkheid van kapitaalbezit; de moeilijkheden, die de omgang met het werkvolk geeft, zijn enkele der oorzaken hiervoor. Daartegenover staat, dat er een vrij belangrijke autokolonisatie heeft plaats gevonden, allereerst naar de Noordelijke Staten, en wel naar die streken, waar de veeteelt zoo voordeelig bleek te zijn; later ook naar Quintana Roo, in 't Zuiden, een gebied, waar een Indianenoproer bloedig onderdrukt, en dus grond vrij gekomen was. Een ander bezwaar voor den vooruitgang van het land is het grootgrondbezit met zijn extensieven landbouw. En woonden nu nog maar alle grootgrondbezitters op hun land, zooals in vroeger tijden, maar al meer en meer vestigen deze zich in de groote steden, waar ze 't geld, dat hun land opbrengt, verteren, terwijl op akker en in schuur het oog des meesters zoo noodig zou zijn. Hierbij komt nu nog een nieuwe factor: de geringe landbouwkennis van den gemiddelden landbouwer. In uitgestrekte streken wordt nog steeds de oude Indiaansche cultuur toegepast: afbranden van 't onkruid en ‘bewerking’ van den grond met den pootstok. Toegegeven moet worden, dat op enkele steile hellingen geen andere methode mogelijk is, en dat op steenachtigen bodem de plantstok een beter hulpmiddel is dan de ploeg. Maar op duizenden en duizenden H.A. grond, die wèl voor moderne cultuur geschikt zouden zijn, zien we nog schrale oogsten behalen volgens deze vóór-Spaansche bebouwingsmethode. In andere streken heeft men het wat verder gebracht: daar wordt de oude Spaansche ploeg nog gebruikt, in hoofdzaak een paal met ijzeren ploegschaar onderaan, waarmee de grond slechts ondiep kan worden omgeploegd. Alweer.... er zijn streken, waar diep ploegen moet vermeden worden wegens het malaria gevaar, dat het medebrengt. Doch dit geldt alleen voor de tropische landen, en de Spaansche ploeg is het werktuig op de hoogvlakte. En dan de rest van het landbouwbedrijf: Zware tweewielige karren, door langzame ossen getrokken, brengen de opbrengst van 't land naar de hacienda, waarbij 3 K.G. | |
[pagina 350]
| |
kargewicht staat tegenover 1 K.G. lading! Vier man en vier juk ossen doen in Mexico 't zelfde werk als één man met één paard in de U.S.A. Het dorschen geschiedt nog steeds op de oude manier: het graan wordt op een cirkelvlak gestrooid en paarden of muilezels er over heen gedreven; een onvoordeelige manier, waarbij veel graan verloren gaat, of, als gebroken, minder in waarde wordt. Wel zijn dorschmachines ingevoerd, maar de Mexicaan wil er niet aan: door de paardenhoeven wordt het stroo fijn genoeg getrapt om als veevoeder te dienen (waartoe het algemeen aangewend wordt) en de dorschmachine levert het stroo heel af; om een klein voordeel wordt een groote winst verwaarloosd. Voor het wannen alweer geen wanmachines op deze groote hacienda's: schep voor schep wordt het door de peons opgeworpen, opdat de wind het kaf wegwaaie. Hier en daar ziet men, als een oase in de woestijn, een moderne hacienda, wetenschappelijk gedreven en toegerust met moderne landbouwwerktuigen; doch hun aantal is slechts gering, en bovendien staan ze voor 't meerendeel onder vreemde leiding. Een bezwaar is, dat gebroken machinedeelen niet hersteld kunnen worden, daar alles van gietijzer of gietstaal is; en het transport uit de U.S.A. naar de binnenlanden van Mexico duurt zóó lang, dat één gebroken onderdeel maandenlang het bedrijf kan doen stilstaan. In 't algemeen kan gezegd worden, dat de mais- en tarwebouw, door dat ze in handen der Mexicanen is, op een lageren trap staat dan de tropische cultures, die voor 't meerendeel in Europeesche, speciaal Amerikaansche handen zijn. De Regeering heeft wel 't een en ander gedaan om den landbouw op te beuren: handleidingen voor de cultuur der landerijen zijn op regeeringskosten geschreven en verspreid; in de bladen komen opstellen over agrarische onderwerpen voor; zaden en stekken van cultuurplanten, welker teelt de Regeering bevorderen wil, worden aan de landbouwers verstrekt; landbouwtentoonstellingen worden | |
[pagina 351]
| |
