Onze Eeuw. Jaargang 15
(1915)– [tijdschrift] Onze Eeuw– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 79]
| |
De eerste drie maanden van den grooten oorlog in 1914
| |
[pagina 80]
| |
man te werpen. Die berekening, wij weten het, heeft gefaald, zoo goed als ook de verwachtingen, welke Frankrijk t.a. van Rusland koesterde, tot nu toe zijn teleurgesteld. De verklaring van het zonderlinge feit, dat een krachtige militaire mogendheid als Frankrijk van den aanvang af het strategisch defensief heeft aanvaard en tot het uiterste heeft volgehouden is niet alleen te zoeken in de omstandigheid, dat zij niet zoo snel als de tegenstander gereed was. Men verwachtte, dat, zoo Duitschlands hoofdmacht slechts werd gebonden, Rusland ongehinderd naar Berlijn kon oprukken en door de bedreiging van deze hoofdstad de tegenpartij zou dwingen, het gebied van den bondgenoot te ontruimen. In dit geval zou Duitschland door de bondgenootschappelijke legers op de hielen zijn gevolgd en tusschen twee machtige vijanden verpletterd. Het eene noch het andere plan is tot heden verwezenlijkt; in theorie zeer eenvoudig en logisch, werden zij in de practijk door zooveel onverwachte tegenspoeden en wrijvingen belemmerd, dat thans, 4 maanden na het begin van den oorlog, van een bepaald verband tusschen de operatiën in het Westen en die in het Oosten nauwelijks meer kan worden gesproken. Elk operatie-tooneel staat nu op zich zelf; op beide blijft een beslissing van strategische beteekenis uit, van een vernietiging van elkanders machtswerktuigen kwam tot dusverre niets. Welke omstandigheden daarvan in het Westen oorzaak waren, hoe dáár het verloop der operatiën, welke de verklaring van hun opzet en doorvoering was, is in het voorgaande artikel uiteengezet. Thans stel ik mij ten doel een dergelijk beschouwend overzicht van de operatiën in het Oosten te gevenGa naar voetnoot1).
Reeds hadden zich in het Westen zeer belangrijke gebeurtenissen afgespeeld, toen de eerste operatiën in het Oosten een aanvang namen. Zooals niet zonder reden was | |
[pagina 81]
| |
verwacht, namen de mobilisatie, de concentratie en opmarsch der Russische strijdkrachten, 37 legerkorpsen in eerste linie, geruimen tijd in beslag. In dit opzicht had men aan Duitschen kant ongetwijfeld juist onderkend, wat trouwens voor niemand, die met den militair-aardrijkskundigen toestand van het gebied, waarin deze voorbereidende maatregelen moesten plaats grijpen, op de hoogte is, een geheim was. Alleen reeds het gering aantal spoorweglijnen vormt daarvoor een afdoende verklaring. In den modernen oorlog toch zijn deze een zoo onmisbare factor bij de uitvoering van alle strategische handelingen geworden, dat een leger, hetwelk daarover niet of in niet voldoende mate beschikt, bij een in dit opzicht goed bedeelden tegenstander verre ten achter staat. Hoewel reeds betrekkelijk spoedig na de oorlogsverklaring van Duitschland aan Rusland (1 Augustus) ernstige grensgevechten, voornamelijk tusschen de wederzijdsche cavalerie, gesteund door grensbewakingstroepen, plaats hadden, werden de eigenlijke operaties toch eerst op den 19den Augustus met de bezetting van Gumbinnen, een niet onbelangrijke plaats nabij de grens van Oost-Pruisen, ingeleid. Wanneer men bedenkt, dat de Duitschers reeds den 5den Augustus, 2 dagen na hun oorlogsverklaring aan Frankrijk en België, voor Luik verschenen en den 20sten Augustus de Belgische hoofdstad bezetten, spreekt het verschil in ‘Kriegsbereitschaft’ tusschen Rusland en Duitschland genoeg. De beteekenis dier eerste operatiën springt nog scherper in het oog, wanneer men verder overweegt, dat de afstand van Brussel naar Parijs nauwelijks 8 dagmarschen (200 K.M.), die van Gumbinnen naar Berlijn 600 K.M. bedraagt (zie de schets). Daardoor beteekende de bezetting van Brussel, gegeven ook de zoo goed als openliggende Fransche Noord-grens, een ernstige bedreiging van de Seinestad, terwijl de vermeestering van Gumbinnen, gerekend den grooten afstand tot Berlijn en de noodzakelijkheid op den weg daarheen de sterk bevestigde Weichsellinie en | |
[pagina 82]
| |
vervolgens den Oder te overschrijden, voor de Spree-stad van weinig beteekenis was. Toen de Russen Oost-Pruisen eenmaal waren binnengedrongen, zetten zij hun opmarsch met groote snelheid voort. Einde Augustus hadden zij, daar de Duitschers voor hun overmacht moesten wijken, het grootste deel van Oost-Pruisen bezet en de zeer belangrijke Oostzeevesting Koningsbergen ingesloten. In algemeenen zin trok de invaller door den aangewezen toegangsweg, de vallei van den Pregel naar het Westen, terwijl een nevengroep t.Z. van het gebied der Masurische meren oprukte, teneinde den verdediger den pas naar de Weichsel-linie af te snijden. Oogenschijnlijk is het vreemd, dat de Russen aldus den langsten en moeilijksten weg naar Berlijn kozen. Die tusschen Weichsel en Warta is, daar Russisch-Polen diep tusschen Oost-Pruisen en Silezie Duitschland binnendringt, belangrijk korter (vergelijk op de schets). Inderdaad bestonden aan Russischen kant bepaalde - ik zeg niet gegronde - redenen, om van dien opmarschweg af te zien. Hij voerde n.l. door een buitengewoon moeilijk begaanbaar terrein, het stroomgebied van Warta en Netze, dat zich door tallooze meren en moerassen kenmerkt en voorts tusschen twee sterke vestingen, Posen en Thorn, naar het doel. De opmarsch door dit gebied kon met zwakke afdeelingen worden belet, terwijl, zoolang Posen en Thorn niet zijn vermeesterd, de verbindingen van het naar Berlijn oprukkend invalsleger ernstig worden bedreigd. Terwijl de Russen Oost-Pruisen binnendrongen, deden de Oostenrijkers, die over 16 legerkorpsen beschikkend, den Duitschers een belangrijken steun beloofden - tegenover Servië werden slechts geringe krachten afgezonderd en voorloopig demonstratief opgetreden - een inval in Zuid-Polen. Na de zwakke Russische strijdmacht, die hun in den weg trad, bij Krasnik te hebben verslagen, drongen zij door naar het Noorden en naderden Lublin. | |
[pagina 83]
| |
Toen keerde zoowel in het Noorden als in het Zuiden het krijgsgeluk en dat voornamelijk, omdat zoowel de Russen als de Oostenrijkers in hun succesvol oprukken de noodige voorzichtigheid uit het oog hadden verloren. Beiden splitsten zij hun krachten instede hen bijeen te houden en speelden aldus een roekeloos strategisch spel. Het juiste verloop dezer belangwekkende operatie laat zich niet in een kort bestek beschrijven; wel echter kan op een treffende overeenkomst tusschen beide worden gewezen. Zoowel de Russen als de Oostenrijkers werden door hun tegenstander, die een uitstekend gebruik van het hem bekende eigen terrein wist te maken, verrassend van drie zijden aangegrepen en tot een overhaasten terugtocht gedwongen. De omstandigheden, waaronder dit geschiedde, waren echter zeer verschillend, daar de nederlaag voor de Russen in Oost-Pruisen een positieve débacle werd en de Oostenrijkers