Onze Eeuw. Jaargang 15(1915)– [tijdschrift] Onze Eeuw– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 467] [p. 467] Verzen Door Marie Schmitz. Diep in mijn diepste zieleschrijn, in vrede's zilverblanken schijn, ligt veilig, ver van vreugde en pijn, mijn innigst Zelf geborgen. Daar neurt geen nacht zijn lied van leed, daar zingt geen dag zijn vreugde heet, - daar spreidt een glans-doorblonken kleed een eeuwig-klaren morgen. O allerschoonst verheugenis, dat immer mij gegeven is! Nu weet ik, dat mijn leven is door vreugd noch leed te wonden. Want in de nooit te dooven klaart' van vrede, die mijn Zelf omwaart, ligt 't allerheerlijkste bewaard voor altijd, ongeschonden. [pagina 468] [p. 468] Geluk. Gelijk een donkre tuin mijn leven lag in weiflend avondlicht verloren. Dag noch nacht was 't. Achter donkren boog van roerloos boomenloof blonk strak en hoog de zwart-blauwe avondlucht. In bleek verschiet de heuvlen lagen, grauw en eenzaam. Niet een klank, een kreet brak door de stilt, die loom het al omhing. Ik ging als in een droom de bleeke paden langs. Toen kwam de nacht. Ik stond verloren in de sombre pracht van stilte en duister, gansch alleen en klein. En 'k speurde en zocht, of niet een schaamle schijn van licht verheldren kwam dit gruwzaam zwart. Maar niets.... 't bleef donk'r en stil. Toen wist mijn hart van niets meer. 't Was of 't warme leven vlood m' uit d'âren en ik lag in killen dood. Hoe is zoo schoon de morgen opgegaan! De winden zingen en de luchten stralen. Hoog-slank de vreugd-omblonken boomen staan en drinken 't licht uit uchtends gouden schalen. Ik, die mij dacht in duisternis verloren en had al zon en vreugd vaarwel gezeid, ga door den dag, uit wreeden nacht geboren, ga door den dag van hoogste zaligheid. Vorige Volgende