gehouden; de invoer van landbouwwerktuigen is vrij. Er is dan ook eenige vooruitgang te constateeren; in één jaar gaf de statistiek een bedrag van 117 804 Pesos aan voor den invoer van ploegen en ploegdeelen. Deze vooruitgang is vooral te constateeren in die streken, welke onmiddellijk aan de spoorlijnen grenzen. Wat zal men zich druk maken op zoo menige hacienda, waar de producten toch niet te vervoeren zijn wegens gebrek aan goede wegen: De hacienda heeft een voldoenden afzet aan het eigen landvolk en de naaste omgeving. Honderden en honderden dorpen zijn niet te bereiken dan langs Indiaansche paden, die slechter zijn dan onze oude Hessenwegen. Dit geldt niet alleen voor de streken met een uitsluitend Indiaansche bevolking, maar ook nog in hooge mate voor de bergstreken. Langs die wegen staan op dagmarsch-afstanden hutten, tot nachtverblijf der dragers, die, met den draagband om het voorhoofd, moeitevol langs de modderpaden het transport onderhouden. De halfbloeds hebben deze manier van dragen overgenomen; ze schijnt dus gemakkelijk te zijn. Op de rivieren ziet men nog wel de oude éénboomen, de halve, uitgeholde boom; in Chiapas worden nog veelvuldig draagzetels gebezigd, soms door peons, soms door twee muildieren gedragen. De wegen, die er zijn, stralen uit van het hoogland, speciaal van de stad Mexico. Maar een weg te land naar Neder-Californië bestaat niet, en zelfs het zoo belangrijke Yucatan met zijn industrie van hennequin is te land niet te bereiken: men reist van de hoofdstad naar de kust en van daar per kustboot naar Progreso. De kustvaart in de beide oceanen is goed ontwikkeld en grootendeels onder Mexicaansche vlag. Sinds 1850 zijn spoorlijnen aangelegd en Diaz heeft daaraan krachtig medegewerkt. Mexico heeft weldra na de Unie het grootste spoorwegnet (berekend per hoofd der bevolking) van alle Amerikaansche Staten. Doch dat is nog niet veel gezegd. Van het hoogland naar den Grooten Oceaan kan men nog niet rechtstreeks per spoor komen, | |
[pagina 352]
| |
doch alleen langs den omweg van de Tehuantepec-baan. De eerste spoorlijnen volgden in hoofdzaak de oude Indiaansche paden of heerwegen, en dat was goed gezien, want die gingen door de vruchtbaarste en dichtstbevolkte streken. Maar voor de ontwikkeling van den handel, en van het land, is meer noodig. Zoo dient tegenwoordig de Tehuantepec-baan voor het verkeer tusschen de twee oceanen. De havens aan weerszijden zijn modern uitgerust en een vaste stoomvaartverbinding, de Hawaian Steamship Co. verhoogt de beteekenis van de spoorlijn ten zeerste. Zóó groot is die beteekenis, dat de lijn niet alleen nu de belangrijkste verbinding is tusschen den Atlantischen en den Grooten Oceaan, doch dat zij, naar verwacht wordt, de concurrentie met het Panama-kanaal zal kunnen weerstaan, vooral door de tijdsbesparing, die ze biedt: het Panama-kanaal ligt 1200 zeemijlen zuidelijker, wat dus een omweg van 2400 zeemijlen beteekent, en 't vervoer per spoor gaat sneller dan dat door het Panama-kanaal. Een algemeen plan van spoorweg aanleg is vastgesteld, waarbij de ontwikkeling der hulpbronnen van het land op den voorgrond staat: een spoorlijn, die alle Pacific-Staten zal verbinden met de lijnen naar Californië en met een lijn naar Gruatemala, is in aanleg; zoo tusschen de revoluties dóór wordt er aan gewerkt. Het plan voor een overlandverbinding met Yucatan, deels ook met militaire bedoeling, was ontworpen, doch is niet tot uitvoering gekomen. Van de spoorlijnen is nog alles te verwachten, want de rivieren hebben deels een onregelmatige watervoorziening, deels zijn ze onbruikbaar door de watervallen. Eén middel van bestaan heeft al vast heel veel voordeel van de spoorlijnen, speciaal van de verbindingslijnen met de U.S.A., dat is de veeteelt. In den vóór-Columbischen tijd kenden de Indianen slechts twee huisdieren: den hond en den kalkoen. De onmetelijke weidevelden lagen dus ongebruikt. En nu.... volgens het Statesman's Yearbook van 1913 heeft Mexico: | |
[pagina 353]
| |
5 millioen koeien; 1 millioen paarden, 3½ millioen schapen, 4 millioen geiten, 600.000 varkens, enz.