zonder groote verliezen ontkwamen. Generaal von Hindenbrug, die, aanvankelijk bij het Westerleger ingedeeld, toen in Oost-Pruisen een krachtig en bekwaam aanvoerder noodig bleek, met het bevel over de daar aanwezige troepen werd belast, drong den vijand in het gebied der Masurische meren terug en maakte van de 5 Russische legerkorpsen, welke hij grootendeels omsingelde, 90.000 man gevangen. De Oostenrijkers wisten nog juist bijtijds aan een dergelijk lot te ontkomen; voor hen was het gevolg het verloren gaan van heel Oostelijk Galicië tot aan de San; de Russen namen de hoofdstad Lemberg en sloten daarna de belangrijke vesting Przemysl in, terwijl zij Jaroslaw bezetten. Daarmede was de eerste phase der Oostelijke operatiën eind Augustus, begin September - afgespeeld. Voor wij de tweede bespreken nog een enkele opmerking ter nadere verklaring van den reeds hiervoor gereleveerden eigenaardigen Russischen opmarsch. Daartoe zij allereerst de aandacht gevestigd op het Duitsch-Russisch grensgebied. Ook hier spelen evenals in het Westen van Europa, spoorwegen, rivieren en vestingen een belangrijke rol; bodemverheffingen van beteekenis zijn in dit gebied | |
[pagina 84]
| |
niet aanwezig, wèl echter gansche merengebieden, die op hun wijze grooten invloed op de keuze der operatie-liniën uitoefenden (zie de schets). Op enkele dagmarschen van de grens van Oost-Pruisen verwijderd, ligt in het Oosten de Njemen, in het Z.O. de Narewlinie, beide worden aan hun overgangen door talrijke vestingen - beter: offensieve bruggehoofden - beheerscht (de namen staan op de schets). Zuidelijker tegenover Posen en Silezië, het inspringende gebied van Russisch Polen, is geen enkele vesting aanwezig; eerst aan den Weichsel is dit het geval, aangezien Warschau en het ongeveer drie dagmarschen t.Z. daarvan gelegen Ivangorod belangrijke versterkte steden zijn. Deze twee noem ik bij name, omdat zij gemakkelijk op de kaart van het Oostelijke oorlogstooneel zijn te vinden en in de hierna te bespreken 2e phase van de in dit gebied gevoerde operatiën op den voorgrond traden. Daar nu vestingliniën, welke dicht aan de vijandelijke grens zijn gelegen, de gelegenheid bieden de eigen troepen onder hun bescherming te concentreeren en voor den opmarsch gereed te stellen, is het duidelijk, dat het onmiddellijk nabijgelegen vijandelijk gebied, dat door de Njemen- en Narew-linie als het ware wordt ingesloten, het naaste doelwit der daarvan uitgaande operatiën vormde. Afgezien van de Oostzee-vesting Koningsbergen, bevonden zich de Duitsche versterkingen op grooten afstand van de grens, zoodat slechts een sterk leger de mogelijkheid schiep den vijand buiten de deur te houden. Nu waren in de eerste dagen van den oorlog totaal slechts 3 actieve legerkorpsen in Oost-Pruisen en twee in Posen en Silezië achtergebleven, de andere 20 waren tegen Frankrijk aangezet. Wat wonder, dat deze, die bovendien nergens een behoorlijk versterkte aanleuning konden vinden, aanvankelijk weinig tegen de Russische overmacht konden uitrichten en op de Weichsel-linie Danzig - Mariënburg - Graudenz - Thorn terugweken (schets). Toen Generaal v. Hindenburg einde Augustus kwam, was men er inmiddels in geslaagd een groot aantal reserve- | |
[pagina 85]
| |
