Wel is het kenmerk van 'n dichter dat hij maakt of schept, maar de hoofdzaak is toch dat hij de wereld, of iets van de wereld, aanvoelt als wat zeer bizonders, zoodat hij er verbaasd van is, er vòl van wordt. Gewoonlijk kan hij er dan niet van zwijgen, en, sprekend, schilderend, zingend, herschept hij dat wat in hem is gekomen, als een wonder.
Bij Bernard Bandt komt het niet tot herschepping, maar ontvangen dat doet zijn ziel wel. Niets wordt iets in hem. De duisternis van 'n avondhemel, 'n boomenrij, 'n hekje, 'n stem, 't is alles iets bizonders dat hem in verbazing doet stilstaan en zwijgend toekijken, verwonderd over zijn eigen verwondering.
Bernard Bandt is dus een sensatie-roman. Niet in de oude beteekenis van: 'n boek dat ‘veel stof opjaagt’ als 'n voorbijrazende automobiel: stof van publieke ontroering en kakelende praatjes, maar 'n roman die in plaats van de prikkelende gebeurtenissen zooals de romantiek die gaf, en in plaats van de groeiende en meesleepende hartstochten gelijk de klassieke boeken die uitbeeldden, is samengesteld uit de honderdduizend emoties en gewaarwordingen, waarvan 't leven van elken mensch is gemaakt.
De gebeurtenissen in dit boek zijn weinig pikant, en dus geeft het geen lektuur voor het groote of grove publiek.
Een boek kan ons alleen grijpen, als men er zichzelf in vindt. Dat is de eenige en eeuwige oorzaak van belangstelling: zelfgevoel, zelfbelang, eigenliefde, egoïsme van onstoffelijken aard.
Slechts hij die zich herinnert hoe de briesjes en rimpels over 't meervlak, hoe de blauwe of grauwe nevels dreven over 't weivlak zijner ziel, die zal alles kunnen meeleven met Bernard Bandt. 't Herinneren van zichzelf, wordt: begrijpen van den romanpersoon.
Dit boek moet gelezen worden door de dichterlijke essence in ons wezen. De auteur is 'n dichter; de hoofdpersoon, zijn dubbelganger, is 'n dichter; dus moet de lezer, althans 'n beetje, dichter zijn. En het is dus wel teekenend voor de artistieke ontwikkeling van ons publiek