De Spanjaarden hebben dezen geweldigen ommekeer ingeleid. De veeteelt was bij hen zeer in de gunst; ze werd van Spanje uit sterk aangemoedigd, en de maagdelijke weiden waren onnuitputtelijk. Daarbij komt, dat het klimaat in Mexico op de hoogvlakte veel gunstiger is voor de veeteelt, dan in de U.S.A., waar jaarlijks duizenden stuks vee omkomen door de koude, en waar de stalling in den winter met de dure stalvoedering hooge kosten eischt. In Mexico blijft het vee zomer en winter buiten. Wel had het vroeger veel van de droogte te lijden, doch door aanlegvan reservoirs en het boren van artesische putten is in het moderne veeteeltbedrijf dit bezwaar voldoende ondervangen. Bij den Mexicaan, die van zijn Spaanschen leermeester de veeteelt overnam, is deze tak van bestaan nog in hooge eere; maar.... ze wordt nog grootendeels volgens de Spaansche methoden gedreven. Daartegenover staat, dat in de Noordelijke Staten, op het plateau grenzende aan Texas, zich vele Amerikanen en Engelschen hebben gevestigd. Niet in de lage landen. Wel is ongeveer een derde van het tropische laagland voor weideland geschikt, doch de malaria is een onoverkomelijke hinderpaal voor de vestiging van Europeanen; bovendien zijn de daar voorkomende grassen niet geschikt als veevoeder, en zouden zij eerst uitgeroeid en dan vervangen moeten worden door voedergewassen. Deze moderne veeteelt wordt extensief gedreven op de uitgebreide hacienda's en richt zich op de productie van vleesch en huiden. De zuivelindustrie ligt nog in haar eerste windselen, zoodat men geen boter of kaas kan koopen in de streken waar duizenden koeien rondloopen. Voor de Europeanen worden deze voedingsmiddelen geimporteerd! Een tweede bezwaar van deze extensieve teelt is, dat de mest niet verzameld kan worden, waardoor de voordeelige gemengde bedrijven geheel zijn uitgesloten. | |
[pagina 354]
| |
Ook hier heeft de Regeering wel iets ter verbetering beproefd: artesische putten zijn geboord; reservoirs werden aangelegd; veeziekten zijn bestreden; buitenlandsch fokvee is aangevoerd. Maar ook hier blijft nog het allermeeste te doen, opdat de Mexicaan de voordeelen zal plukken, die nu door den buitenlander worden behaald en het land verlaten.
Behalve de uitgestrekte weiden en bouwlanden bezit Mexico nog een lange strook van bosschen, oerwouden in den echten zin des woords, gematigd vochtige of tropische regenwouden met boomreuzen, waarvan een enkele soms 10,000 $ aan hout levert. Het fijnste mahonie, blauwhart, groenhart, pokhout, enz. komt er overvloedig voor. Aan mahonie wordt jaarlijks voor ruim 1 millioen gulden uitgevoerd; aan campèchehout zeker niet minder. Maar de bereikbare houtvoorraden raken uitgeput en de immense voorraden van de edelste houtsoorten langs de hellingen van 't plateau en in de geaccidenteerde zoowel als in de vlakkere gedeelten van 't Zuiden zijn onbereikbaar. Spoorlijnen voor den afvoer ontbreken, de rivieren hebben vaak te weinig water, en bovendien zijn vele van de meest begeerde houtsoorten zóó zwaar, dat ze niet drijven kunnen. Het houthakkersleven in de Mexicaansche bosschen is ruw, alleen de meest geharde peones kunnen het uithouden en import van blanke werkkrachten is dan ook ten eenenmale uitgesloten. Voorloopig vormen de bosschen dus nog slechts een, overigens veel belovende, reserve.
Mexico is het zilverland bij uitnemendheid, het levert bijna de helft van de jaarlijksche wereldproductie. Voorts veel goud en een lange lijst van andere ertsen, benevens petroleum. Eeuwen lang is het winnen van edel metaal het eenige doel van den mijnbouw geweest, eerst van de Indianen, daarna van de Spanjaarden; de zilvervloten zijn bekend genoeg. Geen wonder, dat in dit land het patio-(amalgamatie) proces is uitgevonden. De hacienda van | |
[pagina 355]
| |
Bartolomé de Medina in Pachuca (Hidalgo), waar het in 1557 door den uitvinder het eerst werd toegepast, bestaat nog en wordt, terecht, in eere gehouden. Voor de soort van ertsen, die de Indianen en Spanjaarden bij uitsluiting zochten, is dit nog heden het beste. Maar sinds heeft men andere zilverhoudende ertsen gevonden, die bij moderne behandeling meer rendement opleveren dan volgens het patioproces. De Mexicaan was echter van de overgeleverde methode niet af te brengen. Zoo verlieten millioenen K.G. erts het land, die in de Unie werden verwerkt. De Tariff-bill en de U.S.A. heeft aan dien aanvoer van ertsen een einde gemaakt door de hooge tollen, en nu zien we, dat na aanneming van die wet zich Amerikaansche maatschappijen hebben gevestigd in Mexico en tegenwoordig daar het Mexicaansche erts ‘smelten’. Toen in 1886 de depreciatie van het zilver den mijnbouw in Mexico in moeilijkheid bracht, zag men in, hoe verkeerd het was, op deze ééne kaart, het zilver, alles te willen zetten. De Regeering deed door buitenlandsche en Mexicaansche geologen het terrein onderzoeken en toen eerst kwam aan 't licht, welk een rijkdom van allerlei andere ertsen nog aanwezig was. Voor eenige jaren (1909) waren officieel reeds een 40.000 vindplaatsen van erts vastgesteld. Wel is op vele dezer vindplaatsen