divisiën, geformeerd uit de zeer goede militie der oudere lichtingen en landweermannen der jongste lichtingen tot legerkorpsen te vereenigen en beschikte deze aanvoerder over voldoende krachten, minstens 15 legerkorpsen, om, na de Russen uit Oost-Pruisen te hebben geworpen (29 Augustus) en versterkt door eenige Oostenrijksche legerkorpsen uit Silezië, naar de Weichsel-linie Warschau - Ivangorod op te rukken (begin October). Daarmede nam de tweede zeer belangrijke phase, welke zich in de eerste helft van October heeft afgespeeld, een aanvang. Oprukkend van de grens van Posen en Silezië, marcheerden de vereenigde Duitsch-Oostenrijksche legers, die hun concentratie onder bescherming van naar de Warta-overgangen vooruitgezonden bewakingsdetachementen in de linie Kalish - Wielun - Czenstochowa hadden voltooid, door het gouvernement Kielce naar het Oosten en bereikten in enkele dagen het Weichselvak Warschau - Ivangorod - Sandomierz. Deze laatste plaats ligt aan de Poolsch-Galicische grens nabij de samenvloeiing van San en Weichsel. Op dit punt verkreeg de opmarschlinie der verbondenen verband met het Oostenrijksche leger, dat, in Galicië vooruitdringend, trachtte deze provincie te heroveren, de San te overschrijden en Jaroslaw zoomede de vesting Przemysl te ontzetten. Als gevolg van dit streven stonden de Duitschers en Oostenrijkers omstreeks 10 October van Warschau tot Przemysl voor Weichsel en San. Op 11 October werd Przemysl en den volgenden dag Jaroslaw ontzet. De bedoeling der aanvallers was, zich van de overgangen van Weichsel en San meester makend, den opmarsch naar het hart van Rusland en de geheele herovering van Galicië voor te bereiden. De Weichsel-linie Warschau - Ivangorod, die reeds op zich zelve zeer sterk is, wordt op haar rechtervleugel door de vesting Novo Georgiewsk, gelegen aan de samenvloeiing van Narew en Weichsel, en die door deze ligging t.o. van dit front naar het Westen vooruitspringt, geflankeerd. | |
[pagina 86]
| |
Van dien gunstigen toestand maakte de verdediger gebruik door, toen de aanvallen der verbondenen bij herhaling échec hadden geleden, van uit Warschau en Georgiewsk met aanzienlijke strijdkrachten tot het offensief over te gaan. Deze onverwachte en krachtig doorgevoerde operatie noodzaakte hen, teneinde een omvatting van hun linkervleugel te vermijden, dien vleugel terug te nemen en vervolgens op de linie van uitgang, Kalisch - Czenstochowa - Krakau, terug te trekken. Op dien terugtocht droegen de Duitschers zorg alle verkeersmiddelen, overgangen, draadgeleidingen en voorraden grondig te vernielen of weg te voeren; daardoor konden de Russen slechts zeer langzaam volgen en was de tegenstander in de gelegenheid zich geheel aan hun aanraking te onttrekken. Een deel van de Russische strijdkrachten rukte t.Z. van den Weichsel naar Thorn. Van den verkregen voorsprong gebruik makend, vervoerden de Duitschers, zoodra zij het eigen gebied hadden bereikt, een groot deel hunner troepen per spoor naar de omgeving van de vesting Thorn en deden van daar uit t.Z. van den Weichsel opnieuw een uitval in de richting van Warschau. Bij deze operatie stieten zij op de voorhoede van het zooeven genoemde Russische leger, sloegen deze bij Wloclawek terug en drongen in een front, dat zich van Plock aan den Weichsel over Kutno aan den spoorweg Thorn - Lodz naar Sieradz aan de boven-Warta uitstrekte, naar de Bruza, een linkerrivier van den Weichsel (schets). Inmiddels hernamen de Oostenrijkers, die tengevolge van den onverwachten terugtocht van het centrum de Sanlinie en alle voordeelen, welke zij verder zuidelijk in de t.O. daarvan gelegen Boekowina hadden bereikt, zagen verloren gaan, van uit de linie Czenstochowa - Krakau het offensief; het centrum Kalisch - Czenstochowa bepaalde zich tot een passieve houding. Dientengevolge dreigden beide vleugels van het Russische aanvalsfront te worden omvat, zoodat zij teruggenomen werden en de Russen met achterwaarts omgebogen vleugels tot den slag werden gedwongen. Daardoor was de strategische toestand weder | |
