ontroering uit de hand leggen. Het bewijst, dat de mensch onder al het onmenschelijke om hem heen mensch blijft, leeft, blijft leven te midden van het vreeselijke, leeft zijn dagelijksch leven; dat de benauwde burger zich schikt in het helsche rumoer om hem heen, dat de soldaat gevoelig is voor wat hij aan huiselijk, aan menschelijk leven om zich heen ziet, al is het een leven in kelders en gaten. De menschelijke natuur is taai en handhaaft zich te midden van de vreeselijkste omstandigheden, die hem, die erin leeft, minder zwaar aandoen dan wij, veraf staanden, ons voorstellen.
Wij, veraf staanden. Nog vraagt zich ten onzent menigeen af: zullen wij het blijven? Wie kan daarop anders antwoorden dan: ik weet het niet, hoogstens: ik verwacht het? Voor dit laatste antwoord pleit veel. Ons geluk blijft, dat noch het belang van Duitschland noch dat van Engeland medebrengt, dat wij ons in den strijd mengen: Duitschland mag tenminste nog rekenen op eenigen aanvoer van levensmiddelen, van buiten contrabande vallende waren en het kan gerust zijn op zijn noordelijke flank; Engeland zou nog geheel anders te maken krijgen met de Noordzee-kwestie, als Duitschland over onze havens en kusten kon beschikken, over de Schelde en de Rijn- en Maasmondingen. Dat is het geluk, dat wij hebben te waardeeren. Gevaarlijk zou echter onze internationale toestand worden, als België door Duitschland werd geannexeerd. De heer Van Houten wijst er wel op, dat Spanje's en Oostenrijk's heerschappij in de Zuidelijke Nederlanden vroeger voor ons eerder een voordeel dan een gevaar was - waarvoor iets te zeggen is; maar hij vergeet het nadeel, dat de Fransche heerschappij, de heerschappij eener machtige wereldmogendheid, in België voor ons heeft gehad. België moet, ook in ons belang, blijven bestaan als onafhankelijke kleine mogendheid; het mag, uit het oogpunt van ons belang gesproken, voor Duitschland niet meer zijn dan een bolwerk voor eigen gebied in dezen oorlog en een ruilmiddel voor de teruggave der Duitsche koloniën bij den vrede. Dat zij zoo! En het lijkt er wel op, dat het zoo zijn zal, want nog altijd, na bijna een jaar van oorlog, kunnen de beide partijen elkander niet overwinnen, nog altijd houden de ‘Centralen’, hoe energiek ook van alle kanten besprongen, met bewonderenswaardige energie stand, grootendeels op den vijandelijken grond, dien zij veroverden, of wel in de kleine strook, die zij aan de Isonzo, of de iets grootere, die zij in Galicië aan den vijand moesten
inruimen.