of op de mijnen, die een haastige maatschappij er aanlegde, van toepassing de omschrijving van Mark Twain, volgens welke een mijn een gat is, dat een bedrieger aan een stommeling tracht te verkoopen. Maar het beste graphiet komt tegenwoordig uit Mexico; er zijn steden, welker straten geplaveid zijn met lithografischen steen; koper, zink, antimonium, zout, phosphaten, nitraten, enz. komen in groote hoeveelheden voor. De mijnbouw belooft nog alles. Ook is de zilverproductie over de moeilijkheden van 1886 heen gekomen, en 't is niet onmogelijk, dat haar nog een rijke toekomst wacht, als eenmaal door de herleving van China de vraag naar zilver weer zal stijgen. Door deze overweging geleid, hebben Londensche kapitalisten in den laatsten tijd, natuur- | |
[pagina 356]
| |
lijk met speculatieve bijbedoelingen, zilvermijnen in Mexico gekocht. En ondertusschen geven honderden en honderden mijnen dividenden of geen dividenden, 't geen helaas niet alleen afhangt van de waarde der mijn. De grootste zwendel wordt hier bedreven. 't Is een kleine kunst mijnaandeelen omlaag te drukken: men exploiteert eenvoudig eenige jaren achtereen weinig waardevolle ertsgangen. Is dan het grootste deel der aandeelen in handen van de baissiers gekomen, welnu, dan is de tijd daar, om de rijkere vindplaatsen te ontginnen; de productie neemt toe, de dividenden stijgen; de aandeelen loopen stormachtig op en millioenen worden verdiend door de handige financiers, die bereid zijn 't zelfde spelletje van voren af aan te beginnen. De groote verdiensten in den mijnbouw worden zóó gemaakt, en wel door 't buitenland, om niet te zeggen door Wallstreet. Verreweg het grootste deel der Mexicaansche mijnen is in Amerikaansche handen, waardoor dus ook de reëele opbrengsten grootendeels naar 't buitenland gaan. En hier hebben we de wondeplek aangewezen. Schatten worden en werden uit den bodem gehaald, maar het Mexicaansche volk profiteert er niet van. Ja, de concessies worden betaald... aan de regeering voor een goed deel, aan Mexicaansche particulieren voor een kleiner deel. Maar deze import van geld heeft alleen maar het geld goedkooper gemaakt; zoo is zelfs dit slechts een twijfelachtig voordeel gebleken. Hoewel dus Mexico als ertsrijk land zijn wedergade nauwelijks heeft op de wereld; hoewel ⅓ van den uitvoer uit zilver bestaat, toch heeft de mijnbouw voor het volk van Mexico niet een bijzondere oeconomische waarde, in elk geval lang niet zooveel als de landbouw en de veeteelt, die voor de dagelijksche voeding zorgen. Mexico voedt zich zelve, exporteert nog voedingsmiddelen. 't Zal in steeds toenemende mate een producent van grondstoffen worden: het land is Mexico's rijkdom, niet de mijnen.
De industrie is nog slechts weinig ontwikkeld, wat | |
[pagina 357]
| |
ons niet verwondert in een dun bevolkt, weinig beschaafd land zonder steenkolen. Een groot voordeel heeft Mexico echter: zijn overgrooten rijkdom aan grondstoffen. De Indianen waren voor de komst der Spanjaarden al zeer kunstvaardig en nu nog voorzien ze geheel in de huishoudelijke behoeften: manden, korven, matjes, vaatwerk, enz. De algemeene opinie is, dat ze bij de vervaardiging een nobelen smaak aan den dag leggen; practisch inzicht toonen in de behoeften, waaraan deze voorwerpen moeten voldoen, en tevens een verstandig gebruik maken van de grondstoffen. Toch blijft het klein-industrie. De groot-industrie is in handen der Mexicanen of der buitenlanders. In de meeste gevallen is ze gevestigd in de streken, waar de grondstoffen verbouwd voorden. Zoodoende vindt men ¾ van de industrie op de hoogvlakte, terwijl de belangrijke sisal-industrie in Yucatan gevonden wordt. Voorts hebben die industrieën, welke hun grondstoffen uit het buitenland betrekken: de katoen-industrie (de voornaamste van 't land), de ijzer-industrie, e.d. zich gevestigd aan de importhavens. Door haar watervallen hebben de rivieren hier en daar belangrijke industrie-centra doen ontstaan. Zoo heeft bv. de Lerma een reeks van watervallen, o.a. de ‘Niagara’ van Mexico, 20 M. hoog. Deze heeft van Guadalajara, dat op ongeveer 7 K.M. ervan verwijderd ligt, een stad met groot-industrie gemaakt. De hoofdstad is verlicht door electriciteit, geleverd door een waterval, en de Mexicanen spreken dan ook met recht van hun ‘witte steenkool’. Over 't algemeen trouwens zoekt de industrie ook in dit land de steden, en zoo ontstaat ook hier en verscherpt zich voortdurend de tegenstelling tusschen de industrieele steden en het niet-industrieele platteland, behalve dan in Yucatan met zijn hennequinen suikerfabrieken, waar de industrie zich bij voorkeur op het platteland vestigt en Merida als industrie-centrum juist achteruit gaat. Na 1886 heeft de Regeering ook het hare ertoe bijgedragen om de industrie te bevorderen, vooral door scholen en door subsidies. Het bezwaar blijft echter het arbeidersvraagstuk: de Mexicaan werkt niet gaarne in een fabriek; | |
[pagina 358]
| |
de katoen- en zijdespinnerijen alleen kunnen een redelijk aantal vrouwelijke arbeidsters krijgen. Een industrieland wordt Mexico dus voorloopig niet.