[pagina 87]
| |
plotseling in het voordeel der verbondenen gewijzigd, doch de Russen, die over welhaast onuitputtelijke reserves beschikken, ontvingen uit Warschau belangrijke versterkingen. Dit was zeer noodig, omdat de tegenpartij over Wielun, derhalve midden uit haar centrum een nieuwen krachtigen stoot naar Lodz deed en ook de Oostenrijkers hun aanval t.O. van de lijn Czenstochewa en Krakau doorzetten. De Duitschers slaagden er tenslotte in Lodz te vermeesteren (6 Dec.). Bestond van den aanvang af tusschen de legers in Polen en Galicië een innig verband, tusschen deze en die in Oost-Pruisen gaapte een groote ruimte; dit hiaat werd thans door de tusschen Weichsel en Warta optredende Duitsche strijdkrachten geheel gevuld. Deze groep had in het Noorden verbinding met troepen, die zich aan de Zuid-Westelijke grens van Oost-Pruisen, n.l. tusschen Neidenburg en Soldau bevonden. Zij hadden aan Russische afdeelingen, welke in samenwerking met over Suwalki en Augustowo uit de Njemenlinie oprukkende troepen over Mlawa uit de Narewlinie aanvielen, weerstand geboden. Toen de overwinning bij Wloclaweck werd gemeld (16 Nov.) maakte men zich vooral in Duitschland een zeer overdreven voorstelling van de beteekenis van dit succes. Leidende organen als het Berliner Tageblatt, de Lokal-Anzeiger en de Vossische Zeitung verkondigden luide de meening, dat thans een nieuwe phase van het Duitsche offensief was ingeluid en het Russische Weichsel-leger, in flank en rug bedreigd, ten ondergang was gedoemd. Een succes was de zege bij Wloclaweck ongetwijfeld; zulks was het vooral op een oogenblik, dat het moreel der Duitschers, die nog pas aan den Weichsel een pijnlijk échec hadden geleden, Oost-Pruisen tot de lijn Insterburg - Angerburg - Johannisberg opnieuw door de aanvallers zagen overstroomd en in Noord-Frankrijk en België ondanks alle inspanning weinig vorderingen konden maken, wel eenige opheffing behoefde. ‘Nu is de tijd voor het offensief weer aangebroken!’ - riep men uit. De overwinning van von Hindenburg bij | |
[pagina 88]
| |
Wloclawek, het verjagen van een Russisch cavaleriekorps bij Kolo en Kalish heetten het voorspel van een hernieuwd oprukken. De strategie van von Hindenburg - zeide men - heeft een voordeel behaald, dat de kiem van volgende successen in zich draagt. De geheele operatie kan ondanks allen ophef, dien men er van heeft gemaakt, tot een belangrijk tactisch succes worden teruggebracht. Een tactisch resultaat is echter altijd plaatselijk en wordt slechts in samenwerking met vele daarnaast bevochte resultaten een strategische overwinning. Daarvan was hier geen kwestie. Het Duitsche front, waarvan hier sprake was, bewoog zich tusschen Weichsel en Warta naar het Oosten, drong hierbij de Russische strijdkrachten, die zich in zijnen weg stelden ongeveer twee dagmarschen terug en werd toen in de lijn Lowicz-Lodz tot staan gebracht. Waren de Duitschers in front niet door de eerder genoemde, van Warschau naar Thorn oprukkende Russische troepen gebonden, dan had deze groep zich wellicht op flank en rug van het