geven van den belangrijken arbeid van het Nederlandsch Bijbelgenootschap.
l.S.
T. Landré. De Moderne Woning-Inrichting. Geïllustreerd. Maatsch. v. Goede en Goedkoope Lectuur. Amsterdam.
Ongetwijfeld is dit een aardig boekje. Doch het had nog veel aardiger kunnen zijn, als het minder eenzijdig ware geweest.
Schrijver en uitgeefster hebben dit gevoeld en verklaren vooraf die eenzijdigheid in de illustreering door ‘gemis aan medewerking van verschillenden onzer nijverheidskunstenaars’. De lezer vraagt zich dan echter af of het niet beter ware geweest eerst zich van de medewerking van die andere nijverheidskunstenaars te verzekeren, vóór tot de uitgave van dit werkje over te gaan. Immers al onttrokken zich verschillende onzer nijverheidskunstenaars, toch zeker niet alle?
Doch aan den anderen kant past die eenzijdige illustratie verrukkelijk bij den eenzijdigen tekst. Die ons brengt de zuivere en ongetwijfeld-Berlagiaansche dogmatiek in dezen. Die dogmatiek moeten we natuurlijk bewonderen, maar zooals we elke andere dogmatiek bewonderen, namelijk met de noodige reserve en met de onmisbare scepsis. De menschelijke geest schijnt het nu eenmaal niet zonder dogma te kunnen doen - enfin, als hij van dit hulpmiddeltje om de waarheid te benaderen, dan maar niet de waarheid zelve maakt!
Die eenzijdige dogmatiek zien we hier aan het werk als ze over de woning van een gezeten werkman, bestaande uit: wooneet- en slaapkamer handelt als over ‘de woning’ bij uitnemendheid. En ook als ze weer het oude deuntje afdraait: wij hebben geen eigen cultuur omdat we nog wachten op die der gemeenschap; daarom leven we in de beroemde ‘overgangsperiode’; tengevolge daarvan missen we de schoonheid en het gevoel daarvoor; maar als we nu maar weten dat schoonheid geen losbandigheid maar gebondenheid is, en dat bouwkunst en kunst der gebruiksvoorwerpen van ouds de kunsten der strengste gebondenheid zijn geweest, dan zijn we nog niet verloren voor de nieuwe, de groote kunst.
Best - en verder? Ja, nu komt het eigenlijke eerst. Zeer aardige opmerkingen over de inrichtingen van die kamers die dan hier ‘de woning’ vormen. Opmerkingen waarvan men wel eens vraagt of dit nu nog moet gezegd worden, maar die zeker volkomen waar zijn en veel er toe kunnen bijdragen om het tekort aan smaak bij velen onzer landgenooten eenigszins aan te vullen.
G.F.H.