Van de bevolking hebben we de Indianen afzonderlijk behandeld, en bij de bespreking van landbezit en landgebruik hebben wij gelegenheid gehad de rol te doen uitkomen, dien de peones en grondbezitters en de vreemde blanken hebben in de productie en den rijkdom van het land. Het is nu de moeite waard een enkel woord te plaatsen over de bevolking als geheel, haar samenstelling en toe- of afneming, over de demografie dus. De Spanjaarden vonden op de hoogvlakte een zeer dichte bevolking, mogelijk nog dichter dan tegenwoordig. Ze hebben vreeselijk onder deze bevolking huisgehouden, de oorlogen, de gedwongen arbeid in de mijnen, hongersnooden, ziekten, een algemeene toestand van verarming hebben het getal der bewoners sterk doen achteruitgaan. Echter, cijfers daaromtrent zijn niet bekend. De eerste vertrouwbare getallen zijn gegeven door A. von Humboldt in zijn Nouvelle Espagne. Hij schatte in 1810 de bevolking op 6⅛ millioen. In 1895 gaf de Annuario Estadistico een bevolking aan van 12½ millioen. Als we nu bedenken, dat Mexico 1½ millioen K.M2. land aan de U.S.A. had verloren, dan is daaruit op te maken, dat er sinds de bevrijding van de Spanjaarden een krachtige aanwas der bevolking moet zijn geweest. Dit klemt te meer, als men bedenkt hoe velen er gesneuveld zijn in de herhaalde burgeroorlogen, en als we uit diezelfde Annuario vernemen, dat de sterfte per 1000 inwoners 32.29 bedraagt. Oorzaak van dit vrij hooge cijfer is in de allereerste plaats de groote kindersterfte, en voorts de malaria in de kuststreken. In 1900 was het aantal inwoners 13½ millioen; tegenwoordig wordt het op 15 millioen geschat. De toeneming der bevolking bedraagt 1.4%; in 't vruchtbare Duitschland is zij 1.5%. Voor een volk op den trap der beschaving van de Mexicanen is zij dus niet groot te noemen; klein is ze echter ook niet. | |
[pagina 359]
| |
Een punt van overwegende beteekenis is de percents gewijze verdeeling der bevolking. A. von Humboldt stelde de verhouding tusschen Blanken, halfbloeds en Indianen op: 18%, 22% en 60%. De laatste officieele opgaven stellen die op 19%, 48% en 38%. Het aantal der Blanken is dus niet veel grooter geworden; dat der vreemde blanken bedraagt slechts 50.000. Maar de groote verschuiving heeft plaats gehad in de verhouding tusschen halfbloeds en Indianen. Een absorptie van het Indiaansche element accentueert zich àl sterker. Niet, dat we de geheele verschuiving daarop mogen terugvoeren. Er zijn ook heel wat Indianen uitgeroeid, o.a. in den Maya opstand. Maar toch, het feit van de absorptie blijft buiten twijfel. En het verschijnsel beteekent een toeneming in energie van de Mexicaansche bevolking als geheel. Het staat buiten twijfel, dat de kleurling meer cultuurwaarde heeft dan de Indiaan. Wel is de mogelijkheid van ontwikkeling der halfbloeds nu over 't geheel niet zoo bijster groot. Algemeen wordt gezegd, dat de kinderen der peons aanvankelijk zeer leerzaam zijn en ook goed opschieten... totdat ze een zekere hoogte bereikt hebben en dan komen ze niet verder. Toch zitten er blijkbaar onder de halfbloeds wel betere elementen. De spoorwegaanleg gaat tegenwoordig al met eigen krachten; zonder hulp van 't buitenland is de ontwatering van het dal van Mexico gereed gekomen, waarvoor een kanaal van bijna 48 K.M. moest gegraven worden. Het water stroomt dan door een tunnel van ruim 10 K.M., en wordt daarna verder gestuwd door een perspompinrichting, o.a. door nog een tunnel van 2.5 K.M. lengte; het komt daarna terecht in de Tequixquiac. Over de toekomst der Indianen wordt verschillend geoordeeld, maar hierin komen alle voorspellingen overeen, dat Mexico niet voor de Indianen zal zijn, doch een staat van kleurlingen zal worden. Uit de statistieken blijkt, dat het aantal geboorten 34.54 per duizend inwoners bedraagt. Dat is een vrij hoog | |
[pagina 360]
| |
getal. Van invloed daarop is zeker wel het feit, dat per jaar tegenover 240.000 wettige huwelijken 160.000 onwettige staan. Ik ben het niet eens met P. George, die vindt dat de moraalstatisticus uit deze cijfers interessante gevolgtrekkingen zou kunnen maken (met een uitroepteeken er achter); er blijkt immers alleen maar uit, dat de administratie nog niet ver genoeg ingezogen is in het landsbestuur, om het den bewoners als een staatsplicht te doen beschouwen, het feit van hun huwelijk administratief te doen vaststellen. Overigens moeten we voorzichtig zijn met het trekken van besluiten uit de cijfers, die de officieele bronnen geven. Het komt voor, dat een der staten zijn cijfers een keer niet inzendt; of dat jaren achtereen het bevolkingscijfer van een staat precies even groot heette te blijven (blijkbaar had de gouverneur het de moeite niet waard gevonden, een werkelijk onderzoek in te stellen), ook zijn de opgaven van de bewoners zelve niet altijd juist, in 't bijzonder wanneer het de vraag geldt: blank of kleurling. Echter: 't is het eenige materiaal, dat we hebben en im groszen Ganzen zullen de getallen toch wel niet àl te veel van de waarheid afwijken. De bovengegeven conclusie omtrent de verschuiving in de percentages der bevolkingsklassen staat bv. wel vast, al zijn de cijfers niet precies juist.
