toestand, door de laatste verkiezingen in 't leven geroepen, orde te scheppen. Waar en op welk program een duurzame meerderheid te vinden? Socialisten en radicalen, om ze met namen te noemen: de groepen Jaurès, Caillaux, Augagneur, vormen in de Kamer nog lang de meerderheid, maar niet geheel. Doch de personen, die deze groepen uitmaken, zijn voor een deel gekozen op 't program van 3-jarigen diensttijd, hervorming der financiën, evenredige vertegenwoordiging, dus het tegendeel van 't program van Pau. Hoe zich nu te orienteeren? Naar den wil der kiezers, gebleken uit de leuzen, die de meerderheid verkregen, of naar de partijgroepeering? Er zijn drie omstandigheden, die elke eenigszins vaste oriënteering schier onmogelijk maken. Vooreerst de groote onbetrouwbaarheid der personen, die, in steeds wisselende combinaties in den wedloop om de portefeuilles, nieuwe ministeries aan het bewind brengen en ze dan weer omverwerpen. Dan, als natuurlijk gevolg daarvan, de steeds door persoonlijke overwegingen bepaalde stemmingen. Een ministerie heeft niet slechts een meerderheid in de Kamer noodig, maar ook een zuiver republikeinsche meerderheid, waarvan uitgesloten zijn allen, die min of meer ‘rechts’ zijn, als progresissten, Briandisten, zelfs ex-Briandisten. Eindelijk: de gebiedende eisch der kiezers: een reformbill, die reeds voor 4 jaar een meerderheid verwierf, wordt steeds verschoven: want elke reformbill brengt immers dadelijk nieuwe verkiezingen mede, is dus een doodvonnis, dat een Kamer, die pas optreedt, niet over zichzelf uitspreekt, en een Kamer, die tegen 't einde loopt, nog minder, daar de ‘députés’ vreezen hun zetel niet te zullen behouden. Ergo...
Onder deze omstandigheden was de erfenis van 't Kabinet Doumergue niet licht te aanvaarden. Poincaré richtte zich tot een der zittende ministers: Viviani, na bespreking met tal van députés en sénateurs. Viviani trachtte met een dubbelzinnige formuleering omtrent de brandende quaestie der landsverdediging een min of meer verzoenend bewind te vormen, dat ter zelfder ure schipbreuk leed. Toen wendde de president zich tot den algemeen geachten Ribot, die een regeering vormde, ja wel van links maar met de groote namen van Bourgeois en Delcassé, en met ondubbelzinnig handhaven van den 3-jarigen diensttijd, d.w.z. met de verwachting een vaderlandsche meerderheid te vinden, waar de socialisten buiten zouden blijven. Deze, voor de partij van orde en echt nationalen zin geruststellende uitkomst wekte in zoo hevige mate de woede op van de ultra's, dat het schijnbaar sterke bewind