Onze Eeuw. Jaargang 14(1914)– [tijdschrift] Onze Eeuw– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 293] [p. 293] Verzen Door Herman Middendorp. Het land van droom. O dit weemoed-blij begroeten van den dag die zwijgend schrijdt over 't land met stille voeten, de oogen groot van lijdzaamheid.... O dit schemer-zacht verlangen dat zijn weeke wijzen neurt naar het land waar met gezangen smart om veel verlorens treurt; - waar de bloemen van het lijden wiegen zacht en geuren-zwaar, waar de tranen glanzend glijden, als de sterren wonderbaar. Lief, wij hebben veel gezworven, veel gehoopt, en lang geschreid om wat eenzaam is gestorven eer een kus het had gewijd. [pagina 294] [p. 294] Maar wij zullen eens hervinden 't land der lieve lijdzaamheid, Waar de bloemen die wij minden in der smarten stervens-tijd geuren-zachter zijn herrezen, droomender van tinten-gloed, - land van vrede waar geen vreezen, zelfs van dood, ons deinzen doet. [pagina 295] [p. 295] Afscheids-mijmering. Nog eenmaal keeren al mijne oude droomen, nog eenmaal wil mijn ziel gelukkig zijn, als in een vreemden tempel opgenomen waar schemering van stillen kaarsenschijn en zachte zweving van gewijde aromen doolt in de rust; - dan valt het zwaar gordijn terug; - wat dood is kan niet wederkomen, al wat gestorven is wordt zwart venijn. Voorbij, voorbij, het leven wil de daad, er niet de zoete dwaasheid der gepeinzen om wat verging, de dagen gaan zoo snel... En gij die zonder liefde en zonder haat in spel de schoonheid mijner ziel deed deinzen, gij wist niet wat ge deedt, vaarwel, vaarwel... Vorige Volgende