Dit volk van 15 millioen zielen wordt, na een langdurige periode van rust, al weer sinds jaren beroerd door burgeroorlogen. Wat zijn daarvan de oorzaken? Allereerst zeer stellig de verkeerde verdeeling van den rijkdom. Tegenover de kleine klasse der grootgrondbezitters staan de 80% der bevolking, die in armoede voortleven, in een doffen toestand, onopgevoed, slecht gevoed, wars van eenig hooger leven; een bevolking, die leeft van de hand in den tand, die niets te verliezen heeft en allicht wat te rooven vindt. Een vrije, bemiddelde burgerstand ontbreekt, een vrije boerenbevolking evenzeer. Schatten worden in 't land gewonnen, en de Mexicaan krijgt er niet anders van dan het loon van den handenarbeider, van den mijnbouwer, | |
[pagina 361]
| |
van den cowboy, van den landmansknecht, van den sjouwer en zwoeger, terwijl het gros der verdiensten in handen komt van enkelen, die wonen in de steden of in het buitenland. De regeering van Diaz heeft dien toestand niet alleen bestendigd, maar zelfs verergerd. Het is waar, we hebben enkele pogingen vermeld, die ten gevolge hadden kunnen hebben, dat een middelstand werd gevormd, maar die pogingen schijnen meer op 't papier, dan ze in werkelijkheid waren. Maar vooral het tegenovergestelde, de steun aan het grootkapitaal, heeft zooveel schade aan Mexico bezorgd. Hoe is Mexico b.v. aan zijn spoorlijnen gekomen? Amerikaansch kapitaal bood aan, de eerste lijnen te leggen. Om dit mogelijk te maken heeft de staat Massachusetts zijn wetgeving veranderd zóó, dat het kon toegestaan worden, dat zich in dezen staat spoorwegmaatschappijen vestigden, die in het buitenland spoorwegen aanlegden; 't eerste aanbod was van Bostonsche financiers. Daar zat toch zeker wel een belangrijk voordeel voor deze heeren aan, als een Amerikaansche staat daarvoor zijn wetgeving wijzigt! Diaz stond de concessie toe en als subsidie gaf Mexico 9500 $ per aangelegden Kilometer. Daarvoor werden certificates of indebtedness uitgegeven, en deze werden geleidelijk betaald met een zeker percentage van de bruto ontvangsten der invoerrechten. Om nu aan de regeering de onaangenaamheid te besparen van elk jaar zooveel duizenden dollars van haar inkomsten af te nemen ter betaling aan de spoorwegmaatschappijen, werd bepaald, dat deze certificaten te koop zouden worden aangeboden in alle havens, waar invoerrechten werden geheven. De importeurs moesten het door de regeering bepaalde deel van hun belasting betalen in deze cerficaten. Zoo kregen de spoorwegmaatschappijen geleidelijk en zeker hun geld binnen. Met de uitbreiding der spoorlijnen werd ten slotte het percentage van de rechten, 't welk op deze wijze niet in handen van den staat kwam, zóó groot, dat het een financieel gevaar begon te worden. De regeering bracht nu geld bijeen, door een leening, om daarmede een voldoend aan- | |
[pagina 362]
| |
tal van de nog loopende certificaten op te koopen en tevens aandeelen in de spoorlijnen, om contrôle over die lijnen te krijgen. Wanneer men verneemt, dat de Mexican Central Railroad, een der voornaamste dier maatschappijen, daarbij een korting van 25% aan de regeering toestond, terwijl de rest in cash werd uitbetaald, kan men overtuigd zijn, dat de heeren al wel reeds heel wat winst gemaakt moeten hebben. De regeering heeft sinds dien tijd dan ook zelf spoorlijnen laten aanleggen met het dubbele voordeel van geldbesparing en vrije keuze der trajecten. Het behoeft ons niet te verwonderen, dat S.W. Reynolds, vroeger president van de Mexican Central Railway Cy. schrijvende over de toestanden in Mexico, ten zeerste den president prijst en vooral zoo ingenomen is met de snelle en gemakkelijke manier, waarop concessies werden toegestaan. Hij schrijft: ‘The methods of government followed by General Diaz were in every respect those of a dictator. He had absolute control of all the details of government, appointed his own cabinet and officials, even directing who should be governors of the various states of the Republic. He also had complete control of congress, whose duties for a long time were merely nominal. He and his cabinet arranged the various matters which came up for consideration, and when they required the approval of congress, they were sent to it and approval was given in due course. As an illustration of this, my associates and myself wished a concession for building a railroad near the capital; through our attorneys we arranged all the details with the President and cabinet and then left the matter in their hands. The concession required the approval of congress, which was then in session; there was only just time to have it take its regular course before congres adjourned. We paid no further attention to it, but it was before congress and approved at the last effective moment.’ Hier is tevens blootgelegd een tweede oorzaak voor den opstand. Mexico heeft een grondwet, gemaakt naar die van de U.S.A. Maar de grondwet en de ware regee- | |
