een tijd, waarin oorlog, d.i. opheffing van recht, den boventoon voert. Gelijk in De Groot's tijd komt Nederland weder op, zooveel en zoo krachtig mogelijk, voor de ‘Vrije Zee’. Wij kunnen volkomen gerust zijn, dat onze belangen in goede handen zijn. Maar of onze handel na de laatste maatregelen der verbitterde tegenstanders werkelijk zal kunnen voortleven, dat is een vraag, waarop alleen de naaste toekomst antwoord kan geven: dat antwoord is afhankelijk van de gezindheid der tegenstanders om die maatregelen werkelijk door te zetten.
Ook Japan heeft van zich laten hooren. Gebruik makend van de gelegenheid, zooals te eeniger tijd verwacht kon worden, heeft het aan China eischen gesteld, die neerkomen op een Japansch protectoraat aldaar, met het op Duitschland veroverde Shantoeng, Korea en Fomosa als basis. Het behoeft geen betoog, dat noch Engeland noch Rusland daarin berusten kunnen, en met spanning wachten wij af, wat de bondgenooten nu zullen doen met hun ‘gelen’ broeder, die hen voorloopig niet behoeft te vreezen. En zou de nieuwe Japansche Zuidzee-maatschappij ook wel heelemaal onschuldige plannen hebben? Wie zal het gelooven? De toekomst is zwanger van groote gebeurtenissen en het zeer gestoorde posten telegraafverkeer licht ons zeer onvolledig in, nu één mogendheid het overzeesch verkeer van dien aard in zijn niet volstrekt onbaatzuchtige handen heeft. Het verluidt, dat zelfs het diplomatiek verkeer der neutralen in die handen niet geheel vertrouwd is gebleken...
Ons Nederland blijft met het geweer bij den voet afwachten, niet gezind om zich in den bloedigen oorlog te mengen, als het niet volstrekt noodzakelijk is, en intusschen wakend, met de open oogen zijner diplomatie wakend, voor zijn eer en zijn belangen, bereid tot alle offers, desnoods tot de zwaarste van alle. Het rekent op zijn volk voor het geval het ‘recht der neutralen’ niet anders dan met geweld te handhaven zou zijn. Het vertrouwt zijn eer en zijn belangen gaarne toe aan de ervaren staatslieden, die het leiden langs de tallooze klippen en mijnen, waarmede zijn weg als bezaaid is. Het Noordzeeboek toont, wat wij te vreezen en te hopen hebben.
Waar is het einde? In Italië rommelt het: de oude veete tegen de Tedeschi is verre van onderdrukt. Op den Balkan gist het: Servië hoopt op Fransche militaire hulp tegen Oostenrijk, nu de Russische versaagt; Griekenland trilt van ongeduld; Roemenië