| |
| |
| |
Buitenland.
De vrede is geteekend. Toen op het laatste oogenblik nog allerlei uitvluchten werden gezocht, greep lord Grey op de conferentie te Londen op het beslissende oogenblik in en dwong de gezanten der oorlogvoerenden, door te dreigen met de macht der vereenigde mogendheden om zelf vredesvoorwaarden te stellen, tot onderteekening der reeds overeengekomene. Maar met dien vrede, gesloten op den reeds vroeger bepaalden voet, zoodat Turkije in Europa niets behield dan alleen Konstantinopel met omgeving en eenige eilanden, terwijl Albanië, binnen zijn thans in het algemeen vastgestelde grenzen, onafhankelijk zou blijven, waren de moeilijkheden nog volstrekt niet voorbij. Thans kwam de bedenkelijke kwestie over de verdeeling van den buit tusschen de overwinnaars en welhaast stonden Grieken en Serviërs samen scherp tegenover Bulgarije. Zoo hoog liep de oneenigheid met name over Macedonië, dat de Grieksche en Bulgaarsche legers bij Saloniki handgemeen werden, in Sofia en Belgrado weder de staat van beleg werd afgekondigd en de reeds aan de wederzijdsche grenzen verzamelde troepen ieder oogenblik gretig het sein tot den aanval verwachtten. Toen trad ditmaal de Tsaar van Rusland met scherpe telegrammen tusschenbeiden en verbood uit zijne machtsvolkomenheid den ‘broedermoord’, dreigend dengene, die beginnen zou, met Rusland's gewapende tusschenkomst. Het scheen een oogenblik te helpen maar weldra begon de oneenigheid opnieuw en dreigden opnieuw de bondgenooten van gisteren de meest verbitterde vijanden te worden. Het met al te fiere overwinningszekerheid optredende Bulgarije, het verbitterde Servië, dat zijne aanspraken op een deel van Macedonië niet wil opgeven, het op het definitief bezit van Saloniki gestelde Griekenland verkeeren nog steeds in heftige gisting en het einde is nog niet te voorzien. De schandelijke moord op den uitnemenden, algemeen betreurden Jongturkschen grootvizier Mahmoed Sjefket Pasja, blijkbaar door de
partij van reactie bedoeld als het begin van een revolutie tegen de Jong- | |
| |
Turken, bracht ook Turkije weder in hevige beweging te midden van de ellende van den hopeloos verloren krijg en de plannen tot hervorming van bestuur en tot exploitatie van Klein-Azië. Zoo bruist het nog voortdurend in den heksenbrouwketel van den Balkan en niemand kan zeggen, wat daar de dag van morgen kan brengen, al geeft de oogenschijnlijk vaste houding der groote mogendheden reden tot gerustheid. Maar Oostenrijk en Rusland op den Balkan?!
De samenkomst der vorsten te Berlijn, bij gelegenheid van het heugelijke huwelijk van den jongen erfgenaam der Welfische traditiën met de geliefde dochter des Keizers, schijnt een nieuwe waarborg voor den Europeeschen vrede; de vriendschappelijke verhouding der drie door bloedverwantschap nauw verbonden heerschers van de machtigste staten der wereld: Engeland, Rusland, Duitschland, belooft veel voor de naaste toekomst, ook al zou het ondoenlijk blijken den Balkanstaten het onderlinge vechten te beletten. De beslissing in de zaak van Skoetari toont glorierijk wat een vaste wil der mogendheden vermag en het is duidelijk, dat die vaste wil ten slotte op den Balkan wet zal wezen, vooral als Rusland en Oostenrijk het eens blijven. Maar intusschen vergeet geen mogendheid haar belang: Engeland in de Perzische golf, Rusland in Noord-Perzië en Mongolië, Frankrijk in Syrië, Italië op de eilanden in de Egeïsche zee - allen trachten te krijgen, wat er te krijgen is. Blijkbaar is er over dit een en ander volkomen overeenstemming verkregen en rest alleen de bevestiging in het besprokene. Maar de voorbeelden van Marokko en Lybië bewijzen, dat besprek nog geen bezit is. Frankrijk, maar vooral Spanje en Italië ondervinden het dagelijks aan den lijve. En broeit het ook in China, thans met handigheid door Joeantsjikai geleid, niet ten zeerste?