[pagina 363]
| |
ringsvorm onder Diaz verschilden hemelsbreed. Diaz was een dictator, die alles regelde en 't congres als quantité négligeable behandelde. Wel wordt door vele schrijvers beweerd, dat het Mexicaansche volk niet rijp is voor een republikeinsche regeeringsvorm, en dat alleen een verlicht despotisme voor dit middeleeuwsche land geschikt zou zijn. Vooral vreemdelingen hooren we deze beweringen steunen; in 't bijzonder verlangen deze naar een nieuwe ‘sterke hand’, die rust en vrede brengt... en hun concessies verschaft. Reynolds ook. Hij zag zeer goed het groote gevaar van zoo'n despotisme in, doch om het goed te praten schreef hij verder: ‘Had he (Diaz) been other than the man he was, of course, one can readily see what this condition would have led the country into, but, being as he was, a patriotic man devoting his life to his country, and working in every way for its development, he handled this great power with so much wisdom and discretion as to bring about the results which were achieved.’ Die ‘results’ waren echter anders dan de spoorwegman bedoelde... de opstand. Alle schrijvers zijn het er over eens, dat Diaz te lang aan het bestuur is gebleven, en in de laatste jaren niet meer de man was van 't begin zijner regeering. De politieke kneveling, die in den beginne niet werd gevoeld, begon meer en meer ondraaglijk te worden. Men denke hierbij aan de verschuiving in de samenstelling der bevolking en de toeneming ervan. Steeds breedere lagen van meer zelfbewuste en ook meer ontwikkelde burgers begonnen te morren over hun gemis aan politieken invloed. Een enkele maal heeft Diaz zelf zich moeten voegen naar den volkswil. Zoo waren b.v. in Sonora twee candidaten voor het presidentschap, waarvan de eene door de regeering gesteund werd. Dank zij den officieelen dwang bij de verkiezingen won de officieele candidaat het. De andere legde zich bij deze vervalschte uitspraak van den volkswil niet neer en begon een opstand. De centrale regeering zond een generaal met een leger om den opstand te dempen. De generaal kwam in conflict met de regeering van den | |
[pagina 364]
| |
staat Sonora. Deze ontvluchtte de hoofdstad, vestigde zich in Guaymas, en verkoos den anderen candidaat tot gouverneur. De centrale regeering, ziende de kracht van het verzet, koos eieren voor haar geld, en bekrachtigde de verkiezing. Er zijn meer voorbeelden, die bewijzen, dat het volk de politieke knechting niet langer wilde verduren en van den opstand heeft men ook meer politieke vrijheid als gevolg verwacht. Bovendien meer rechtszekerheid. Personen, ongevallig aan eenig hoogeplaatst ambtenaar, werden gevangen genomen, hun werd het verblijf in een bepaalde plaats of streek ontzegd, of opgelegd; hun goederen werden verbeurd verklaard, hun vrijheid, hun leven liep gevaar. Die rechtszekerheid zou in de eerste plaats ook den minderen man ten goede komen, die gekneveld werd door de heeren ambtenaren. In Mexico hangt het van den ambtenaar af, hoe kwellend de wetten zijn, en 't zijn vooral de kleinen, die daarvan te leiden hebben. Trouwens, niet alleen van den ambtenaar. Ook van den tusschenhandelaar. Doordien er slechts weinig goede verbindingswegen zijn, kan de kleine boer, de huisindustrieel, de handige werkman, zijn waren niet geregeld en bij kleine hoeveelheden verzenden. Er heeft zich nu een stand van opkoopers gevormd, die kapitaal hebben en het lijden kunnen, dat de waren, welke ze opkoopen van de kleine producenten, maandenlang in hun pakhuizen liggen, voordat de voorraad voldoende waarde heeft om de transportkosten te kunnen dragen. Aangezien de kleine producent geen anderen afnemer heeft dan den tusschenhandelaars, is hij voor de prijsbepaling geheel aan hem overgeleverd. Verbetering van de verkeerswegen zal dus de opkomst van een welvarenden middenstand bevorderen. Voorts moet de regeering den kleinen man steunen tegen het droge klimaat. We hebben al aangetoond, dat tot nog toe alleen het grootkapitaal gesteund werd bij de irrigaties; dat heeft slechts ten gevolge gehad, dat de tegenstelling tusschen rijk en arm verscherpt werd. | |
[pagina 365]
| |
