Onze Eeuw. Jaargang 15(1915)– [tijdschrift] Onze Eeuw– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 138] [p. 138] Ode aan den wind Door Mr. P. Otten. O vreemde, nooit-dezelfde God, Machtige wind, die ruischend gaat De wegen van uw eenzaam lot - Wie kent uw hoog gelaat? Wij menschen hokken huivrig saam En luistren naar uw maatloos lied, En voelen 't waaien van uw aêm - Weten uw wezen niet. Gij, die op donk're regendagen Op uwe herfstelijke reis De wouden breekt met wreede slagen Van ongezienen zeis, Maar ook de vleugellichte zaden, Ze zacht en veilig voerend, redt Vóór 't winteren door luchten paden Elk naar het eigen, donk're bed, [pagina 139] [p. 139] Gij beurtelings de diepe wel Van dood en dan van leven weer, Vernietiger als niemand fel, En levenwekker, moederteer - Wel zijt gij schoon, o wind, wen gij, Stormend ter breede hemelbrug De wolken jaagt naar de overzij Met zonbeschenen rug; Wanneer gij door de golven woedt En stuwt ze naar uw wilde nuk, En 't eenzaam hooglied ruischen doet Van uw wolk-donkere geluk...... Ik heb uw kracht zoo zeer gemind En 't luide schallen van uw strijd - Maar meer nog, zacht-gevooisde wind, De streeling uwer teederheid. Wanneer gij in de middagstilt Na zomerzoele regenbui De droppen van het loover rilt Met zilverig gelui; Of wen uw glimlach neigen doet De rosse pluimen om de plas; Of in den nacht uw lichte voet Dwaalt door het donkre gras; Of wen, een stillen dageraad, Wijl 't espenloof al gelig ziet, Een enkel blad uw naheid raadt, Maar de andren niet - [pagina 140] [p. 140] Dan voel 'k mij, wind, aan u verwant; Dan dragen wij ons schoon gemis Tezamen over 't stille land In eender-blijde droefenis. En 'k luister naar uw liedren, die Wekken in mijn bewogen hart Een diep-verdoken melodie Van zoete smart. - Nu is 't weer Herfst: de hemel bleekt In fijn-doorzichtig perlemoer, En van het dorrend loover leekt Gedroppel traaglijk op den vloer, Die van gezegen blaren draagt Een bruin en bronzen mozaiek.... En hoog door de iele popels klaagt Uw sleepende muziek.... O groote, goede wind, gedoog, Dat in mijn zang deez' zilv'ren dag Iets van uw weemoed klinken moog' En van uw zachten lach! - Vorige Volgende