Maar te midden van dat alles werkt de vredesidee, waaraan de Leidsche universiteit, trouw aan hare nationale overleveringen, een welsprekende hulde bracht door de aanbieding van een eeredoctoraat aan vier groote vredesapostelen: Asser, Fried, Renault en Root, aldus een eeresaluut brengend aan vier mannen, die reeds in de praktijk veel verwezenlijkten van wat lang tot de idealen eener nog veraf liggende toekomst placht te worden gerekend. Zal Van Vollenhoven's plan even gelukkig zijn? De uiting van den Franschen minister Pichon, die een vredesparlement der natiën als een hersenschim beschouwt, die van onzen minister van buitenlandsche zaken, die van zoo menig diplomaat wekt ernstigen twijfel. Maar het nobele denkbeeld blijft desalniettemin, ook in den gunstigen
| |
| |
zin des woords, in de lucht zweven en zal zoo middellijk zeker ten goede werken.
Dat de oppositie tegen de vaderlandsche politiek, die met de verkiezing van Poincaré in Frankrijk aan 't roer kwam, spoedig zou ontwapenen, was niet te verwachten. Het parlementaire stelsel toont daarbij wel, hoe groote gevaren het medebrengt, te meer omdat in beide kamers de ontbindende invloeden van partijpolitiek bijna gelijkelijk te voorschijn treden. Krachtige ministers hebben tegen intrigues niet minder in het Luxembourg dan in het Palais Bourbon te kampen. Gelukkig dat, tegen veler verwachting, na den val van Briand zijn opvolger Barthou pal staat voor het gehalveerde program: tijdelijk opgeven van de R.P. om alle kracht te zetten op de legerhervorming. Dat alle goede Franschen, tegenover de kolossale uitbreiding van het Duitsche leger, voor de weerbaarheid van het land moeten opkomen, zien velen in. De driejarige diensttijd voor alle wapenen is het minimum, waarvoor èn het hooge legerbestuur èn de Minister van Oorlog Etienne èn de geheele regeering strijden. Poincaré zelf heeft een der gevaarlijkste onder zijne persoonlijke tegenstanders, den ouden ‘tijger’ Clémenceau, van wien bekend was, dat hij het noodige voor de landsverdediging wilde doen, op het Elysée ontboden, om zich met hem te verstaan. Maar: de tegenstand blijft fel. De ‘unifiés’, Jaurès vooraan, antimilitaristen, die pas met een handjevol Duitsche socialisten te Bern een vredescongres hebben gehouden, doen alsof er geen wolkje aan de lucht is, militarisme slechts sociale reactie beduidt, en schelden op alles wat komt uit het hol van 't Elysée (‘l'antre’). Tal van ‘ministrabele’ radicalen, de welsprekende knoeier Caillaux, de oud-ministers Augagneur, Messimy e.a. komen met tegenontwerpen, om de regeering te doen struikelen en zelf de portefeuilles te bemachtigen. Tot nog toe zonder succes: bij herhaalde stemmingen in de Kamer bleven zij in de minderheid en is
het legerplan ‘in beginsel’ aangenomen. Het is evenwel bij de behandeling der R.P. wel gebleken, hoe onvruchtbaar zulke stemmingen in de Kamer dikwijls blijven. Hoe vaak heeft de Kamer niet het beginsel der R.P. aanvaard, en toch - dank zij den Senaat - zullen de verkiezingen van 1914 bij het oude ‘scrutin d'arrondissement’ plaats hebben.
Van veel beteekenis voor de aanhangige questie zijn de oproeren, die in verschillende streken van Frankrijk in de kazernes zijn voorgekomen. Zij zijn evenwel volstrekt niet, gelijk werd verkon- | |
| |
digd, een spontaan antwoord van het leger tegen de verzwaring van den diensttijd geweest. Onderzoek heeft uitgemaakt, dat men hier met de systematische propaganda te doen heeft, die revolutionaire syndikaten onder de soldaten maken. De regeering erkent, dat het meer dan tijd is om in te grijpen. De syndikaten, vereenigd in de C.G.T., zijn een staat in den staat geworden. Zij maken niet slechts misbruik van de bevoegdheden hun door de wet van 1884 (de wet nog van Waldeck-Rousseau) verleend, maar zijn geheel ontaard en kunnen ook met die wet zelf worden getroffen. Dat de vakvereenigingen behooren te blijven binnen de sfeer der belangen en voorwaarden van werk en bedrijf, dat zij alleen onder de arbeiders in het vak zelf haar leden mogen werven, dat ook voor de combinatie van verschillende syndikaten grenzen te stellen zijn: aan dit alles is de hand niet gehouden door medeplichtige regeeringen, die gedurende een tien jaren de maatschappij hebben ontwricht en nu in 't leger de nederlaag voorbereiden (‘organiser la défaite’). Mocht al eens een syndikaat ontbonden zijn, aanstonds werd het op nieuw in elkaar gezet. Niet de vakbelangen maar de machtspositie der arbeiders was het doel. Leiders, die niets met het werk zelf te maken hadden, voerden den hoofdtoon. Eindelijk is het nu duidelijk geworden, dat de school en het leger werktuigen moeten worden in handen van revolutionairen zonder vaderland. Merkwaardig genoeg, dat het werk van herstel met kracht door de vroegere socialistische ministers Briand en vooral Millerand is ter hand genomen. Nu, naar aanleiding der genoemde onlusten, bereidt het tegenwoordige bewind krachtige maatregelen voor tegen de C.G.T., die met ontbinding bedreigd wordt, terwijl de oproerige soldaten voorbeeldig zijn gestraft.