En dan dienen te keer gegaan de praktijken der ronselaars. Alle industrieën, alle takken van landbouw hebben gebrek aan werkvolk. We hebben gezien, hoe de hennequinkings en de rubber-maatschappijen, gesteund werden door de regeering. Doch de gewone Mexicaansche arbeider staat ook bloot aan hun aanslagen: dronken gemaakte peons, kinderen, vrouwen worden eenvoudig opgelicht, en naar hacienda's vervoerd, of wel men spiegelt den armen peon allerlei voor, en wee hem, als hij zijn handteekening gezet heeft. Politieken overtreders legt de ‘jefe politico’ niet een boete of gevangenisstraf op, maar onder omstandigheden worden ze tijdelijk als ‘contract arbeiders’ geleverd. 10% van de ‘contract’ arbeiders zijn op die manier geworven. Al deze misstanden en de daarmee verbonden gruwelen zijn te verklaren door de heete begeerte naar winst van de maatschappijen, die zich in Mexico gevestigd hebben. Maar ze leggen ook een treurig getuigenis af van den moreelen toestand onder de klasse der ronselaars, en van de ethische hoogte, die het gouvernement bereikt heeft, 't welk dit alles toelaat of bevordert. Ook de geringe zedelijke ontwikkeling van het volk wordt er door geteekend: onder al de schrijvers, die wij geraadpleegd hebben over de oorzaken van den opstand in Mexico, is er niet één, die vermeldt, dat men Diaz de uitmoording der Indianen heeft verweten. Veel wordt hem door 't Mexicaansche volk ten laste gelegd, maar dàt niet. En daartegenover krijgen nu de loftuitingen van de officieele schrijvers, van de officieele bladen, van de grootgrondbezitters, van de buitenlanders een bitteren bijsmaak. Ja, hun ging het goed. Maar ten koste van hoeveel? Mexico is geweest tot nog toe het Ierland van Amerika, uitgezogen door Mexicaansche grootgrondbezitters, die in de groote steden woonden, totdat ze konden voldoen aan den stillen wensch van allen, verhuizen naar Parijs, de ville lumière, waar hun persoon en hun geld en hun dochters in eere waren, en waar ze op verfijnde wijze aan hun wilde instincten konden voldoen; uitgezogen door buitenlandsche maatschappijen, die dividenden kweeken uit het bloed van Indianen en Mexicanen. | |
[pagina 366]
| |
Is het wonder, dat hier ontstaan is een ras van caudillo's, van vechtersbazen, wier vreugde de oorlog, wier doel de plundering is en voor wie moord dagelijksch handwerk wordt? In elken staat is het bestaan eener klasse van bezitsloozen een groot gevaar. En hoeveel te grooter is dit gevaar onder een heetbloedige bevolking, van geringe intellectueele en moreele beschaving, welke bovendien in een reeks van geslachten den opstand heeft meegemaakt. Voeg daarbij nog de politieke ambities, welke een zoo sterk sprekende karaktertrek zijn van de Middel- en Zuid-Amerikaansche volken. Men bedenke vooral ook, dat die politieke ambities niet, als bij ons in Europa, in de eerste plaats gericht zijn op bevrediging van persoonlijke ijdelheid, dan wel van eerlijk gevoelde en openlijk beleden politieke idealen, maar dat het hier gaat om het materieele voordeel. In een beschaafden staat wordt de regeering hoe langer hoe meer het orgaan, dat zich bezig houdt met de administreering, de regeling, de verschaffing van recht, een dienst dus, die geen voortbrenging is, doch slechts de voortbrenging mogelijk maakt. De ambtenaren krijgen hun traktement, en daarmee uit. Maar in onbeschaafde of halfbeschaafde staten is dat heel anders. Daar is de ambtenaar de man, die aan 't laadje zit, en die niet nalaat, zichzelf te verrijken; wie de politieke macht heeft, heeft ook den geldbuidel. Gezien nu de algemeene zucht der menschen om zich op gemakkelijke manier te verrijken, een zucht, welke in het halfbeschaafde Mexico al heel sterk is, terwijl men daar al heel weinig belemmerd wordt door scrupules van ethischen aard, dan behoeft het ons niet te verwonderen, dat er altijd weer op nieuw andere partij-groepeeringen plaats vinden, dat de vrienden van heden, morgen elkaar naar het leven staan. De kans voor den gewetenlooze, den sluwe, den brutale, den sterke om te stijgen op de maatschappelijke ladder is daar groot en 't gevolg is een immoralizeering van 't geheele volk. De natuur belooft alles in dit heerlijke Eden; de mensch heeft er een hel van gemaakt. | |
[pagina 367]
| |
Gebleken is nu uit voorstaande regelen, dat de opstand drieërlei oorzaken heeft: sociale, economische en politieke. De groote sociale moeilijkheid zit niet in het verschil der rassen, doch in 't verschil in beschaving. Men kan zeggen, dat de Indianen in de 15de Eeuw; de groote massa der mestiezen in de 18de Eeuw; de beste mestiezen in de 19de Eeuw en de vreemdelingen en hoogstaande Mexicanen in de 20ste Eeuw leven. Voor die verschillende menschen gelijke wetten te maken is haast ondoenlijk, ze aan een gelijk recht te onderwerpen is onrechtvaardig. Het remedie is hier onderwijs. Niet gewenscht is een onderwijs, dat tot resultaat zou hebben het verdwijnen van alle Indiaansche dialecten, zooals een schrijver schijnt te meenen, doch noodig is, onderwijs zooals dat in West-Europa gegeven wordt. |
|