naar de lijn Kalish - Czenstochowa oprukkende vijandelijke leger kunnen werpen. Thans miste het daartoe de noodige vrijheid van beweging, ja moest het, daar de Russen, dank zij nieuwe versterkingen over Lodz naar Kutno oprukten, oppassen niet zelf van zijn verbindingen te worden afgesneden. Dit is het verloop en de feitelijke beteekenis van het veelbesproken Duitsche offensief tusschen Weichsel en Warta, dat evenwel spoedig op de Broeza is dood geloopen en vervolgens in een defensieve houding ontaardde. Het heeft er thans allen schijn van alsof in Polen dezelfde toestand als in Noord-Frankrijk zal ontstaan, dat n.l. de beide partijen elkander volkomen in evenwicht houden. Het eenige, wat thans is bereikt is, dat nu óók het Oostelijke front, evenals dat in Noord-Frankrijk is gesloten; spreekt men van een reusachtige slaglinie, dan is deze er een, daar zij bijna tweemaal zoo lang als die in het Westen (vergelijk op de schets). Overigens hebben de operaties in het Oosten en die | |
[pagina 89]
| |
in het Westen tot nu toe echter zeer weinig overeenkomst gehad. Zoo levendig en afwisselend die in Oost-Pruisen, Polen en Galicië, zoo eentonig en onvruchtbaar die in Noord-Frankrijk; zelfs de strijd op het nieuw aangebouwde front Rijssel - Nieuwpoort nam na de eerste hevige aanvallen al spoedig hetzelfde karakter als die op de reeds, weken bestaande linie Rijssel - Verdun aan. Onvruchtbaar - ja, maar dat zijn de operatiën in het Oosten toch eigenlijk ook. Men kent het beeld van de Russische stoomwals, die langzaam voortrollend, met onweerstaanbare kracht alles wat hem in den weg kwam, verpletteren zou en langzaam, doch zeker, Berlijn zou bereiken. Men verwachtte alles van de kolossale overmacht der Russen, die, naar men aannam, eenvoudig niet te stuiten zou zijn. Hoe anders is het uitgekomen; het beeld was trouwens ongelukkig gekozen, het is toch bekend, dat een stoomwals, de wegen plettend, heen en weer rolt en op een bepaald te verbeteren wegvak blijvend, feitelijk niet vordert. Den Russen is het niet anders gegaan; het blijkt toch uit dit overzicht genoegzaam, dat van effectieve resultaten geen sprake is. Maakt men de rekening van af 19 Augustus, den eersten opmarsch in Oost-Pruisen, op, dan is het positieve resultaat, dat de Russen ruim drie maanden later hebben bereikt, allerbedroevendst. In Oost-Pruisen en Gallicië zijn zij ongeveer evenver als na hun eerste oprukken en in Polen zijn zij in het eigen gebied nog slechts naar de grens vooruit gerukt. Ook de vorderingen der Duitschers zijn gedurende de laatste weken in het Westen onbeteekenend; in ieder geval handhaven zij zich echter nog altijd op 's vijands gebied, laten zij hem al de lasten en verschrikkingen van den oorlog dragen en blijven daar zelf grootendeels van verschoond. Hun pogingen den tegenstander in het Oosten bezig te houden, zijn opmarsch te vertragen, hebben tot nu toe groot succes gehad; hun poging in het Westen tot een spoedige beslissing te geraken leed échec en het is zeer de vraag of zij de Bondgenootschappelijke linie ooit terug | |
[pagina 90]
| |