Dat de partij van Jaurès met vele helpers onder de oude Combisten rumoerig voor de heilige rechten van 't volk zal opkomen en een verwoeden kamp voorbereidt, zal de regeering niet doen wankelen. Laat ons hopen, dat Poincaré en zijn helpers de taak tot een goed einde zullen brengen.
Inmiddels is, in 't voorlaatste jaar van haar bestaan, het parlement in de Junimaand nog niet gereed met het budget van 1913!
De Giornale d'Italia, tevreden met het vonnis als de meeste dagbladen, noemt het vonnis van het Fransch-Italiaansche scheidsgerecht in Den Haag in zake de Carthage en de Manouba: ‘juridisch billijk en verstandig uit een politiek oogpunt’. Maar al had deze gelukkige coïncidentie hier plaats gevonden, in die weinige
| |
| |
woorden ziet men tevens een van de groote zwakheden, die dergelijke arbitrage eigen is. Indien het voor partijen zoo al niet de hoofdzaak dan toch een vereischte is, dat zulk een vonnis politiek verstandig zij, dan zal het Hof de moeilijke taak hebben beiden tevreden te stellen, althans in zoover tevreden, dat de litigenten zich bij het vonnis neerleggen, en dan zal dikwijls met het recht geschipperd moeten worden. Nu is deze wederzijdsche ingenomenheid door bovengenoemd vonnis op meesterlijke wijze verkregen en in Italië als in Frankrijk wordt de lof der arbiters gezongen, maar, afgezien van dit geval, zal het meerendeels mogelijk zijn het recht niet te schenden en partijen te bevredigen?
Men make zich niet wijs, dat men door verplichte arbitrage ook rechtspraak zou verkrijgen.
Indien het Hof van Arbitrage bij zijne uitspraken niet eene sanctie beschikbaar heeft, eene kwestie, die velen in den lande, van wie men zulks niet zou verwachten, met onrust vervult, dan zal het Hof in naam rechter, maar in werkelijkheid slechts bemiddelaar zijn en zelfs niet naar billijkheid, nog veel minder naar recht, maar slechts naar de politieke eischen van beide partijen moeten oordeelen.
Wat niet zeggen wil, dat daarom politievloot of leger zoo gewenscht is. Integendeel voor het behoud van den lieven vrede is het beter, dat het Hof van Arbitrage een geniale uitspraak doet als deze, die weet te geven en te nemen, in plaats van met de overtuiging, dat in de omtrek van de Prinsengracht het politieleger sluimert om bij eerste aanvraag van de meest gereede partij het haar toegewezene te vuur en te zwaard te sanctioneeren, de regelen van de verschillende conventie's streng te interpreteeren en een stroef juridische uitspraak te geven, die partijen nog meer zou verbitteren dan het conflict zelve. Om die reden wensch ik den pacificisten van harte toe, dat zij nog lang niet het genoegen zullen hebben de fregatten van de politievloot, getooid met den vlag van effen goud of van blauw met een gouden hamer, waartusschen nog moet gekozen worden, den Waterweg te zien binnenzeilen.
Voldoet het vonnis den politicus? Zeer zeker. Volgens de Secolo heeft Dr. Fusinato, lid van het Scheidsgerecht, gezegd: ‘Wij waren op den rand van den oorlog. Welnu, de oorlog is vermeden door een vonnis van achttien bladzijden, het titelblad inbegrepen’.
In de Fransche als in Italiaansche bladen wordt weer een beroep gedaan op de gemeenschappelijke belangen der beide natiën.
| |
| |
Men is er verheugd, dat de langdurige, uiterst moeilijke arbeid der staatslieden, die eindelijk verkreeg, dat het groote wantrouwen, dat tusschen Frankrijk en Italië zoo lang had bestaan, voor betere relaties plaats maakte, dat die arbeid niet plotseling door een gering conflict als het onderhavige verloren ging.
