Onze Eeuw. Jaargang 14(1914)– [tijdschrift] Onze Eeuw– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 139] [p. 139] Verzen Door P. Otten. Elven liedje. Onze handjes tillen het nev'len gordijn Bij het dageraên Naar 't hooge plein, Waar de wolken gaan; En we tuimelen weer Met de zon in den rug op de heuvelen neer. En zacht door de rust van het middagbosch Ruischt ons gewiek Langs 't bronzen mos, Of maakt hooge muziek In het zilv'ren priëel Van een stillen, zonwindverlaten abeel. En vaak op een blanken, zonnigen dag Klinkt aan de zee Onze parelen lach Met de branding mee, En vliên we in een rist Door het wijdspattend schuim als een gouden mist. [pagina 140] [p. 140] En dan weer gaan onze scharen op Uit den lichtenden dauw Van een heuveltop, En volgen in 't blauw Met gonzend gezoem Een dolende pluis van een paardebloem. En herdenken wij wel in een donk'rende del Der uren rij Van ons wisselend spel - Niets is zoo blij In der dagen duur Als het vlottend geluk van het eigen uur. [pagina 141] [p. 141] Rondeel. Aan de blanke morgenzee, Waar de trage golven krulden, En de schuimen vlokken guldden, En een zonnig zeil verglêe - Waar de meeuwen boven 't ruim Wiekten van de golve(n)dellen, Rank als sneeuwige kapellen Langs de bloesem van het schuim - Waar 'n ivoren wolkje voer Door de waat'ren van den hemel Naar het nevelig gewemel Boven einders verre vloer - Aan den dorpel van den dag Heb ik 't leven niet gevonden Zoo verwonderlijk verwonden Als ik het gewoonlijk zag. Al de lied'ren smart en vreugd, Die uw broed'ren met u zingen In een zelfde schamel dringen Naar vergetens leeg geneucht; Al hun lied'ren vreugd en smart Moet gij, willig off'rend, geven Voor het neuren, aangeheven In de stilten van uw hart; [pagina 142] [p. 142] En door levens stagen vloed Dit als eenig schoon beluist'ren, Tot uw oogen komen duist'ren Witte ving'ren, onvermoed.... Ouder waarheid zilvr'en vreê - Nu om nimmer te vergeten - Heb ik weer op nieuw geweten Aan de blanke morgenzee. Vorige Volgende