zullen werpen. Tóch is de toestand nog altijd zóódanig, dat, indien de Duitschers eindelijk, b.v. bij Yperen, weten door te dringen en het front van den tegenstander in duigen doen vallen, ook dan nog ruimschoots gelegenheid bestaat hem verder te vernietigen, alvorens van een directe bedreiging van Berlijn sprake kan zijn (men vergelijke de afstanden op de schets). Eindelijk bevinden de Russen zich nu op den kortsten weg naar Berlijn. De weg door Oost-Pruisen is dat zeer zeker niet en stuit zooals gezegd op de zeer sterke Weichsel-linie; de omweg door Silezië is het nog veel minder. De weg van Warschau langs den zuidelijken Weichsel-oever voert tusschen de vestingen Thorn en Posen naar het N.W. Het Poolsche gebied springt, zooals reeds werd gereleveerd, diep in het Duitsche rijk naar binnen; waarom van dit voordeel geen gebruik gemaakt, daar men toch vrij was in het eigen gebied de troepen tot dicht aan de grenzen vooruit te schuiven? Men vergete ook niet, dat de operatielinie (een bundel van opmarschwegen) Warschau - Berlijn de Duitsche Weichsel-linie vermijdt, waarmede dus een zeer belangrijke hinderpaal wordt ontgaan. Men zal mij opmerken dat een operatie-linie van Warschau tusschen Thorn en Posen naar Berlijn voerend, van uit die beide groote vestingen aan een voortdurende bedreiging blootstaat; ik zelf heb daarop trouwens gewezen. Dit is dan toch maar alleen het geval zoolang geen troepen worden afgezonderd, om deze vestingen, zooals men dat noemt, te maskeeren. Daarvoor heeft Rusland intusschen krachten genoeg disponibel. Het terrein is moeilijk; uiterst rijk aan meren en moerassen is het voor troepenverplaatsingen op groote schaal niet zeer geschikt. Is echter het terrein in Oost-Pruisen - men denke aan de Masurische meren - beter? Eerder het tegendeel is het geval. Thans schijnt werkelijk in beginsel het streven te bestaan de hier besproken weg op te gaan; in hoeverrre deze operatie zal slagen, is moeilijk te voorzien; daar echter de korste weg in den oorlog gemeenlijk de beste is, bevindt men zich thans blijkbaar op den goeden weg. | |
[pagina 91]
| |
Aan de bedoeling een overzicht der eerste en belangrijkste operatiën - van die in Servië, Turkije en op zee sprak ik nog niet - te geven, is thans voor zoover dit in verband met de weinige betrouwbare gegevens mogelijk was, voldaan. Deze mededeelingen kunnen, daar zij de groote lijnen, het waarom en het hoe der operatiën aangeven, den grondslag vormen, waarop men eenigszins georiënteerd omtrent alles wat zonder dit verband een chaos van weinig samenhangende oorlogsberichten is, de komende operatiën kan volgen. Zouden er nog vele en langdurige krijgsverrichtingen komen, zouden wij niet reeds den langsten tijd oorlog hebben gehad? Ziedaar eene vraag, waarop moeilijk een stellig antwoord valt te geven. Dit echter wil ik wel zeggen: meer en meer blijkt, dat zoowel in het Westen als in het Oosten beide tegenstanders volkomen tegen elkaar opgewassen zijn. Ware dit niet het geval, dan hielden zij elkander niet maanden lang tegen met wisselend succes en échec, dan moest allang een der partijen beslissend geslagen zijn. Daarbij komt, dat deze maandenlange hevige worsteling alle partijen, Engeland, dat alleen zijn Expeditiekorps opofferde, wellicht uitgezonderd, heeft uitgeput. De omstandigheden, waaronder men den krijg moet voortzetten, worden, daar alle staten in dien strijd zijn gewikkeld of indirect onder zijn gevolgen zuchten, steeds moeilijker. Geld, voorraden, munitiën, reserves raken uitgeput; vanwaar moet nieuwe aanvoer komen, wanneer alles is verteerd, of tengronde gericht? Dat zijn omstandigheden, waaronder men, zooals de krijgsgeschiedenis op zoovele harer bladzijden leert, met grond op een wapenstilstand, als het begin van het einde van dezen moorddadigsten aller oorlogen mag hopen. |
|