Erkend moet dus worden, dat Italië, waarvan het voorstel tot arbitrage, uitging een geheel onverplichte vredelievende daad verrichtte en der Fransche regeering waarschijnlijk een grooten dienst bewees. Apprecieert Frankrijk dit? Trekt de Fransche natie leering uit het incident? Ziet zij in, dat hare verontwaardiging niet al te gegrond was? De ijdelheid der Franschen is weer voor een oogenblik voldaan, omdat zij meenen, dat hunne eischen zijn toegewezen, maar het ware goed, dat de Fransche pers haren lezers eens duidelijk onder het oog bracht, dat zoowel bij de Carthage als bij de Manouba de eisch, dat het het Scheidsgerecht behage Italië te veroordeelen aan Frankrijk te betalen één franc schadevergoeding wegens schending van de vlag en te betalen honderdduizend francs tot herstel van moreele schade aan Frankrijk toegebracht wegens het niet in acht nemen der regels van het internationale gemeene recht en de tusschen Italië en Frankrijk overeenkomsten bestaande, is afgewezen. Het vonnis overweegt te dien aanzien dat wanneer in een arbitraal vonnis geconstateerd wordt dat eene Macht niet aan hare verplichtingen heeft voldaan, zulks op zich zelf reeds eene sanctie is en dat dit niet eene supplementaire behoeft als door Frankrijk geeischt.
Dat is politiek een meesterzet. Met zulk een uitspraak in zijne courant kan men rustig in het Café de la Paix te Parijs een whisky drinken en zeggen: ‘We hebben die franc wel niet gekregen, maar zij weten nu dat zij hunne verplichting niet nakwamen. Wij waren in het gelijk’! Maar even tevreden is men in het Caffé Aragno aan het Corso te Rome of zelfs in een kleine trattoria aan de Via Buonarotti, waar men onder het genot van een vermouth met selzer zal zeggen: ‘de Franschen hebben hun franc, pour atteinte portée au pavillon français, niet gekregen. Wij waren in het gelijk’.
Voldoet het vonnis den juristen?
Volgens welke regels is vonnis gewezen? Volgens het ongeschreven recht of volgens de voorschriften der Conventie's van 1909? Volgens de laatste. Waarom? Ik weet niet, of de akte van compromis een artikel bevat, dat zulks beslist; ik kan mij echter moeilijk voorstellen dat, waar de Italiaansche officieren blijkbaar
| |
| |
handelden op grond van artikel 216 van het Wetboek op de Handelsmarine, Italië onvoorwaardelijk de Conventie's van 1909 wilde zien toegepast, conventie's, die nog niet geratificeerd waren. Dit was dus vermoedelijk een open vraag en een gemotiveerde beslissing te dien aanzien ware belangwekkend geweest.
Een van de meest gewichtige vragen, n.l. in hoeverre de aeroplaan aan boord der Carthage absolute of relatieve contrabande was en of Tunis in deze, waar feitelijk Turkije geen kust meer in Tripoli bezat, de kracht van een neutrale tusschenhaven behield, wordt in het vonnis ter zijde gelaten, omdat de gegevens van de Italiaansche regeering om een vijandelijke bestemming te vermoeden niet voldoende waren. Het Scheidsgerecht geeft helaas geen criterium voor dit al of niet voldoende zijn, maar de overweging, dat het telegram van Marseille, houdende uitlatingen van den mecanicien van den aviateur, niet meer ter zake dienen kon, omdat dit ontvangen werd, nadat de Carthage naar Cagliari vervoerd was, is m.i. onjuist. Er kunnen op het oogenblik van zulk eene aanhouding allerlei gronden bestaan, zelfs onbekend aan de regeering, die de opdracht tot aanhouding gaf. Zij heeft alleen daarvoor zorg te dragen, dat, wanneer de zaak voor een Prijzenhof dient, er voldoende materiaal aanwezig is om aanhouding of inbeslagneming te wettigen. Waarom voegt het Scheidsgerecht, indien haar opvatting de juiste is, er nog aan toe: ‘d'ailleurs, elle (la dépêche de Marseille) n'aurait pu, dans tous les cas, fournir des motifs suffisants’? Bovendien, al waren de gegevens omtrent dit vliegtuig speciaal niet voldoende gegrond, zoo kan niet geloochend worden, dat de vermoedens omtrent contrabande, die in het algemeen via Tunis vervoerd werd, maar al te zeer gegrond waren en dat derhalve ten opzichte van dezen aeroplaan reeds een vermoeden in het nadeel bestond. Vast staat immers, dat de Italiaansche regeering reeds maanden te voren zich bij het Fransche gouvernement had beklaagd; dat de Fransche regeering toegezegd had de zaak in onderzoek te nemen; dat zij dit niet met noodige ijver heeft gedaan. En wanneer men nagaat, wat de toenmalige minister Poincaré omtrent zijn voorganger van Buitenlandsche Zaken in de Kamer moest erkennen, dan zal men toegeven, dat het
geduld van Italië ten einde mocht zijn en dat een zelfstandig ingrijpen gemotiveerd was. Ten slotte, indien de uitspraak steunt op de regels der Conventie van 1909, dan is er een actie tot schadevergoeding conform art. 64 wegens inbeslagneming van het vliegtuig, eventueel wegens die der postzakken, welke laatste maatregel door het Gerecht erkend is te zijn
| |
| |
geschied ter bevordering van de verzending der brievenmaal Maar waarop steunt de eisch tot schadevergoeding wegens het opbrengen van de Carthage, die niet in beslag genomen is (saisie) maar slechts werd meegevoerd?
Ten aanzien van de Manouba wordt gezegd, dat zij is aangehouden ‘dans les parages de l'île de San Pietro’, d.i. in de kustwateren van dit eiland, dus in territoriale wateren van Italië. Het Hof noemt het voeren van de Manouba naar Cagliari onwettig op grond van het feit, dat de bevelvoerende officier geen sommatie deed tot afgifte der 29 Turken. Maar indien de motieven van Italië tot gevangenneming voldoende waren, hetgeen door het Hof erkend wordt, is er dan deze sommatie, voor zoover in volle zee noodig, ook in territoriale wateren vereischt? En zoo ja, is niet iedere politiemaatregel in deze wateren geoorloofd en had Italië niet het recht, om welke reden ook de Manouba naar Cagliari te brengen? Ten overvloede meen ik, dat de toestand van het weer zoo slecht was, dat de afgifte der Turken onmogelijk was en een sommatie derhalve zonder zin, zoodat de sommatie moest worden uitgesteld ten behoeve van Frankrijk tot de aankomst in Cagliari, en de tegenpartij daarvan nimmer een middel mocht maken.
Het Hof neemt dus aan, dat het voeren van de Manouba naar Cagliari onwettig geschiedde; de Turken werden dus op onwettige wijze naar Cagliari gebracht, maar dit vicieert niet, zegt het Hof, de sommatie te Cagliari daarop verricht. Maar wat wettig is in Cagliari, kan onder omstandigheden onwettig zijn in volle zee. Het komt mij voor, dat het systeem van het Hof tot noodlottige gevolgen kan leiden. Een neutraal schip, uit volle zee gebracht naar de haven van den oorlogvoerende of van diens bondgenoot, verliest zijn neutraliteit voor zoover het in open zee onaantastbaar is. Zoo b.v. werd in 1810 Lucien Bonaparte op een Amerikaansch schip, liggende in datzelfde Cagliari, door de Engelschen gevangen genomen. Dit was gewettigd, daar de Koning van Sardinië bondgenoot was van Engeland in oorlog met Frankrijk.
In het systeem van het Hof had men, indien het Engelsche fregat Pomona Lucien Bonaparte op een neutraal schip in volle zee had aangetroffen, dit schip slechts naar Cagliari behoeven te brengen, om zoo met het opbrengen van het schip wel een onrechtmatige daad te verrichten, een daad echter, die de gevangenneming van Bonaparte, die daar wettig werd, niet zou vicieeren.
Is er door het vonnis meerdere rechtszekerheid ontstaan?
Noch ten aanzien van de Carthage noch ten aanzien van de
| |
| |
Manouba laat het Scheidsgerecht er zich over uit, in hoeverre men motieven moet hebben om dergelijke handelingen rechtsgeldig te verrichten. In een analoog geval zal Italië niet nalaten op analoge wijze te handelen, en wanneer men nagaat, hoe door Engeland in het begin van den Boerenoorlog de Duitsche Maibooten ‘General’ en ‘Herzog’ zijn behandeld, dan kan men niet anders erkennen dan dat Italië in deze met de meeste diligentie en nauwgezetheid is te werk gegaan en dat de woede der Fransche natie veeleer tegen haar eigen gouvernement dan tegen de Italiaansche marine moest gekeerd zijn.
Ten slotte meen ik, dat het vonnis, hoeveel succes het ook in concreto heeft gehad, niet een verstrekkende werking zal hebben, omdat Italie zich door de luttele schadevergoeding, waartoe het is veroordeeld, terwijl het bovendien op het kardinale punt, de Manouba, in het gelijk is gesteld, zich niet zal laten weerhouden, waar het moet, hare belangen in de Middellandsche zee krachtig te handhaven.
Mr. C.L. Torley Duwel. |
|